4.3.2De bewijsmiddelen
Met betrekking tot feit 1:
[slachtoffer 4]heeft op 3 september 2013 aangifte gedaan namens Bart Smit aan de [adres 3] te Tilburg dat een man steeds op dezelfde wijze winkeldiefstallen pleegt door een doos speelgoed van het merk Playmobile en Lego te pakken en dit bij de beveiligingspoortjes bij de uitgang boven zijn hoofd te tillen en zo naar buiten te lopen.
Die dag was de man in de winkel geweest en aangeefster zag later op de camerabeelden dat de man binnenkwam, meteen naar het rek liep en een grote blauwe doos pakte, waarna hij bij de uitgang de doos boven zijn hoofd tilde en door de beveiligingspoortjes liep.
De afgelopen 2 weken mist Bart Smit 5 dozen van Playmobile of Lego ter waarde van respectievelijk € 79,99, € 109,00, € 109,99, € 129,99 en € 119,99
Verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4]hebben de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat de beelden van die eerdere dagen steeds dezelfde man betrof. Verbalisant [verbalisant 2] zag even later over de Korvelseweg een man lopen in dezelfde kleding als de man van de beelden en herkende hem daarna als de man van de camerabeelden aan zijn gelaat, neus, haardracht, haarkleur en postuur.
De man werd staande gehouden en het bleek verdachte te zijn.
De rechtbankheeft op de zitting aan verdachte de foto’s voorgehouden welke in het dossier vanaf pagina 26 (d.d. 27 augustus 2013), vanaf pagina 33 (d.d. 30 augustus 2013) en vanaf pagina 42 (1 september 2013) zijn opgenomen en heeft zelf waargenomen dat de man op die beelden steeds verdachte is. Op de foto’s van 1 september 2013 lijkt het haar wat korter, maar het betreft nog steeds hetzelfde postuur met dezelfde handen en met name op de foto’s op pagina 46 en 55 is verdachte duidelijk herkenbaar.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de mogelijkheid aanwezig zou kunnen zijn dat niet verdachte, maar zijn tweelingbroer de dader zou kunnen zijn, nu dat verweer onvoldoende onderbouwd en daardoor niet aannemelijk geworden is. De verdediging heeft niet, door bijvoorbeeld een doktersverklaring, aangetoond dat verdachte inderdaad een eeneiige tweelingbroer heeft. Bovendien is het verweer oncontroleerbaar, nu niet eens een foto van die tweelingbroer is overgelegd, waardoor niet vastgesteld kan worden of die broer wel op verdachte lijkt. Zij acht daarom deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4:
Met betrekking tot feit 2:
[slachtoffer 1]heeft verklaard dat hij op 19 augustus 2013 omstreeks 22.10 uur een damesfiets, merk Gazelle, met een dubbele fietstas in de achtertuin van zijn woning aan de [pleegplaats 1] te Goirle heeft geplaatst. Op 20 augustus 2013 omstreeks 07.55 uur was de fiets weg. De postcode van zijn vader ([postcode 1]) was erin gegraveerd.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft verklaard dat hij op 20 augustus 2013 om 04.47 uur op een melding van een woninginbraak afging. Hij trof een man aan in een brandgang aan de Maasbogt in Goirle en deze man, die verdachte bleek te zijn, wees van de twee daar staande fietsen een fiets met fietstassen aan als zijnde zijn fiets. [verbalisant 1] hoorde zijn collega [naam 3] zeggen dat de fiets de gegraveerde postcode [postcode 1] met huisnummer 55 had.
Verdachteheeft verklaard dat hij op 19 augustus 2013 in het bezit was van de door de politie aangetroffen Gazelle damesfiets met dubbele fietstassen.
De rechtbankheeft via Google vastgesteld dat de vader van aangever [slachtoffer 1] woonachtig is op postcode [postcode 1] aan de [adres 4] te Tilburg op huisnummer 55.
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze fiets heeft gestolen. Dat niet hij maar een ander de fiets zou hebben weggenomen is, gelet op de korte tijdspanne, onaannemelijk. Gezien de bewijsmiddelen is de verklaring van verdachte dat hij deze fiets al drie jaar eerder bij het RIBW had gekocht volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht om deze redenen feit 2 onder primair wettig en overtuigend bewezen.
Nu uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat zijn achtertuin te bereiken is via de oprit langs het huis en is afgesloten met een poort zonder slot, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat verdachte door middel van inklimming de fiets heeft bemachtigd. Van dat deel van de tenlastelegging spreekt zij hem dan ook vrij.
Met betrekking tot feit 3:
[slachtoffer 2]heeft verklaard dat tussen maandag 19 augustus 2013 te 07.00 uur en dinsdag 20 augustus 2013 te 07.00 uur uit de schuur van haar woning aan de [adres 1] te Goirle goederen waren verdwenen. Zij zag dat de gereedschapskist was leeggehaald en al het gereedschap op de grond lag. Haar boormachine, merk Black en Decker, nog nieuw in de verpakking, was weg en een paar emmers yoghurt. In die emmers zat echter geen yoghurt, maar tomatensaus. De fiets van haar zoon, die in de schuur stond met de sleutel erop, bleek nu op slot te staan en de fietssleutel met daaraan ook de huissleutel waren weg. Die sleutelbos zag zij echter de daaropvolgende ochtend in de brandgang achter haar schuur liggen. De poort naar de achtertuin was afgesloten.
Op 28 augustus 2013 las zij in een weekblad dat er spullen waren aangetroffen, waaronder een boormachine en een keukenset. Zij ging kijken in haar schuur en ontdekte dat er ook een keukenset, welke nog nieuw in de verpakking zat, weg was.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft verklaard dat hij op 20 augustus 2013 om 04.47 uur op een melding van een woninginbraak afging. Hij stond in een brandgang aan de Maasbogt in Goirle toen verdachte op hem af kwam lopen met een keukenset nog nieuw in de verpakking in zijn handen. Verdachte wees [verbalisant 1] aan met welke fiets hij was en in de fietstassen van die fiets zaten, zo hoorde [verbalisant 1] van zijn collega [verbalisant 5], een gloednieuwe boormachine, alsmede emmers koude yoghurt.
Verdachteverklaarde desgevraagd dat in de plastic emmers yoghurt en bavarois zat welke van hem was. Nadat de politie hem vroeg hoe het kan dat er geen yoghurt in zat, maar tomatensaus, verklaarde verdachte: “Dat kan als zij dat verklaart.”
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft ingebroken in de bewuste schuur door over de poort te klimmen. Zijn verhaal dat hij de keukenset in een brandgang had gevonden is volstrekt onaannemelijk en strookt niet met het aantreffen van de overige, uit de schuur afkomstige voorwerpen, waarbij met name het gegeven dat in de emmers met als opdruk yoghurt de inhoud – anders dan door verdachte is verklaard - bleek te bestaan uit tomatensaus voor de rechtbank doorslaggevend is geweest. Ook de stelling van verdachte dat hij maanden geleden een nieuwe boormachine had gekocht en deze al die tijd in de verpakking had laten zitten, terwijl hij deze juist nu in zijn fietstas had gedaan om te gaan klussen, is ongeloofwaardig.
Met betrekking tot feit 4:
Vanaf pagina 25 doet [slachtoffer 3] aangifte dat op dinsdag 20 augustus 2013 tussen 04.40 en 05.00 uur werd geprobeerd in te breken in zijn woning aan de [adres 2] te Goirle. Hij zag dat de schuifpui was ontzet en deze kon niet meer open.
Zijn buurvrouw [naam 5] zag twee mannen, een buiten de poort en de andere in de tuin.
Hieruit kan de rechtbank niet afleiden dat het verdachte moet zijn geweest die bij deze poging tot inbraak betrokken was. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 5:
[naam 6]heeft aangifte gedaan namens de Hema, [adres 5] te Tilburg.
Hij verklaarde dat hij op 5 juli 2013 omstreeks 10.45 uur een man een dekbed uit het schap zag pakken.
De man liep daarmee richting de hoofduitgang, keek enkele minuten om zich heen en verliet toen de winkel zonder het dekbed ter betaling aan te bieden. [naam 6] volgde hem en heeft de man om omstreeks 10.55 uur staande gehouden op de [adres 5] en aan de politie overgedragen.
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]kregen op 5 juli 2013 om 11.23 uur van [naam 6] een man overgedragen en dat bleek verdachte te zijn.
Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9]hebben op 5 juli 2013 omstreeks 15.40 uur met teamleider [teamleider] van de Hema de barcode van het dekbed dat verdachte bij zich had gecontroleerd maar deze was volgens het kassa-systeem de hele week nog niet verkocht geweest.
De rechtbank acht op grond hiervan dit feit wettig en overtuigend bewezen, nu de stelling van verdachte dat hij het dekbed had afgerekend niet de waarheid kán zijn.