ECLI:NL:RBZWB:2015:1799

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
C/02/294284 / KG ZA 15-57
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een raamovereenkomst en bijbehorende side letter in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, hebben eisers, bestaande uit de vennootschap onder firma Ontwikkelingscombinatie Designhotel Nieuwstraat Breda VOF, Steenco BV, Castafiore BV en een vierde eiser, een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, Designhotel Nieuwstraat Beheer BV en Bouwbedrijf L. van de Ven BV. De eisers vorderen onder andere betaling van verschillende geldbedragen die voortvloeien uit een raamovereenkomst en een bijbehorende side letter, die zijn gesloten in het kader van de herontwikkeling van vijf rijksmonumenten aan de Nieuwstraat in Breda tot een hotel. De eisers stellen dat de gedaagden hun verplichtingen uit deze overeenkomsten niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot de gevorderde bedragen, inclusief rente en kosten. De rechtbank heeft de procedure op 5 maart 2015 behandeld en op 19 maart 2015 vonnis gewezen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden, in het bijzonder Beheer BV, gehouden zijn om de gevorderde bedragen te betalen aan Hormax en de gemeente Breda, en dat er voldoende spoedeisend belang is voor de toewijzing van deze vorderingen. De rechtbank heeft de gedaagden ook veroordeeld tot het aanwijzen van twee vennoten binnen een bepaalde termijn en heeft dwangsommen opgelegd voor het niet nakomen van deze verplichtingen. De gedaagden zijn verder veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/294284 / KG ZA 15-57
Vonnis in kort geding van 19 maart 2015
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
ONTWIKKELINGSCOMBINATIE DESIGNHOTEL NIEUWSTRAAT BREDA VOF,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENCO BV,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CASTAFIORE BV,
allen gevestigd te Breda,
4.
[eiser sub 4],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat van eisers sub 1., 3. en 4. is mr. J.A.M. Smeekens te Breda,
advocaat van eiseres sub 2. is mr. D.J.R.M. Braakenburg te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DESIGNHOTEL NIEUWSTRAAT BEHEER BV,
gevestigd te Breda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF L. V.D. VEN BV,
gevestigd te Veghel,
gedaagden,
advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te ’s-Hertogenbosch.
Eisers zullen hierna afzonderlijk ‘de VOF’, ‘Steenco’, ‘Castafiore’ en ‘[eiser sub 4]’ genoemd worden en gedaagden ‘Beheer BV’ en ‘Van de Ven’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 februari 2015 met producties 1 tot en met 14,
  • de akte houdende wijziging van eis, tevens overlegging producties 15 en 16,
  • het faxbericht van gedaagden van 4 maart 2015 met producties 8 en 9,
  • het faxbericht van eisers van 5 maart 2015 met producties 17 en 18,
  • het faxbericht van gedaagden van 5 maart 2015 met producties 10 en 11,
  • het faxbericht van eisers van 5 maart 2015 met (gewijzigde) productie 9,
  • de mondelinge behandeling op 5 maart 2015,
  • de pleitnota van eisers,
  • de pleitnota van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eisers hebben de aangekondigde eiswijziging niet ingesteld. Zij vorderen – samengevat – een hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot:
i. betaling van € 16.957,95, vermeerderd met rente, aan Hormax;
ii. betaling van € 1.912,52, vermeerderd met rente, aan de gemeente Breda;
iii. betaling van € 54.450,--, vermeerderd met rente, aan 2D Vastgoed BV;
iv. het aanwijzen van twee vennoten en het schriftelijk kenbaar maken van deze vennoten aan de VOF;
v. het bewerkstelligen dat de aangewezen vennoten de VOF ‘overnemen’;
vi. het aan eisers afleggen van rekening en verantwoording ten aanzien van de in de side letter opgenomen inspanningsverplichting;
vii. betaling van € 100.000,--, vermeerderd met rente, op de derdenrekening van Stichting Derdengelden Rassers Advocaten,
al het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom,
viii. betaling van € 500.000,--, vermeerderd met rente, aan eisers ter zake van (een voorschot op) de contractuele boete;
ix. betaling van € 5.398,-- aan eisers ter zake van buitengerechtelijke kosten,
met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2.2.
Ter zitting hebben eisers hun vordering sub iii. ingetrokken en voor het overige hun vorderingen gehandhaafd.
2.3.
Gedaagden voeren verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. De VOF is opgericht met als doel vijf rijksmonumenten aan de Nieuwstraat 21 tot en met 29 te Breda te herontwikkelen tot een (vijfsterren) hotel met bijbehorende ruimten en activiteiten (hierna: het Project).
Steenco en Castafiore zijn vennoten van de VOF.
[eiser sub 4] is bestuurder van Castafiore.
b. Op of omstreeks 1 oktober 2014 heeft Van de Ven via bemiddeling door de heer [naam X] het Project van eisers gekocht. De door hen in dat kader gemaakte afspraken hebben zij neergelegd in de “Raamovereenkomst inzake Designhotel Nieuwstraat Breda” (hierna: de raamovereenkomst). In die overeenkomst is opgenomen dat
“koper[lees: Van de Ven]
het recht heeft tot aanwijzing van een nader te noemen meester als koper”.Voorts zijn in de raamovereenkomst – voor zover van belang – de navolgende bepalingen opgenomen:
Overname
Twee door koper aan te wijzen besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
nemen het Project inclusief alle ontwikkelingsrechten ten titel van koop over en wel door
overname van de vennootschap onder firma als zodanig van genoemde vennoten Castafiore
B.V. en Steenco B.V.
Daartoe zullen genoemde vennoten Castafiore B.V. en Steenco B.V. hun vennootschapsaandelen overdragen aan de door koper aan te wijzen vennootschappen en als vennoten uittreden uit de vennootschap onder firma en zullen de door koper aan te wijzen vennootschappen die vennootschapsaandelen overnemen en als vennoten toetreden en de vennootschap onder firma voortzetten.
Het ontwerp van de notariële akte waarbij dit plaatsvindt is als BIJLAGE 1 bij deze overeenkomst gevoegd.
(…)”.
Artikel 4 lid 2., dat – voor zover van belang – luidt als volgt:
“Gefactureerd en nog te betalen:
(…)
Gemeente Breda legeskosten EUR 7.250,00
(…)
Koper garandeert uitsluitend en limitatief de voldoening van de bovengenoemde betalingsverplichtingen aan de bovengenoemde crediteuren van ODNB[lees: de VOF]
en neemt deze betalingsverplichtingen voor zover nodig bij deze over en zal deze derhalve zo nodig als eigen schulden voldoen en verleent ODNB onderscheidenlijk Castafiore B.V. en Steenco B.V. (…) ter zake volledige vrijwaring. Koper zal de hiervoor genoemde facturen van de hiervoor genoemde crediteuren uiterlijk 1 november 2014 betaalbaar stellen aan de genoemde crediteuren”.
Artikel 4 lid 3., dat – voor zover van belang – luidt als volgt:

Koper is volledig bekend met de lopende overeenkomsten met Fakton, Hormax, C5 Architecten en Hylkema Consultants en neemt deze overeenkomsten integraal over casu quo doet deze integraal gestand onder de navolgende bepalingen en uitwerking:
(…)
b. Hormax heeft een hoofdsom van éénhonderd vijfenzeventigduizend euro
(EUR 175.000,00) en zal per datum notarieel transport (…) haar nog niet gefactureerde
termijn ad éénhonderd vijfenveertigduizend euro (EUR 145.000,00) betaald krijgen
middels de instrumenterend notaris.
(…)
Koper is evenwel tot één november tweeduizend veertien in overleg met [eiser sub 4]/ODNB
bevoegd te trachten de betalingsverplichtingen af te kopen bij de hiervoor genoemde
crediteuren doch garandeert [eiser sub 4]/ODNB dat zij deze crediteuren bevrijdend zal
betalen”.
Artikel 5 lid 2., dat – voor zover van belang – luidt als volgt:
“a. In verband met het in lid 1 bepaalde[lees: de bevoegdheid van koper om met bepaalde
partijen in heronderhandeling te gaan ter zake van te verstrekken of verstrekte
opdrachten en uit/of uit te voeren werkzaamheden]
verleent Koper bij deze aan
Castafiore B.V. en Steenco B.V. (…) en aan [eiser sub 4] volledige vrijwaring ter zake alle
aanspraken en vorderingen (…) die de in lid 1 bedoelde partijen nu of te eniger tijd
hebben of menen te mogen hebben op (het vermogen van ) ODNB en/of op Castafiore
B.V. (…) en/of op Steenco B.V. (…) en/of [eiser sub 4] ten aanzien van het Project als zodanig
in het algemeen en uit hoofde van (de nakoming van) bestaande overeenkomsten en/of
overige mondeling dan wel schriftelijk gemaakte afspraken, gedane toezeggingen en/of
anderszins, welke dan ook en hoe ook genaamd, aangaande (onderdelen van) het
Project in het bijzonder.
b. Onverminderd het overigens ter zake hiervoor in deze overeenkomst reeds bepaald
verleent Koper bij deze aan Castafiore B.V. en Steenco B.V. en aan [eiser sub 4] volledige
vrijwaring ter zake alle financiële aanspraken en vorderingen (…) die welke partij bij
het Project dan ook heeft of meent te mogen hebben uit verrichte doch nog niet
gefactureerde werkzaamheden en uit thans nog niet betaalde facturen over de periode
waarin ODNB met Castafiore B.V. en Steenco B.V. (…) als vennoten, dan wel
Castafiore B.V. en/of Steenco B.V. (…) zelf en/of [eiser sub 4] voor en namens ODNB als
opdrachtgever optrad(en)”.
Artikel 8 lid 2., dat – voor zover van belang – luidt als volgt:
“zowel in het geval dat deze overeenkomst is ontbonden als in het geval dat – na verloop van het in lid 1 vermelde tijdvak van acht dagen – nakoming wordt gevorderd, verbeurt de tekortschietende partij ten behoeve van de wederpartij – ongeacht of de tekortkoming toerekenbaar is of niet – een zonder nadere ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van vijfhonderd duizend euro (€ 500.000,00)”.
c. Bij de raamovereenkomst hoort een side letter. Daarin staat – voor zover van belang – het navolgende opgenomen:
B.Fiscaliteit
Koper zal in overleg treden met de belastingdienst omtrent de fiscale behandeling van de commanditaire vennoten in de CV en zal zich inspannen om ten behoeve van [eiser sub 4] een persoonsgebonden aftrek te bewerkstelligen als ware [eiser sub 4] voor tien procent (10%) commandiet in de CV. Indien voormelde fiscale aftrekpost voor [eiser sub 4] niet wordt gehonoreerd door de fiscus zal Koper aan Castafiore B.V. casu quo Steenco B.V. tezamen en voor gelijke delen voldoen een bedrag van eenhonderd duizend euro (€ 100.000,00) uiterlijk op eenendertig december tweeduizend veertien en nogmaals een bedrag van eenhonderd duizend euro (€ 100.000,00) uiterlijk op eenendertig december tweeduizend vijftien zulks op basis van daartoe uit te reiken facturen”.
d. Bij notariële akte van 4 november 2014 is het onroerend goed ten behoeve van het Project aan de koper van het Project geleverd. In de akte staat opgenomen dat Van de Ven gebruik heeft gemaakt van het haar bij de raamovereenkomst verleende recht een nader te noemen meester aan te wijzen.
3.2.
Eisers leggen aan het gevorderde sub i. tot en met viii. ten grondslag dat Van de Ven dan wel Beheer BV, ondanks sommatie, haar verplichtingen voortvloeiend uit de raamovereenkomst en bijbehorende side letter niet nakomt en dat Van de Ven dan wel Beheer BV als gevolg daarvan de contractuele boete aan hen verschuldigd is. Eisers stellen dat zij jegens Van de Ven dan wel Beheer BV aanspraak kunnen maken op de buitengerechtelijke kosten en dat zij recht en spoedeisend belang bij toewijzing van het gevorderde hebben.
3.3.
Tussen partijen is ter zitting niet in geschil dat Van de Ven gebruik heeft gemaakt van haar contractuele bevoegdheid een nader te noemen meester als koper aan te wijzen, zijnde Beheer BV. Nu vast is komen te staan dat Beheer BV als contractspartij van eisers moet worden aangemerkt, worden de vorderingen voor zover deze zijn gericht tot Van de Ven afgewezen.
3.4.
De gevraagde voorzieningen strekken onder meer tot betaling van geldsommen. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. De geldvorderingen van eisers dienen binnen dit toetsingskader te worden beoordeeld.
Vordering sub i.: betaling aan Hormax
3.5.
Eisers stellen dat Hormax ten behoeve van het Project (makelaars)werkzaamheden heeft verricht die er op gericht waren een huurovereenkomst ten behoeve van het onroerend goed behorende bij het Project tot stand te brengen en dat Hormax uit hoofde daarvan een bedrag van € 175.000,-- van eisers te vorderen had. Ingevolge artikel 4 lid 3. van de raamovereenkomst diende Beheer BV als koper van het Project per datum transport, zijnde 4 november 2014, een bedrag van € 145.000,-- aan Hormax te voldoen. Beheer BV heeft de factuur van Hormax echter tot een bedrag van € 93.775,-- incl. BTW onbetaald gelaten, aldus eisers. Naar aanleiding van het deels onbetaald laten van haar factuur heeft Hormax bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant een kort geding procedure aangespannen tegen Steenco, Castafiore en de VOF (zaak- / rolnummer: C/02/291963 / KG ZA 14-846). In die procedure heeft Hormax gevorderd hen te veroordelen tot betaling van het openstaande factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, een bedrag van
€ 2.072,43 ter zake van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 23 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter de vordering van Hormax integraal toegewezen en Steenco, Castafiore en de VOF veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 2.785,52, aldus eisers. Eisers stellen dat ingevolge artikel 5 lid 2. sub a. en b. van de raamovereenkomst op Beheer BV de plicht rust Steenco en Castafiore te vrijwaren voor vorderingen van Hormax. Beheer BV dient daarom het bedrag waartoe zij zijn veroordeeld, zijnde een bedrag van in totaal € 98.632,95 incl. BTW, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, aan Hormax te voldoen. Op
5 februari 2015 heeft Beheer BV een bedrag van € 81.675,-- incl. BTW aan Hormax voldaan. Beheer BV is daarom gehouden nog een bedrag van € 16.957,95 incl. BTW, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, aan Hormax te voldoen, aldus eisers.
3.6.
Beheer BV stelt dat zij haar betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de raamovereenkomst is nagekomen. Zij stelt dat zij jegens Hormax aanspraak kan maken op een korting van € 10.000,-- en dat zij de gevorderde rente en kosten niet verschuldigd is.
3.7.
Eisers betwisten de gestelde korting. Zij stellen dat Hormax begin november 2014 uit coulance heeft aangeboden om op de totale hoofdsom € 10.000,-- te crediteren, maar dat de heer [naam X] namens Van de Ven dit voorstel heeft afgewezen, waarna Hormax haar voorstel heeft ingetrokken. Ter adstructie van hun stelling verwijzen eisers naar het door hen als productie 17 overgelegde e-mailbericht van de heer [naam X] van 17 november 2014 en de door hen als productie 18 overgelegde brief van de raadsman van Hormax van 25 november 2014, waaruit dat afgeleid kan worden. Vast staat dat Hormax in de procedure die heeft geleid tot het vonnis in kort geding van 23 januari 2015 volledige betaling van het nog openstaande factuurbedrag, zijnde € 93.775,-- incl. BTW, heeft gevorderd. Ook dat pleit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor de stelling van Beheer BV dat Van de Ven een korting van € 10.000,-- van Hormax heeft bedongen. Bezien in het licht van de gemotiveerde betwisting door eisers, had het op de weg van Beheer BV gelegen om haar stelling in deze nader te onderbouwen. Dat heeft Beheer BV nagelaten. Daardoor is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat Beheer BV jegens Hormax aanspraak kan maken op een korting van
€ 10.000,--.
3.8.
Volgens Beheer BV is zij de gevorderde rente en kosten niet verschuldigd, omdat – zo begrijpt de voorzieningenrechter – de raamovereenkomst destijds in grote haast zou zijn gesloten, waardoor er geen gelegenheid bestond om de daarin opgenomen posten zoals die van Hormax, te verifiëren en omdat [eiser sub 4] haar pas bij brief van 19 januari 2015 een onderbouwing van de vordering van Hormax zou hebben verstrekt.
3.9.
Voor zover Beheer BV zich op het standpunt stelt dat op 4 november 2014 van haar in redelijkheid niet verlangd kon worden dat zij de vordering van Hormax ten bedrage van € 145.000,-- volledig zou voldoen en uit dien hoofde niet redelijk is dat de gevorderde vertragingsrente en kosten voor haar rekening komen, wordt dit door de voorzieningenrechter verworpen. Artikel 4 lid 3. van de raamovereenkomst omschrijft op heldere wijze de betalingsverplichting van de koper ter zake van de overeenkomst met Hormax. Niet gesteld en niet gebleken is dat Beheer BV met eisers als contractuele wederpartij van Hormax een nadere afspraak heeft gemaakt ten aanzien van deze van Van de Ven overgenomen betalingsverplichting. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt dan ook niet in te zien waarom op 4 november 2014 van Beheer BV geen volledige voldoening van de vordering van Hormax verlangd kon worden.
3.10.
Niet weersproken is dat Beheer BV ingevolge artikel 5 lid 2. sub a. en b. van de raamovereenkomst Castafiore en Steenco volledig dient te vrijwaren voor vorderingen van Hormax. Vast staat dat Hormax ingevolge het vonnis in kort geding van 23 januari 2014 een vordering op Castafiore en Steenco (en de VOF) heeft van in totaal € 98.632,95 incl. BTW, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, en dat Beheer BV op 5 februari 2015 een bedrag van € 81.675,-- incl. BTW aan Hormax heeft voldaan. Gelet hierop en omdat Beheer BV geen steekhoudende verweren heeft gevoerd, acht de voorzieningenrechter in hoge mate aannemelijk dat de bodemrechter, indien geadieerd, de gevorderde betaling aan Hormax zal toewijzen. Nu de vordering voldoende vast staat, staat – anders dan Beheer BV meent – het spoedeisend belang aan toewijzing van de vordering niet in de weg. Dat sprake is van een restitutierisico aan de zijde van Hormax is niet gesteld en daarvan is evenmin gebleken. De vordering wordt daarom toegewezen.
3.11.
Anders dan Beheer BV meent, kan een dwangsom worden verbonden aan de gevorderde veroordeling die strekt tot betaling van een geldsom aan een derde. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen met dien verstande, dat deze wordt gematigd zoals hierna in het dictum verwoord.
Vordering sub ii.: betaling aan de gemeente Breda
3.12.
Eisers stellen dat ten behoeve van het Project bij de gemeente Breda een omgevingsvergunning is aangevraagd en dat de gemeente daarvoor een bedrag van
€ 7.250,-- ter zake van legeskosten heeft gefactureerd. Ingevolge artikel 4 lid 2. van de raamovereenkomst had Beheer BV dit bedrag uiterlijk 1 november 2014 aan de gemeente Breda moeten voldoen. Omdat betaling is uitgebleven heeft de gemeente Breda de VOF, Castafiore en Steenco gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en betaling gevorderd van € 7.250,--, vermeerderd met rente vanaf 15 januari 2015 en kosten, in totaal een bedrag van € 8.813,33 + p.m., aldus eisers. Ter onderbouwing van hun stelling verwijzen eisers naar de door hen als productie 9 overgelegde dagvaarding van 28 januari 2015, waaruit dat volgt. Eisers stellen dat Beheer BV op 5 februari 2015 een bedrag van € 7.250,-- aan de gemeente Breda heeft voldaan. Gelet op de vrijwaringsverplichting die Beheer BV op zich heeft genomen, is zij daarom gehouden nog een bedrag van € 1.912,52, vermeerderd met wettelijke rente, aan de gemeente Breda te voldoen, aldus eisers.
3.13.
Beheer BV betwist tot betaling aan de gemeente Breda gehouden te zijn, omdat de gemeente haar zou hebben medegedeeld dat het bedrag van € 1.912,52 niet wordt ingevorderd.
3.14.
Gelet op de door eisers overgelegde dagvaarding van 28 januari 2015 had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van Beheer BV gelegen om haar stelling in deze nader te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten, is niet aannemelijk geworden dat de gemeente Breda geen aanspraak maakt op betaling van € 1.912,52, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 januari 2015. Als niet weersproken staat vast dat Beheer BV ingevolge artikel 4 lid 2. van de raamovereenkomst eisers dient te vrijwaren ter zake van de betreffende betalingsverplichting. Geconcludeerd wordt daarom dat aan de vereiste waarschijnlijkheid van toewijsbaarheid van de geldvordering is voldaan. Anders dan Beheer BV meent, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan toewijzing van de vordering niet in de weg. Niet gesteld en niet gebleken is van een restitutierisico aan de zijde van de gemeente Breda. Voorts komt de gevorderde dwangsom de voorzieningenrechter niet onredelijk voor. De vordering wordt daarom integraal toegewezen.
Vordering sub iv.: aanwijzen twee vennoten en bekendmaking daarvan
3.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat Beheer BV ingevolge de raamovereenkomst twee vennootschappen zal aanwijzen die zullen toetreden tot de VOF, zodat Castafiore en Steenco als vennoten uit de VOF kunnen treden. Uit de overeenkomst onder het kopje
Overnamekan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden afgeleid dat het ontwerp van de daarvoor benodigde notariële akte gereed ligt. Niet weersproken is dat het door eisers als productie 12 overgelegde stuk daarvan een kopie is. Beheer BV is naar eigen zeggen ter zitting thans in staat om uitvoering te geven aan dit onderdeel van de overeenkomst, zodat naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan toewijzing van de vordering niets in de weg staat. De vordering zal daarom worden toegewezen met dien verstande, dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna in het dictum verwoord.
Vordering sub v.: bewerkstelligen overname VOF door aangewezen vennoten
3.16.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag verondersteld worden dat wanneer Beheer BV ter uitvoering van de raamovereenkomst twee vennootschappen aanwijst, deze vennootschappen uitvoering zullen geven aan hetgeen waartoe ze zijn aangewezen. Nu Beheer BV nog geen vennootschappen heeft aangewezen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een ordemaatregel als door eisers gevorderd. De vordering wordt daarom afgewezen.
Vordering sub vi.: het aan eisers afleggen van rekening en verantwoording
3.17.
Tussen partijen is niet in geschil dat Beheer BV ingevolge de side letter zich zal inspannen om ten behoeve van [eiser sub 4] een persoonsgebonden aftrek te bewerkstelligen
“als ware [eiser sub 4] voor tien procent (10%) commandiet in de CV”.Eisers stellen dat Beheer BV de indruk wekt dat zij niets heeft gedaan om aan deze verplichting invulling te geven.
3.18.
Beheer BV stelt dat de belastingdienst pas recent goedkeuring heeft verleend voor het fiscale raamwerk van de vennootschap Designhotel Nieuwstraat CV, zodat nu pas onderzocht kan worden of het mogelijk is voor [eiser sub 4] de persoonsgebonden aftrek te bewerkstelligen. Ter adstructie van haar stelling heeft Beheer BV verwezen naar het door haar als productie 11 overgelegde e-mailbericht van haar belastingadviseur van 5 maart 2015, waaruit dat afgeleid kan worden. Eisers hebben hun stelling in deze ongemotiveerd gehandhaafd. Daardoor is de noodzaak tot het treffen van de gevraagde voorziening onvoldoende aannemelijk geworden. De vordering wordt daarom afgewezen.
Vordering sub vii.: betaling € 100.000,-- op derdenrekening
3.19.
Onder verwijzing naar onderdeel
B.Fiscaliteitvan de side letter stellen eisers dat Beheer BV op 31 december 2014 een bedrag van € 100.000,-- aan hen verschuldigd was, zodat vanaf die datum de wettelijke rente over dit bedrag loopt. Omdat op dit moment nog niet duidelijk is of dit bedrag toekomt aan Castafiore en Steenco ieder voor de helft of aan [eiser sub 4] dient Beheer BV het bedrag op de derdenrekening van hun raadsman te betalen, aldus eisers.
3.20.
De voorzieningenrechter volgt Beheer BV in haar betoog dat ingevolge de side letter het gevorderde bedrag pas verschuldigd is indien de fiscale aftrekpost voor [eiser sub 4] niet door de belastingdienst wordt gehonoreerd. Vast staat dat de belastingdienst zich nog dient te buigen over de vraag of de betreffende fiscale aftrekpost mogelijk is. Bij deze stand van zaken is geen aanleiding voor het treffen van de voorlopige voorziening zoals door eisers gevorderd. De vordering wordt daarom afgewezen.
Vordering sub viii.: (voorschot op) de contractuele boete
3.21.
Eisers stellen dat Beheer BV, ondanks sommatie, haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen, zodat zij ingevolge artikel 8 lid 2. van de raamovereenkomst de contractuele boete van € 500.000,-- aan hen verschuldigd is.
3.22.
De vraag of een meer dan gerede kans bestaat dat de bodemrechter, indien geadieerd, de gevorderde contractuele boete zal toewijzen, kan in dit kort geding niet worden beantwoord. De bodemrechter zal daarover met inachtneming van het belang van de gehele zaak oordelen. Bovendien hebben eisers onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat uit hoofde van onverwijlde spoed de gevorderde contractuele boete moet worden toegewezen. De vordering wordt daarom afgewezen.
Vordering sub ix.: buitengerechtelijke kosten
3.23.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komen de gevorderde buitengerechtelijke kosten, waarvan Beheer BV de verschuldigdheid betwist, niet voor vergoeding in aanmerking, nu onvoldoende gesteld en niet gebleken is dat eisers andere werkzaamheden hebben verricht dan die waarvoor de artikelen 237 en 239 RV bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De vordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
3.24.
Beheer BV zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 99,49 (incl. verschotten en BTW)
- griffierecht € 1.909,--
- salaris advocaat
€ 816,--
Totaal € 2.824,49

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt Beheer BV binnen 48 uur na betekening van dit vonnis tegen
behoorlijk bewijs van kwijting aan Hormax te betalen een bedrag van € 16.957,95, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt Beheer BV tot betaling aan eisers van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of dagdeel dat niet wordt voldaan aan hetgeen hiervoor sub 4.1. is beslist, tot een maximum van € 20.000,-- is bereikt;
4.3.
veroordeelt Beheer BV binnen 48 uur na betekening van dit vonnis tegen
behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente Breda te betalen een bedrag van € 1.912,52, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 15 januari 2015 tot de dag van algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt Beheer BV tot betaling aan eisers van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag of dagdeel dat niet wordt voldaan aan hetgeen hiervoor sub 4.3. is beslist, tot een maximum van € 2.500,-- is bereikt;
4.5.
veroordeelt Beheer BV binnen acht kalenderdagen nadat de hiervoor sub 4.1. en 4.3. genoemde betalingen aan Hormax en de gemeente Breda zijn verricht twee vennoten aan te wijzen (in de raamovereenkomst aangeduid als “X B.V.” en “Y B.V.”) en die aanwijzing schriftelijk kenbaar aan de VOF te maken;
4.6.
veroordeelt Beheer BV tot betaling aan eisers van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat niet wordt voldaan aan hetgeen hiervoor sub 4.5. is beslist, tot een maximum van € 50.000,-- is bereikt;
4.7.
veroordeelt Beheer BV in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen, tot op heden begroot op € 2.824,49;
4.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Evers op 19 maart 2015.