ECLI:NL:RBZWB:2015:1576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
02/800311-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prenger
  • A. Meeuwisse
  • J. de Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van afpersing na toetsing aan arrest Hoge Raad

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 februari 2015, waar de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging betrof geweld en bedreiging met geweld tegen een slachtoffer, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd om een geldbedrag van ongeveer 55 euro af te persen.

De rechtbank heeft de feiten vastgesteld op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Het is gebleken dat de verdachte op 27 maart 2014 in Breda, samen met medeverdachten, betrokken was bij een poging tot beroving van het slachtoffer in het Valkenbergpark. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en niet actief betrokken was bij de beroving. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten en getuigen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen van de afpersing.

De rechtbank heeft daarbij het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 in acht genomen, waarin is bepaald dat voor medeplegen sprake moet zijn van nauwe en bewuste samenwerking. Aangezien de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte op nihil begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800311-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsvrouw mr. Lut, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 februari 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
hij op of omstreeks 27 maart 2014 te Breda,
op/aan de openbare weg en/of een voor het publieke toegankelijke plaats, te
weten het Valkenbergpark,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 55 euro, althans van enig
geldbedrag en/of een identiteitskaart, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen diens
oog/gezicht en/of hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of getrokken en/of
tegen/op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans
eenmaal met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben
geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer]
heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer] daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "staan
blijven" en/of "Geef geld!" en/of "Give money!", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 27
maart 2014 te Breda, althans in Nederland
op/aan de openbare weg en/of een voor het publieke toegankelijke plaats, te
weten het Valkenbergpark,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 55 euro, althans van enig
geldbedrag en/of een identiteitskaart, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3],
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen diens
oog/gezicht en/of hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of getrokken en/of
tegen/op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans
eenmaal met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben
geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer]
heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer] daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "staan
blijven" en/of "Geef geld!" en/of "Give money!", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
welk feit hij, verdachte op of omstreeks 27 maart 2014 te Breda, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk heeft uitgelokt, door giften en/of beloften en/of geweld en/of
bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of inlichtingen en/of
middelen,
te weten door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] bij de Mc Donalds te
benaderen en/of aan te spreken en/of te vragen of zij geld wilden
maken/verdienen en/of voor hem, verdachte en/of
zijn mededader(s) geld wilden maken/verdienen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] mee te nemen en/of te
begeleiden naar (een donkere plek in) het Valkenbergpark en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] te zeggen/vertellen dat zij
de eerste persoon die zij in het park Valkenberg tegen zouden komen een klap
op de kaak moest(en) geven en/of het
geld van deze persoon moesten afpakken en/of weg moesten rennen, althans
uitleg te geven en/of een plan voor te houden hoe [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 3] iemand moesten beroven en/of [medeverdachte 3] iemand moesten beroven en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] te zeggen dat als [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] het niet deden dat hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) ze dan zoud(en) slaan en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] te vertellen wie wat
moest(en) doen, althans een taakverdeling af te spreken en/of
die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] voor te doen hoe zij iemand moest(en) slaan en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] aan te sporen om nogmaals
personen, te weten [slachtoffer] te benaderen en/of neer te slaan, want dan zouden
zij meer gaan verdienen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] een codewoord "pizza" te
geven op welk codewoord hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zou(den)
verschijnen en/of te hulp zou(den) schieten en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] te zeggen/beloven dat als zij
veel geld zouden hebben dat zij het geld zouden verdelen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een afpersing en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en delen van de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat verdachte van meet af aan als enige consistent heeft verklaard over hetgeen is voorgevallen. Medeverdachte [medeverdachte 4] daarentegen heeft zijn verklaring constant op essentiële onderdelen gewijzigd. De raadsvrouw acht de verklaring van [medeverdachte 4] volstrekt onbetrouwbaar, wellicht zelfs kennelijk leugenachtig. Zij verzoekt de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 4] om deze reden uit te sluiten van het bewijs.
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt niet dat verdachte betrokken is geweest bij het daadwerkelijk plegen van de afpersing. Nu de camerabeelden van de [horecagelegenheid] niet meer beschikbaar zijn en de verklaring van [medeverdachte 4] dient te worden uitgesloten van het bewijs, resteren derhalve de verklaringen van [medeverdachte 1] en[medeverdachte 3]. De verklaring van [medeverdachte 1] dient buiten beschouwing te worden gelaten omdat is gebleken dat hij onvoldoende in staat was om te begrijpen wat hem door de politie werd gevraagd en wat hij vervolgens heeft verklaard. Daar komt bij dat de verdediging zijn verklaring alsmede de verklaring van [medeverdachte 3], niet heeft kunnen toetsen bij de rechter-commissaris, nu beide getuigen zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Gelet op de Europese jurisprudentie kan een veroordeling niet ‘solely en decisively’ steunen op getuigenverkla-ringen die de verdediging desgevraagd niet heeft kunnen toetsen. Dit alles leidt de raadsvrouw tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Subsidiair is door de raadsvrouw betoogd dat de feiten, voor zover deze al zijn vast te stellen, niet kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feitenvaststelling:
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten vast:
Medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) heeft op 27 maart 2014 telefonisch contact gehad met verdachte. Tijdens dit gesprek heeft hij verdachte uitgelegd dat hij geld had weggenomen van zijn moeder en dat hij dit diezelfde dag met gokken had verloren. [medeverdachte 4] had snel geld nodig om het weggenomen geld te kunnen terugleggen. Verdachte en [medeverdachte 4] hebben vervolgens afgesproken om elkaar bij de [horecagelegenheid] te Breda te ontmoeten.
Bij de [horecagelegenheid] was een groep jongens en meisjes aanwezig die verblijven op een beschermde woongroep van [instelling]. Tot deze groep behoorden [medeverdachte 2] Muilenberg, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]). [medeverdachte 2] kwam bij de ingang verdachte tegen. Verdachte vertelde hem dat hij op een vriend aan het wachten was. [medeverdachte 2] is vervolgens met de rest van zijn groep boven gaan zitten.
Verdachte en [medeverdachte 4] hebben elkaar daarna bij de [horecagelegenheid] ontmoet. Verdachte heeft [medeverdachte 4] verteld dat hij jongens kende die wel wat wilden doen voor geld. Hij is samen met [medeverdachte 4] naar boven gegaan en heeft de groep van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] aangesproken. [medeverdachte 4] heeft vervolgens aan de groep gevraagd of zij geld wilden verdienen. [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben dit bevestigd en zijn met verdachte en [medeverdachte 4] meegegaan naar buiten. Buiten heeft [medeverdachte 4] instructies gegeven om mensen in het park te gaan beroven en is men in de richting van het Valkenbergpark gelopen. Onder het lopen is door verdachte tegen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] gezegd dat [medeverdachte 4] op kickboksen zit.
In het park is vervolgens twee keer geprobeerd om iemand te beroven en is[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) daadwerkelijk beroofd. [medeverdachte 4] trad hierbij op als coach. Hij vertelde [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wat ze moesten doen. [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer] geslagen en geschopt tot hij € 50,- afgaf. [medeverdachte 4] heeft dit geldbedrag vervolgens onder zich genomen.
Verdachte heeft in het park geen geweldshandelingen verricht. Hij heeft de pogingen en de voltooide beroving uitgevoerd zien worden en heeft zich hiervan niet gedistantieerd. De rechtbank gaat ervan uit dat hij op het moment dat [slachtoffer] werd beroofd op enige afstand heeft gestaan, maar niet op dertig of zelfs vijftig meter afstand zoals door verdachte zelf is verklaard. Hij was immers in staat om in het slecht verlichte park waar te nemen wat er gebeurde.
Overwegingen:
Door de verdediging is gesteld dat verdachte de jongens van [instelling] niet kende. De rechtbank stelt in dat kader vast dat door [medeverdachte 3] is verklaard dat hij verdachte eerder had gezien en dat hij met hem heeft gesproken voordat hij bij de [horecagelegenheid] naar boven ging. Voorts blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 3] beschikte over het telefoonnummer van verdachte. Ver-dachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring kunnen geven. De rechtbank acht op grond van het voorgaande de stelling van verdachte dat hij de jongens van [instelling] niet kende, ongeloofwaardig.
Eveneens anders dan de verdediging gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte tegen [medeverdachte 4] heeft gezegd dat hij jongens kende die wel wat wilden doen voor geld en heeft hij [medeverdachte 4] bij deze groep geïntroduceerd. De verklaring van verdachte hierover, te weten dat [medeverdachte 4] zelfstandig op een voor [medeverdachte 4] onbekende groep af is gelopen en hen heeft gevraagd of ze geld wilden verdienen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet alleen past dit niet in een deel van de verklaringen die zijn afgelegd, maar [medeverdachte 4] zou met die manier van handelen wel een heel groot risico hebben genomen.
Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat verdachte in het park net als [medeverdachte 4] aanwijzingen heeft gegeven aan de drie andere jongens over hoe zij de beroving moesten uitvoeren en hoe zij de verschillende geweldshandelingen het beste konden inzetten. Door verschillende personen wordt verklaard dat verdachte in het park heel erg stil was en op afstand heeft gestaan. [medeverdachte 4] was degene die het woord voerde. Getuige [getuige 1] verklaart dat hij aan verdachte zag dat hij eigenlijk niet wilde. Voorts zou [medeverdachte 4] de buit aan verdachte hebben willen geven, maar deze weigerde dit aan te nemen. Onder die omstandigheden kan de rechtbank onvoldoende uitsluiten dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], die in hun verklaring over het gebeuren in het park wel een actieve rol toedichten aan verdachte, zich vergissen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] jongens zijn met forse beperkingen.
Medeplegen?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of voornoemde gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen. Bij de beantwoording van deze vraag is door de rechtbank nadrukkelijk getoetst aan het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014, ECLI:PHR:2014:1305. In dit arrest oordeelt de Hoge Raad dat voor medeplegen noodzakelijk is dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. Hoewel niet wordt uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het plegen van het strafbare feit kan worden geleverd, dient in een dergelijk geval in het bijzonder aandacht te worden besteed aan de vraag of voldoende nauw en bewust is samengewerkt en of de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest. Ten slotte wordt overwogen dat aan de omstandigheid dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd op zichzelf geen grote betekenis toekomt.
Aangezien onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte in het park uitvoeringshande-lingen heeft verricht en aan het zich op dat moment niet distantiëren slechts beperkt gewicht kan worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen. De overige handelingen die verdachte voorafgaand aan het delict heeft verricht, zijn weliswaar van belang geweest, maar zijn niet dusdanig dat dit maakt dat op basis hiervan het medeplegen wel kan worden aangenomen. Hetzelfde geldt voor het subsidiair tenlastegeleg-de uitlokken. Niet verdachte, maar [medeverdachte 4] heeft [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] overgehaald om een beroving te gaan plegen. Dat verdachte onderweg naar het park één keer heeft verteld dat [medeverdachte 4] op kickboksen zit, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om uitlokking bewezen te kunnen achten.
Gelet op het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken. De overige verweren van de verdediging kunnen dan ook verder onbesproken blijven.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij[slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 701,71 in verband met materiële schade. Tijdens het verhoor op 20 januari 2015 bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] aangegeven dat hij er bij het indienen van de vordering vanuit is gegaan dat de immateriële schade in goede justitie door de rechtbank zou worden vastgesteld.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. Gelet op artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Meeuwisse en mr. De Kroon, rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 februari 2015.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.