ECLI:NL:RBZWB:2015:2195

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en de kwalificatie van de verhuur van sportaccommodaties door een gemeente aan sportverenigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een publiekrechtelijk lichaam, hier aangeduid als belanghebbende, en de inspecteur van de Belastingdienst. Het geschil betreft de kwalificatie van de verhuur van sportaccommodaties, in dit geval voetbalvelden, door de gemeente aan sportverenigingen. Belanghebbende heeft over het tijdvak van 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012 een bedrag van € 47.416 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Na afwijzing van een bezwaarschrift door de inspecteur, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende de sportaccommodaties ter beschikking heeft gesteld aan sportverenigingen, maar dat deze terbeschikkingstelling niet kan worden gekwalificeerd als verhuur van onroerende zaken. De rechtbank oordeelt dat de activiteiten van belanghebbende meer omvatten dan louter verhuur, aangezien zij actief betrokken is bij het beheer en onderhoud van de accommodaties en beperkingen oplegt aan het gebruik ervan. Dit leidt tot de conclusie dat de terbeschikkingstelling van de sportaccommodaties moet worden aangemerkt als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening, waarvoor het verlaagde tarief van 6% van toepassing is.

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de inspecteur veroordeeld tot teruggaaf van € 8.671 aan omzetbelasting. Tevens zijn de proceskosten van belanghebbende vergoed tot een bedrag van € 974. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/490
Uitspraak van 12 januari 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [Plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op 31 oktober 2012 over het tijdvak 1 juli 2012 tot en met 30 september 2012 € 47.416 omzetbelasting op aangifte voldaan.
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen een bezwaarschrift met dagtekening 10 december 2012 ingediend.
1.3.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 december 2013 het bezwaar afgewezen.
1.4.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 23 januari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 24 januari 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2014 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [persoon A], beleidsmedewerker bij belanghebbende, vergezeld van de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Utrecht, en namens de inspecteur [gemachtigden]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat tegelijk met deze uitspraak in afschrift naar partijen is verzonden.
1.7.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.1.
Belanghebbende is een publiekrechtelijk lichaam. Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak de sportaccommodaties te [plaats A], [plaats B], [plaats C], [plaats D], [plaats E], [plaats F], [plaats G], [plaats H] en [plaats I] (hierna: de sportaccommodaties), te weten voetbalvelden, tegen vergoeding ter beschikking gesteld aan sportverenigingen. Belanghebbende treedt ter zake op als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).
2.2.
In het bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht om een teruggaaf van € 8.864, nu de terbeschikkingstelling van de sportaccommodaties aan de verenigingen volgens belanghebbende ingevolge tabel I, post b3, behorende bij de Wet OB (hierna: post b3) kwalificeert als ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’, belast tegen het verlaagde tarief en met aftrek van de desbetreffende voorbelasting, en niet als ‘de verhuur van onroerende zaken’, die is vrijgesteld zonder aftrek van de voorbelasting.
2.3.
Bij brief van 18 februari 2013 heeft de inspecteur aan belanghebbende gevraagd om de schriftelijke gebruikersovereenkomsten te overleggen.
2.4.
Bij brief van 5 maart 2013 heeft belanghebbende aangegeven dat er geen schriftelijke gebruikers- dan wel huurovereenkomsten zijn gesloten. Wel zijn door belanghebbende voorwaarden geformuleerd voor de terbeschikkingstelling van de sportaccommodaties. Belanghebbende heeft een formulier betreffende de voorwaarden en bedingen behorende bij het in gebruik geven van sportvelden en bijbehorende accommodaties (hierna: de Voorwaarden) bijgevoegd. In de Voorwaarden is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
2. Het gebruik is toegestaan gedurende de wedstrijden waaraan de huurder deelneemt of die hij onder zijn verantwoordelijkheid organiseert en gedurende de oefentijden en benevens een redelijke tijd er voor en er na, een en ander onder goedkeuring van burgemeester en wethouders. Verhuurster is bevoegd in plaats van een redelijke tijd een exacte tijdsduur vast te stellen.
(…)
4. Het onderhoud van het gebruikte geschiedt door en voor rekening van de gemeente. De gebruiker is gehouden voor dit onderhoud te allen tijd gelegenheid te geven. Indien in de normale werktijden wedstrijden worden gespeeld moet de gebruiker ten behoeve van de regeling van het onderhoud daarvan aan gebruikgever kennis geven.
(…)
6. Het verzorgen van de netten, het kalken van de lijnen en alle verdere werkzaamheden die nodig zijn voor de beoefening van een sport, geschieden door en voor rekening van gebruiker, alles voorzover het speelveld betreft waarvan gebruik wordt gemaakt. Het kalken van de lijnen moet geschieden met materiaal dat de grasmat niet aantast.
7. De gebruikgever heeft het recht om gebruiker het gebruik van de speelvelden te verbieden, wanneer deze tengevolge van de weersgesteldheid of de onderhoudstoestand van de speelvelden daarvoor naar het oordeel van gebruikgever niet geschikt zijn.
(…)
9. De kosten van elektriciteit, gas en water zijn voor rekening van de gebruikgever, tenzij met de gebruiker anders wordt overeengekomen.
(…)
17. Alle lasten die op het gebruikte worden geheven zijn voor rekening van gebruikgever.
(…)
20. Het vast onderhoud door gebruikgever vindt plaats op maandag, na wedstrijden in het weekend. Bij tussentijdse wedstrijden op weekdagen dient gebruiker zelf voor onderhoud zorg te dragen, waaronder begrepen het herstellen van de grasmat.
(…)
23. In verband met maaiwerk (1 à 2 maal per week) is het van belang dat trainingsdoeltjes en andere obstakels na gebruik van het veld worden verwijderd.
24. Na oefen- en vriendschappelijke wedstrijden e.d., niet gespeeld in het weekend, wordt uw medewerking gevraagd bij het zelf herstellen van de grasschade aan het veld.
(…)”.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of het door belanghebbende ter beschikking stellen van de sportaccommodaties kwalificeert als vrijgestelde verhuur van onroerende zaken in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet OB, hetgeen de inspecteur stelt, dan wel als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening dat ingevolge post b3 belast is tegen het verlaagde tarief van 6%, hetgeen belanghebbende verdedigt.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daar ter zitting aan hebben toegevoegd.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot teruggaaf van € 8.671 omzetbelasting. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Genoemd bedrag is tussen partijen niet in geschil.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Uit de Voorwaarden en uit hetgeen door belanghebbende ter zitting is gesteld, leidt de rechtbank af dat belanghebbende het gebruik van de sportvelden beperkt tot de wedstrijden en trainingen waaraan de gebruiker deelneemt of die onder verantwoordelijkheid van de gebruiker worden georganiseerd, waarbij belanghebbende bepaalt wanneer de sportvelden tevens voor en na de wedstrijden mogen worden gebruikt. Belanghebbende beslist uiteindelijk of er al dan niet op de voetbalvelden gespeeld kan worden en heeft het recht het gebruik van de speelvelden te verbieden als zij van mening is dat de weersgesteldheid of de onderhoudstoestand van de speelvelden daartoe aanleiding geeft. Voorts is bepaald dat het gebruik van de sportvelden gedurende een bepaalde periode in het jaar is uitgesloten en dat trainingen (tenzij anders overeengekomen) niet op het hoofdveld mogen plaatsvinden. Met betrekking tot het beheer en het onderhoud is in de Voorwaarden bepaald dat het onderhoud wekelijks plaatsvindt door en voor rekening van belanghebbende. In dit verband heeft belanghebbende tet zitting gesteld dat zij wekelijks het gras maaide en de accommodatie eveneens wekelijks op legionella liet controleren. Verder zorgde belanghebbende voor haar rekening voor het leveren van elektriciteit, gas en water. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank meer dan bijkomstige handelingen die door belanghebbende worden verricht om een specifiek gebruik van de sportaccommodaties, te weten het gebruik van de voetbalvelden, te faciliteren.
4.2.
Uit de onder 4.1 vermelde feiten en omstandigheden, in hun onderling verband bezien, leidt de rechtbank af dat de aan de gebruiker opgelegde beperkingen in het gebruik van de accommodaties en de mate waarin belanghebbende betrokken is bij het beheer van de accommodaties de reikwijdte van het begrip verhuur van een onroerende zaak te buiten gaan. De beperkingen in het gebruik leiden ertoe dat belanghebbende betrokken blijft bij het gebruik van de accommodaties en dat in zoverre van een passief karakter van de terbeschikkingstelling niet kan worden gesproken. Vorenbedoelde feiten en omstandigheden duiden er veeleer op dat belanghebbende actief zorgt voor het kunnen gebruiken van de accommodaties voor sportdoeleinden en dat sprake is van een meeromvattende dienst dan louter verhuur. Daaraan doet niet af dat de gebruiker van de accommodatie bepaalde voor de beoefening van de sport gebruikelijke werkzaamheden zelf dient uit te voeren. Steun voor dit oordeel ontleent de rechtbank aan de thans geldende toelichting van de staatssecretaris van Financiën op post b3, opgenomen in het Besluit van 4 september 2014, nr. BLKB 2014/123M, Stcrt. 2014, 26112.
4.3.
Gelet op het vorenoverwogene is naar het oordeel van de rechtbank de onderhavige terbeschikkingstelling van sportaccommodaties niet als de verhuur van onroerende zaken aan te merken. Dat betekent dat de terbeschikkingstelling niet is vrijgesteld van omzetbelasting op de voet van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet OB.
4.4.
Uitgaande van voormeld oordeel zijn de in geding zijnde prestaties, naar tussen partijen kennelijk ook niet in geschil is, aan te merken als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening in de zin van post b3 en is ter zake het verlaagde tarief van toepassing.
4.5.
De slotsom is dat het beroep gegrond is en dat aan belanghebbende teruggaaf van omzetbelasting moet worden verleend tot een bedrag van € 8.671.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • verleent teruggaaf van omzetbelasting tot een bedrag van € 8.671;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
€ 974;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 318 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 12 januari 2015 door mr. M.W.C. Soltysik, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. D.B. Bijl, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.A. de Paepe, griffier.
Wegens afwezigheid van de voorzitter is de uitspraak door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.