ECLI:NL:RBZWB:2015:2216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
800472-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Dekker
  • A. Struijs
  • J. Veldhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en andere strafbare feiten door verdachte in Breda

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2014, staat de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 6 mei 2012 in Breda, waar de verdachte met zijn auto met aanzienlijke snelheid door een horecagebied reed, waarbij hij meerdere voetgangers en politieagenten in gevaar bracht. De verdachte negeerde stoptekens van de politie en reed met hoge snelheid op een groep mensen af, waardoor zij ternauwernood konden ontsnappen aan een aanrijding. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat hij mensen zou doden of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank acht de poging tot doodslag op onbekend gebleven personen en op de slachtoffers J. en L. wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast wordt de verdachte ook schuldig bevonden aan poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan politieambtenaren, overtredingen van de Wegenverkeerswet en beschadiging van goederen. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 339 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De verdachte wordt ook verplicht om zich klinisch te laten behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, maar houdt ook rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 800472-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op[geboortedatum en plaats]
wonende aan de [adres]
raadsman mr. Schoenmakers, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 januari 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Klooster, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte staat terecht, terzake dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens (meermalen)
opzettelijk (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of J.[slachtoffer 1] en/of L.[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid en/of snelheidsverhogend over/op het
trottoir, althans een voor voetgangers bestemd gebied gelegen naast en/of op
en/of behorende tot de (Nieuwe) Prinsenkade op die perso(o)n(en) in is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda
(een) onbekend gebleven perso(o)n(en) telkens heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn (personen)auto met aanzienlijke
snelheid en/of snelheidsverhogend op/net langs die perso(o)n(en) in/af is
gereden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
politieambtenaar van de Nationale Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant (te
weten[initialen][slachtoffer 4]) en/of[initialen 2][slachtoffer 5] telkens (meermalen) opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid en/of snelheidsverhogend
op die politieambtenaar in is gereden en/of
- met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid en/of snelheidsverhogend
met een geopend portier achteruit is gereden, alwaar die[slachtoffer 5] zich toen
bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda een
politieambtenaar van de Nationale Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant (te
weten[initialen][slachtoffer 4]) en/of[initialen 2][slachtoffer 5] telkens heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend:
- met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid en/of snelheidsverhogend
op/net langs die politieambtenaar in/af is gereden en/of
- met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid en/of snelheidsverhogend
met een geopend portier achteruit is gereden, alwaar die[slachtoffer 5] zich toen
bevond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda (een) politieambtena(a)r(en) van de
Nationale Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant (te weten M.M.[slachtoffer 7] en/of[slachtoffer 7]
) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn
(personen)auto met aanzienlijke snelheid en/of snelheidsverhogend op/net langs
die politieambtena(a)r(en) in/af is gereden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda als
bestuurder van een voertuig (Hyundai Excel met kenteken[( - - )]), daarmee
rijdende op de wegen, de Kraanstraat en/of de Vismarktstraat en/of de
Schoolstraat en/of de Reigerstraat en/of de Singelstraat en/of de Haven en/of
de Nieuwe Prinsenkade,
meermalen, althans éénmaal op/in het horecaconcentratiegebied, althans een
voetgangersgebied en/of een trottoir, gelegen naast en/of op en/of en
behorende tot de wegen, de Kraanstraat en/of de Vismarktstraat en/of de
Schoolstraat en/of de Reigerstraat en/of de Singelstraat en/of de Haven en/of
de Nieuwe Prinsenkade,
telkens met dat motorrijtuig op een zodanige wijze en/of met een dusdanig(e)
(hoge/aanzienlijke) snelheid, over enige afstand, in de richting van en/of op
(zeer) korte afstand van omstanders is gaan en/of is blijven rijden en/of in
elk geval het door hem bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle
heeft gehad,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
5.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda
telkens opzettelijk en wederrechtelijk een mountainbike en/of een taxibus
en/of een politie-auto en/of een arrestantenbus, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan politie Zeeland-West-Brabant en/of Veola
en/of Continental, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 06 mei 2012 te Breda als bestuurder van een voertuig,
(Hyundai Excel met kenteken[( - - )]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl
hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten (een combinatie)
van alcohol en/of diazepam en/of desmethyldiazepam, waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994

3.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding.
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard, nu het onder 1 ten laste gelegde niet duidelijk weergeeft waartegen verdachte zich tegen dient te verweren.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Op grond van de tenlastelegging moet het voor verdachte duidelijk zijn wat hem wordt verweten, zodat hij zich daartegen kan verdedigen. Indien de tenlastelegging zo onhelder is geformuleerd, weinig concreet of innerlijk tegenstrijdig is dat verdachte niet weet waartegen de beschuldiging zich richt, is sprake van obscuur libel. In dat geval dient de dagvaarding nietig te worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval van een zodanige situatie geen sprake is. De officier van justitie heeft door een wijziging tenlastelegging na onbekend gebleven personen de namen[slachtoffer 1],[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] toegevoegd. De rechtbank is echter van oordeel dat – zelfs zonder de wijziging tenlastelegging – het onder feit 1 ten laste gelegde een duidelijke weergave behelst van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt en niet voor meerderlei uitleg vatbaar is, waarbij met name acht geslagen is op de in de tenlastelegging opgenomen meer specifieke plaatsbepaling. Het beroep van de raadsman op partiele nietigheid van de dagvaarding wordt dan ook verworpen. De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 primair, 2 primair, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen. Ter zake van feit 3 (bedreiging, meermalen gepleegd) heeft de officier van justitie verzocht verdachte vrij te spreken. Uit de camerabeelden is niet af te leiden dat verdachte de intentie heeft gehad om op de verbalisanten te paard in te rijden. Ten aanzien van feit 1 primair (poging doodslag, meermalen gepleegd) wijst zij op de processen-verbaal van bevindingen van[slachtoffer 4] en[verbalisant]. Voorts wijst de officier van justitie naar de getuigenverklaringen van [getuige],[getuige 2], [getuige 3], [slachtoffer 3],[slachtoffer 1] en[slachtoffer 2]. Uit deze getuigenverklaringen komt naar voren dat verdachte gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond en dat hij steeds harder ging rijden. Sommige personen konden nog maar net ontkomen aan verdachte. Door zijn rijgedrag heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er slachtoffers dodelijk zouden worden getroffen. Met betrekking tot feit 2 (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel, meermalen gepleegd) wijst de officier van justitie op het proces-verbaal van bevindingen van[slachtoffer 4] en[verbalisant], de aangifte van[slachtoffer 5] en de camerabeelden. Door het handelen van verdachte heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zowel[slachtoffer 4] als[slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Ter zake van feit 4 (overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet) baseert de officier van justitie zich op de camerabeelden en de in het dossier aanwezige aangiftes en getuigenverklaringen. Door met zijn auto te rijden in een gebied dat alleen voor voetgangers is bedoeld heeft hij gevaar op die weg veroorzaakt. Ten aanzien van feit 5 (beschadiging, meermalen gepleegd) wijst de officier van justitie op het proces-verbaal van bevindingen van[slachtoffer 4], het proces-verbaal van bevindingen van[verbalisant 2], de aangifte van[slachtoffer 5] en de aangifte van[slachtoffer 8]. Ten aanzien van feit 6 (overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet) baseert de officier van justitie zich op het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) en de eigen verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 6 tenlastegelegde feiten kan komen en wijst daarbij op het volgende. Ter zake van feit 1 wijst de raadsman allereerst op het feit dat het dossier op dit punt enkel getuigenverklaringen bevat en geen aangiftes. Daarnaast kan op basis van deze verklaringen en de processen-verbaal van bevindingen niet tot het wettig en overtuigend bewijs gekomen worden. De camerabeelden maken dit niet anders. Er dient derhalve vrijspraak te volgen ter zake de poging tot doodslag dan wel de bedreiging Met betrekking tot feit 2 wijst de officier van justitie – als het gaat om[slachtoffer 4] – op de in het dossier aanwezige camerabeelden. Op de beelden is te zien dat verdachte rustig aan kwam rijden en dat hij -op het moment dat hij de biker zag- deze heeft ontweken. Ter zake van de[slachtoffer 5] komt uit het dossier naar voren dat[slachtoffer 5] zelf de situatie heeft opgezocht door met zijn taxi naar verdachte te rijden. Verdachte heeft niet het opzet gehad om[slachtoffer 4] en[slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook niet in voorwaardelijke zin. Ten aanzien van feit 3 wijst de raadsman op hetgeen de officier van justitie hierover heeft aangevoerd. Uit de camerabeelden is niet af te leiden dat verdachte de intentie heeft gehad om op de verbalisanten te paard in te rijden. Op het moment dat hij de verbalisanten te paard zag staan sloeg hij een andere straat in. Evenmin kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een bedreigende situatie voor de betrokken verbalisanten te paard. De processen-verbaal komen niet overeen met hetgeen op de camerabeelden te zien valt. Met betrekking tot feit 6 wijst de raadsman op het rapport van het NFI. Het heeft buitengewoon lang geduurd voordat de stukken zijn aangeleverd bij het NFI. Uit het rapport blijkt voorts dat niet duidelijk is onder welke omstandigheden het bloed al die tijd bewaard is geweest. Daarnaast wordt in het rapport aangegeven dat bepaalde stoffen mogelijk niet meer aantoonbaar zijn. Tot slot is door het tijdsverloop een tegenonderzoek onmogelijk geworden, omdat monsters niet langer dan een jaar worden bewaard. Er kleven derhalve gebreken aan het onderzoek van het NFI, waardoor de resultaten ervan niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Ter zake van de feiten 4 en 5 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Hij wijst hiervoor op de camerabeelden, de aangiftes en de processen-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat enkele goederen zijn beschadigd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op zondag 6 mei 2012 was verbalisant[slachtoffer 4], doende met het toezicht in het horeca concentratiegebied in het centrum van Breda. [1] Hij reed op een opvallende politie mountainbike samen met verbalisant[verbalisant]. Op enig moment kreeg[slachtoffer 4] een melding dat er een voertuig geparkeerd zou staan ter hoogte van eetcafé Oskam. Enige tijd later hoorde hij van een collega – welke was belast met het cameratoezicht – dat het voertuig begon te rijden over de Vismarktstraat in de richting van de Vismarkt te Breda. Via zijn portofoon hoorde[slachtoffer 4] dat de auto een stopteken van de verbalisanten te paard had genegeerd. De bestuurder zou inmiddels linksaf de Schoolstraat zijn ingereden, waarop de verbalisanten zijn omgedraaid en ook in deze richting zijn gefietst.[slachtoffer 4] is in het midden van de rijbaan gaan fietsen om op deze manier het voertuig op te kunnen vangen en een stopteken te kunnen geven.[verbalisant] reed op dat moment op het trottoir. Niet veel later zag[slachtoffer 4] het voertuig de Schoolstraat in komen rijden en zag dat het voertuig recht op hun af gereden kwam.[slachtoffer 4] heeft zijn mountainbike op de rijbaan geplaatst met als doel het voertuig een stopteken te geven en het voertuig te doen stoppen. De bestuurder van de auto slingerde om[verbalisant] heen en versnelde vervolgens. Het voertuig ging steeds meer toeren maken en kwam recht op[slachtoffer 4] af gereden. Het voertuig passeerde hem met ongeveer een armlengte verschil en raakte vervolgens de politiemountainbike. Op roepen van[slachtoffer 4] met de woorden: “stop politie stop” reageerde de bestuurder van de auto niet. Als[slachtoffer 4] niet naar rechts was gesprongen dan was hij door het voertuig geraakt. Het voertuig reed vervolgens zonder vaart te verminderen door in de richting van de Hoge Brug. Ter hoogte van de fietsenstaling in de Singelstraat zag[slachtoffer 4] een groep mensen staan. Deze groep bestond uit ongeveer 20 a 25 man. Deze personen stonden deels op de rijbaan en deels op het trottoir. Het voertuig naderde zonder vaart te minderen deze groep mensen.[slachtoffer 4] zag dat er verschillende mensen ternauwernood weg konden springen om een aanrijding met het voertuig te voorkomen. Verschillen personen waren ook aan het gillen. Het voertuig vervolgde zijn weg in de richting van de Hoge Brug. Verbalisant[slachtoffer 4] is op zijn mountainbike gesprongen om het voertuig achterna te gaan. Op de kop van de haven zag hij wederom dat omstanders ternauwernood weg konden springen om niet te worden aangereden.[slachtoffer 4] zag het voertuig rechts afslaan de Hoge Brug op. De brug stond op dat moment vol met mensen welke via deze brug het horecagebied in- en uitliepen.[slachtoffer 4] hoorde de bestuurder meerdere keren claxonneren. De omstanders op de brug sprongen zowel naar rechts als naar links om niet te worden aangereden. Op dat moment kwam er een arrestantenbus en een normaal opvallend dienstvoertuig aangereden. Het normale dienstvoertuig probeerde de doorgang te blokkeren. Het voertuig reed echter rakelings langs dit voertuig heen. Hierna zag[slachtoffer 4] dat de arrestantenbus de weg probeerde te blokkeren voor de aankomende auto. De linkervoorzijde van de arrestantenbus raakte hierbij de linkerzijde van het voertuig. Vervolgens reed het voertuig – zonder vaart te minderen – over het trottoir parallel aan de Nieuwe Prinsenkade. Het voertuig vervolgde zijn weg in de richting van de taxistandplaats welke aan de Nieuwe Prinsenkade gelegen is. Verschillende personen welke op de taxistaanplaats liepen konden ternauwernood weg springen om een aanrijding te voorkomen. Het voertuig kwam vervolgens tot stilstand tegen een railing op de Nieuw Prinsenkade.[slachtoffer 4] is hierop naar het voertuig gerend waar een voor hem onbekend persoon het portier opentrok. Hij heeft deze persoon weg geduwd en tegen verdachte gezegd: “stop politie je bent aangehouden”. Het voertuig reed vervolgens achteruit. Op waarschuwingen van verbalisant gaf verdachte geen gehoor en reed hij wederom achteruit in de richting van de Hoge Brug. Verbalisant[verbalisant] heeft vervolgens zijn vuurwapen getrokken om verdachte te doen stoppen. Het voertuig kwam hierdoor tot stilstand tegen een aldaar op de taxistaanplaats geparkeerde auto. Verdachte is vervolgens afgeboeid en aangehouden.[verbalisant]
heeft de bevindingen van[slachtoffer 4] bevestigd. [2] Meer specifiek heeft hij nog verklaard dat toen de auto in de richting van de Schoolstraat reed hij met[slachtoffer 4] op de hoek van de Kraanstraat en de Haven was. Toen zij de melding van het voertuig kregen is[verbalisant] direct omgedraaid in de richting van de kruising van de Kraanstraat met de Schoolstraat. Hij was voornemens de dranghekken – die daar op dat op moment nog
stonden – op de kruising te zetten zodat de auto daar niet meer door kon. Hij besefte echter dat hij dit niet meer ging redden en is op het trottoir gaan fietsen. Op dat moment zag hij de auto – vermoedelijk een Hyundai Excel – de Schoolstraat uitrijden. De auto reed harder dan stapvoets en[verbalisant] had niet het idee dat de auto ging stoppen. Voor zijn eigen veiligheid is hij een stap opzij gegaan. Op het moment dat de auto hem naderde zag[verbalisant] de hem ambtshalve bekende[verdachte] – zijnde verdachte – achter het stuur in de auto zitten. Op dat moment keek hij naar zijn collega[slachtoffer 4], welke op het midden van de weg stond. Met dezelfde snelheid of zelfs sneller reed de auto in de richting van[slachtoffer 4] en[verbalisant] zag dat[slachtoffer 4] moest springen. De personenauto reed tegen de fiets van[slachtoffer 4] aan en de vonken kwamen onder de fiets vandaan. De auto week licht uit naar rechts waar enkele personen stonden. Hij hoorde mensen gillen en zag dat mensen opzij moesten springen. Hierna zag[verbalisant] de auto de Hoge Brug oprijden waar op dat moment meerdere personen liepen en fietsten. Het was zodanig druk dat de personenauto er niet langs kon. Verdachte gaf gas en[verbalisant] zag personen aan beide kanten van de auto weg springen. De auto verhoogde zijn snelheid. Toen de auto de brug af reed zag[verbalisant] het dienstvoertuig van A&V de brug oprijden. Vervolgens ontstond er een aanrijding tussen het dienstvoertuig van A&V en de personenauto. Er ontstond flinke schade aan beide voertuigen. Hierna reed de personenauto rechts de brug af. De personen die daar op dat moment stonden moesten weg springen voor de auto. Op dat moment verhoogde het voertuig zijn snelheid flink en reed in de richting van de reling van de Nieuwe Prinsenkade. Ook hier liepen verschillende personen, waarvan er één over de railing in het water moest springen om te ontkomen. Andere personen moesten aan de kant springen om een aanrijding te voorkomen.[verbalisant] kreeg het idee dat verdachte koste wat kost door wilden blijven rijden. Om te voorkomen dat verdachte meer mensen zou aanrijden voelde verbalisant zich genoodzaakt zijn dienstwapen te trekken. Verdachte is hierdoor geraakt.
Getuige[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich op 6 mei 2012 in het uitgaansgebied van Breda bevond. [3] Rond de klok van drie liep hij samen met zijn vrienden naar de taxistaanplaats om naar huis te gaan. Op het moment dat hij een taxi aan het regelen was zag hij twee koplampen op zich af komen. De auto reed op het voetpad waar hij op dat moment ook stond en de auto kwam met een vaart in de richting van[slachtoffer 1] en zijn vrienden gereden. Hij en zijn vrienden moesten opzij springen om niet door de auto geraakt te worden. Op enig moment kwam de auto tegen de omheining tot stilstand en is[slachtoffer 1] in de richting van de auto gerend. Daar stonden op dat moment meerdere mensen. De auto probeerde met een hoog toerental achteruit te rijden.[slachtoffer 1] en de andere personen moesten hierdoor opzij springen. Als ze dit niet hadden gedaan dan had de auto hem en de andere personen geraakt. Ook[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op de desbetreffende avond in het uitgaansgebied van Breda was. [4] Toen hij omstreeks kwart over drie met zijn vrienden op de Hoge Brug liep hoorde hij een auto van achteren aankomen en zag hij dat de auto hun meteen voorbij reed. De auto reed vlak langs[slachtoffer 2]. Hij is niet geraakt door de auto, maar dit scheelde weinig. De auto begon te toeteren, waardoor ook andere personen opzij moesten springen. Een klein stukje verder zag[slachtoffer 2] dat de auto op twee politiebusjes afreed. Hierbij botste de auto frontaal tegen het rechterpolitiebusje. Hij zag heel duidelijk een deuk in het politievoertuig. Toen de auto rechtsaf de Nieuwe prinsenkade op reed probeerde hij via het trottoir te ontsnappen. Er brak paniek uit onder de personen die daar liepen en er moesten mensen opzij en over de railing klimmen om niet geraakt te worden. Getuige [slachtoffer 3] heeft bovenstaande verklaringen bevestigd. [5] Meer in het bijzonder heeft hij verklaard dat hij naast de loempiakraam op de Prinsenkade stond toen hij de auto aan zag komen. De auto kwam bijna recht op hem af gereden. Als hij niet aan de kant was gegaan – door over de railing te klimmen – dan had de auto hem geraakt. De auto kwam ongecontroleerd op hem af. De snelheid van de auto was heel erg snel voor zijn gevoel.
Getuige [getuige] heeft naar aanleiding van bovenstaand incident verklaard dat hij op enig moment een arrestantenbus en een andere politieauto aan zag komen rijden op de Hoge Brug. [6] De auto reed tegen de arrestantenbus aan. Op dat moment zag [getuige] ongeveer
20 personen voor die auto weg springen om een aanrijding te voorkomen. Aan het geschreeuw hoorde hij dat er paniek heerste.[getuige 2] en [getuige 3] hebben bovenstaande getuigenverklaringen bevestigd. [7] [getuige 2] heeft in het bijzonder nog verklaard dat hij in de auto heeft gekeken en zag dat de man een vreemde blik in zijn ogen had. [8]
De politie heeft kort na het incident de beelden van het uitgaansgebied op 6 mei 2012 bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat bovengenoemde auto – Hyundai Excel voorzien van het kenteken[( - - )] – rond 3.30 uur door de Vismarktstraat in de richting van de Reigerstraat rijdt. [9] Aan een blokkade door de verbalisanten te paard geeft de auto geen gehoor waarop hij linksaf de Schoolstraat in reed. De auto reed in de richting van een groepje personen. Deze personen moest opzij springen om niet geraakt te worden. Aan het einde van de Schoolstraat sloeg de auto linksaf de Singelstraat op en reed vervolgens door in de richting van de haven. Ter hoogte van de Hoge Brug kwam de personenauto weer in beeld waar op dat moment meerdere personen liepen. Uit de reacties van enkele personen was te zien dat de auto hun rakelings passeerde. Twee dienstvoertuigen probeerde de auto op de Hoge Brug tegen te houden. De auto had echter net genoeg ruimte om rechtsaf de Hoge Brug af te rijden. De auto reed vervolgens op het trottoir van de Nieuwe prinsenkade en raakte hierbij de loempiakraam. De auto reed vervolgens langs diverse geparkeerde taxi’s. Hierna reed de auto achteruit en werd gezien dat een aldaar geparkeerde taxibus op en neer bewoog. De rechtbank leidt hieruit af dat de verklaringen van verbalisanten en de verklaringen van de diverse getuigen worden ondersteund door de camerabeelden.
Door[slachtoffer 8] is namens Veolia aangifte gedaan van beschadiging van een taxibus welke op 6 mei 2012 stond geparkeerd aan de Nieuwe Prinsenkade. [10] De bestuurder van de taxibus zag op enig moment een personenbus op de taxibus afkomen en voelde dat de taxibus door de auto werd geraakt. De personenauto heeft hierdoor schade aan de taxibus veroorzaakt. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring wordt ondersteund door de camerabeelden, namelijk dat er op enig moment werd gezien dat de personenauto langs diverse geparkeerde taxi’s is gereden en dat toen de auto achteruit reed een aldaar geparkeerde taxibus op en neer bewoog.
Op basis van het dossier staat vast dat verdachte nadat hij zijn auto door de binnenstad van Breda was gereden, uiteindelijk via de Hoge Brug rechtsaf de stoep parallel gelegen aan de Nieuwe Prinsenkade is opgereden. Aldaar staat vrijwel op de hoek een loempiakraam en is een taxistandplaats gelegen. Op grond van gedane aangiften van onder meer[slachtoffer 7],[slachtoffer 5], afgelegde getuigenverklaringen van onder meer [getuige],[getuige 2],[slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en opgemaakte processenverbaal van bevindingen van onder meer[verbalisant 2], stelt de rechtbank vast dat op desbetreffende stoep een aanzienlijke hoeveelheid personen aanwezig waren en dat de auto aldaar meer snelheid ging maken en wel een snelheid van ongeveer 25 a 30 km per uur bereikte. Personen moesten opzij springen om niet aangereden te worden en voorts wordt verklaard dat één persoon (getuige [slachtoffer 3]) over de railing van de kade is geklommen teneinde een aanrijding te voorkomen. De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en geconstateerd dat deze overeenkomen met de beschrijving in de processen-verbaal van bevinding. Hierin is onder meer beschreven dat er een persoon naar voren moest stappen om te voorkomen dat hij werd aangereden door verdachte die daar reed, dat daar twee personen liepen, komende vanuit de taxistandplaats richting loempiakraam, en dat deze personen achter de loempiakraam moesten wegspringen om te voorkomen dat ze werden aangereden door de groene auto waar verdachte inreed, dat de auto langs de railing reed en dat er een witte vlek was die naar rechts uitweek.
De rechtbank is van oordeel dat het op deze wijze deelnemen aan het verkeer op een plaats waar meerdere personen aanwezig zijn en waar het verboden is voor een auto om te rijden, tot gevolg kan hebben dat meerdere personen worden aangereden ten gevolge waarvan zij zouden kunnen komen te overlijden. Verdachte heeft weliswaar aangegeven bij de politie maar ook ter zitting dat hij zich niet zoveel meer kan herinneren. Echter blijkens het dossier heeft verdachte meerdere stoptekens genegeerd, heeft hij meerdere handelingen verricht die op zichzelf beschouwd niet anders uitgelegd kunnen worden dan te zijn gericht op het wegkomen, en heeft hij zijn snelheid verhoogd ter plaatse. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat meerdere onbekend gebleven personen, [slachtoffer 3] en[slachtoffer 1] zouden komen te overlijden en heeft hij die kans blijkens zijn wijze van handelen op de koop toegenomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank de poging tot doodslag van de onbekend gebleven personen,[slachtoffer 1], en [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aan verdachte is primair poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan[slachtoffer 4] en[slachtoffer 5] ten laste gelegd. Ten aanzien van[slachtoffer 4] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en wijst hiervoor in het bijzonder naar de processen-verbaal van bevindingen van[slachtoffer 4] en[verbalisant]. Verdachte heeft op 6 mei 2012 als bestuurder van een personenauto een door[slachtoffer 4] gegeven stopteken genegeerd, terwijl hij met een aanzienlijke snelheid op hem af is gereden. Het voertuig passeerde[slachtoffer 4] met ongeveer een armlengte verschil en raakte vervolgens de politiemountainbike. Op roepen van[slachtoffer 4] met de woorden: “stop politie stop” reageerde verdachte niet. Op het moment dat[slachtoffer 4] niet naar rechts was gesprongen dan was hij door het voertuig geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met zijn personenauto met aanzienlijke snelheid op[slachtoffer 4] af te rijden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard tegen[slachtoffer 4] aan te rijden en hem daarbij zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat de ruimte tussen[slachtoffer 4] en de auto – te weten een armlengte verschil – beperkt was. De rechtbank acht derhalve bewezen dat het opzet van verdachte – in de vorm van voorwaardelijk opzet – was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij[slachtoffer 4].
Ten aanzien van de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan[slachtoffer 5] overweegt de rechtbank het volgende.[slachtoffer 5] heeft verklaard dat de auto van verdachte met een geopend portier achteruit is gereden, terwijl hij in de deuropening van verdachte stond. Om niet door de portier van die auto geraakt te worden moest hij een paar passen opzij springen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de gedragingen van verdachte de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans met zich mee hebben gebracht op zwaar lichamelijk letsel bij[slachtoffer 5]. De rechtbank overweegt daartoe dat de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende duidelijkheid geven over met name de snelheid en abruptheid waarmee verdachte achteruit is gereden. Daarbij overweegt de rechtbank dat het achteruit rijden van verdachte zich heeft voltrokken vanuit een stilstaande positie van de auto. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat bij verdachte sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, om[slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door achteruit te rijden op het moment dat[slachtoffer 5] in de opening van het bestuurdersportier stond.
Feit 3
Aan verdachte is tenlastegelegd bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling tegen politieagenten te paard[slachtoffer 7] en[slachtoffer 6]. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte[slachtoffer 7] en[slachtoffer 6] heeft bedreigd door met zijn auto op hun af te rijden.
Volgens vaste jurisprudentie is voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. De rechtbank leidt uit de beelden af dat verdachte met zijn auto in de richting van de verbalisanten te paard is gereden en dat hij – voordat hij hen bereikte – linksaf de Schoolstraat insloeg. Niet is gebleken dat verdachte – met de snelheid die hij op dat moment reed – de intentie heeft gehad om op de verbalisanten te paard in te rijden. De rechtbank overweegt dat de gedragingen van verdachte weliswaar schrik teweeg hebben gebracht bij de verbalisanten te paard, zoals blijkt uit hun aangiften, maar dat is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van bedreiging. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte, voordat hij de verbalisanten te paard had bereikt, linksaf de Schoolstraat is ingereden. Hij lijkt duidelijk de verbalisanten te willen ontwijken. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de camerabeelden een ander beeld geven dan de inhoud van de aangiften, hetgeen mogelijk te verklaren is door de beleving van de desbetreffende aangeefsters, waar de rechtbank overigens niets aan wenst af te doen.
Nu op grond van het voorgaande niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 4
Aan verdachte is tenlastegelegd overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet, te weten het vertonen van gevaarzettend gedrag op de weg. De rechtbank acht dit feit, mede op grond van de bij feit 1 reeds aangehaalde aangiften en getuigenverklaringen , wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is op 6 mei 2012 met zijn auto door het horecagebied van Breda gereden – terwijl dit gebied uitsluitend bestemd is voor voetgangers – en heeft daarbij meerdere personen en politieagenten bijna geraakt. Personen moesten voor verdachte opzij springen of over de railing van de brug klimmen om niet geraakt te worden. De rechtbank overweegt dat verdachte concreet gevaarzettend gedrag heeft vertoond door op sommige stukken met aanzienlijke snelheid te rijden maar ook door geen althans onvoldoende snelheid te minderen op het moment dat hij mensen naderde. Daarbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat het horecagebied van Breda uitsluitend toegankelijk is voor voetgangers en niet voor personenauto’s, het dus juist een horeca-gebied betreft alwaar doorgaans zich grotere groepen mensen bevinden die niet bedacht zijn op auto’s Door het handelen van verdachte heeft hij een gevaar op de weg veroorzaakt, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt.
Feit 5
Aan verdachte is beschadiging van een mountainbike, een taxibus, een politieauto en een arrestantenbus tenlastegelegd. De rechtbank acht dit feit, gelet op het hetgeen reeds onder feit 1 is overwogen, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank wijst hiervoor in het bijzonder op de processen-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 8]. Hieruit komt naar voren dat verdachte met zijn auto de mountainbike van[slachtoffer 4] heeft geraakt waardoor deze schade heeft opgelopen. Op de Nieuwe Prinsenkade heeft verdachte toen hij de stad uit probeerde te rijden een arrestantenbus – toen deze een blokkade probeerden te vormen met een politieauto – geraakt. Hierna is verdachte op de taxistandplaats achteruit tegen een stilstaande taxibus aangereden. De arrestantenbus en de taxibus hebben hierdoor schade opgelopen.
Feit 6
Aan verdachte is rijden onder invloed ten laste gelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 mei 2012 ruzie heeft gehad met zijn vriendin. [11] Toen zij weg was heeft hij medicijnen ingenomen, te weten valium, antidepressiva en antipsychotica. Hij had meer ingenomen dan normaal, omdat hij zich niet goed voelde. Hij wilde zich verdoven. In totaal heeft hij een stuk of acht/negen valium tabletten ingenomen, 300mg antidepressiva en een stuk of vijf tabletten antipsychotica. Door het innemen van deze pillen raakte hij verdoofd en was hij een beetje van de wereld af. Hij was zichzelf niet meer. Naast de pillen had hij ook nog drie blikjes Jupiler bier genuttigd. Door de alcohol werd het verdriet wat hij op dat moment
had – door de ruzie met zijn vriendin – alleen maar versterkt. Hierna heeft hij de auto (Hyundai Excel) van zijn moeder gepakt en is hij hiermee gaan rijden. Verdachte wist dat het dom was om met een combinatie van alcohol en medicijnen te gaan rijden.
In het rapport van het NFI is geconcludeerd dat verdachte op 6 mei 2012 onder invloed is geweest van alcohol, diazepam en desmethyldiazepam. De raadsman heeft echter aangevoerd dat het rapport van het NFI moet worden uitgesloten van het bewijs. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat in het rapport staat vermeld dat het bloed van verdachte pas in januari 2013 is binnengekomen bij het NFI. Bij het NFI is niet bekend hoe de bewaaromstandigheden van het bloed bij de politie in deze periode – van meer dan zes maanden – zijn geweest. Mogelijk zijn stoffen gedurende deze bewaarperiode ontleed en daardoor niet meer aantoonbaar. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het rapport van het NFI niet bruikbaar is voor het bewijs. Nog daargelaten hetgeen de raadsman heeft aangevoerd blijkt uit het dossier niet dat het door het NFI geteste monster bloed betreft dat bij verdachte is afgenomen. Immers, het SIN-nummer van het bij verdachte afgenomen bloed ontbreekt op het dossier. Eén en ander leidt ertoe dat de rechtbank het rapport, zoals dit is opgesteld door het NFI, niet zal meenemen voor het bewijs.
Afgezien van het deskundigenrapport van het NFI kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigen bewezen worden verklaard dat verdachte onder invloed van alcohol in combinatie met een andere stof heeft gereden. De rechtbank wijst hiervoor op de eigen verklaring van verdachte en hetgeen reeds onder feit 1 is overwogen, namelijk het rijgedrag dat verdachte op 6 mei 2012 heeft vertoond. Omstanders hebben ook gezien dat verdachte een vreemde blik in zijn ogen had. Verdachte heeft verklaard dat hij een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol en medicijnen. Verdachte wist dat het dom was om hiermee in een auto te stappen. De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat verdachte wist dat het gebruik van alcohol in combinatie met medicijnen de rijvaardigheid kon verminderen. Gelet op het vastgestelde rijgedrag van verdachte en de hoeveelheid ingenomen middelen zoals blijkt uit de verklaring van verdachte, oordeelt de rechtbank dat verdachte hierdoor niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop
één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks06 mei 2012 te Breda ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
telkens (meermalen
)
opzettelijk
(een)onbekend gebleven perso
(o)n
(en
)en
/ofJ.[slachtoffer 1] en
/of L.[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid
en/of snelheidsverhogendover
/ophet
trottoir,
althans een voor voetgangers bestemd gebied gelegen naast en/of op
en/ofbehorende tot de (Nieuwe) Prinsenkade op die perso
(o)n
(en
)in is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen)op
of omstreeks06 mei 2012 te Breda ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
politieambtenaar van de Nationale Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant (te
weten[initialen][slachtoffer 4])
en/of[initialen 2][slachtoffer 5] telkens (meermalen)opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid
en/of snelheidsverhogend
op die politieambtenaar in is gereden
en/of
- met zijn (personen)auto met aanzienlijke snelheid en/of snelheidsverhogend
met een geopend portier achteruit is gereden, alwaar die[slachtoffer 5] zich toen
bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen)op
of omstreeks06 mei 2012 te Breda als
bestuurder van een voertuig (Hyundai Excel met kenteken[( - - )]), daarmee
rijdende op de wegen, de Kraanstraat en
/ofde Vismarktstraat en
/ofde
Schoolstraat en
/ofde Reigerstraat en
/ofde Singelstraat en
/ofde Haven en
/of
de Nieuwe Prinsenkade, meermalen
, althans éénmaal op/in het horecaconcentratiegebied,
althans een voetgangersgebied en/of een trottoir, gelegen naast en/of op en/of en
behorende tot de wegen,de Kraanstraat en
/ofde Vismarktstraat en
/ofde
Schoolstraat en
/ofde Reigerstraat en
/ofde Singelstraat en
/ofde Haven en
/of
de Nieuwe Prinsenkade,
telkens met dat motorrijtuig op een zodanige wijze en
/ofmet een dusdanig
(e
)
(
hoge/aanzienlijke) snelheid, over enige afstand, in de richting van en
/ofop
(zeer) korte afstand van omstanders is gaan en
/of isblijven rijden en
/of in
elk gevalhet door hem bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle
heeft gehad,
door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
,
althans kon worden gehinderd;
5.
hijop
één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks06 mei 2012 te Breda
telkens opzettelijk en wederrechtelijk een mountainbike en
/ofeen taxibus
en
/of een politie-auto en/ofeen arrestantenbus,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan politie Zeeland-West-Brabant en
/ofVeola
en/of Continental,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
6.
hijop
of omstreeks06 mei 2012 te Breda als bestuurder van een voertuig,
(Hyundai Excel met kenteken[( - - )]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl
hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten
(een combinatie)
van alcohol
en/of diazepam en/of desmethyldiazepam, waarvan hij wist
of
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in
combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
339 dagen waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaar. Zij koppelt daaraan als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Novadic-Kentron en dat verdachte wordt verplicht zich klinisch te laten behandelen voor zijn psychiatrische en persoonlijkheidsproblematiek bij de Mare te Halsteren. Voorts dient er als bijzondere voorwaarde aan worden gekoppeld dat verdachte wordt verplicht om, indien de verslavingsreclassering dit nodig acht, zich na de klinische behandeling onder (ambulante) behandeling laat stellen bij een nader te bepalen forensische psychiatrische polikliniek. Ten slotte dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan het nader in te vullen resocialisatietraject, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Voorts verzoekt de officier van justitie – om de ernst van de feiten te benadrukken - aan verdachte een taakstraf op te leggen van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis. Ter zake van feit 1 verzoekt de officier van justitie ten slotte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van 5 jaar. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de voorwaardelijke straf en de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden zoals deze door de officier van justitie is gevorderd. Het is noodzakelijk dat verdachte een behandeling gaat krijgen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de goede weg die op dit moment is ingezet bij De Mare doorkruisen. De raadsman verzoekt de proeftijd – in ieder geval – te verkorten
tot 2 jaar nu verdachte al gedurende een jaar een behandeling ondergaat bij De Mare. Ook ziet de raadsman – nu hij voor een aantal feiten vrijspraak heeft bepleit – geen ruimte voor een werkstraf zoals deze is geëist door de officier van justitie. De raadsman wijst hiervoor ook op het feit dat rekening dient te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met het feit dat er op dit moment behandeling plaatsvindt. Voorts hebben we te maken met een relatief oud feit. Ten slotte heeft de raadsman verzocht de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid van 5 jaar te beperken in tijd. Hij refereert zich voor dit punt aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 6 mei 2012 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op[slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en een groot aantal onbekend gebleven personen en een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel van[slachtoffer 4]. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan overtreding van de artikelen 5 en 8 van de Wegenverkeerswet en beschadiging van diverse goederen. Verdachte heeft op roekeloze wijze met zijn personenauto door het uitgaansgebied van Breda gereden, terwijl de binnenstad van Breda op dat moment enkel toegankelijk was voor voetgangers. Hij is na het gebruik van alcohol en medicijnen in zijn auto gestapt en heeft daarbij verschillende personen en politieagenten bijna geraakt. Meerdere van deze personen hebben weg moeten springen om niet geraakt te worden. Tijdens zijn rit heeft verdachte voorts diverse goederen beschadigd. Door zijn manier van rijden heeft verdachte zich in het geheel niet bekommerd om de mogelijke gevolgen van zijn rijgedrag voor de personen die zich op dat moment in het uitgaansgebied van Breda bevonden. Om verdachte te doen stoppen is hij door een politieagent op de Nieuwe Prinsenkade neergeschoten om hem vervolgens te kunnen aanhouden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de situatie zo uit de hand heeft laten lopen en zoveel mensen in gevaar heeft gebracht. Zonder af te willen doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, mag het een wonder heten dat een en ander geen ernstigere gevolgen heeft gehad. Dat de verdachte zich niets meer herinnert – wat daarvan ook zij – doet aan de ernst van het bewezenverklaarde vanzelfsprekend niets af. De door[slachtoffer 4] ingediende vordering benadeelde partij geeft ook blijk van de gevolgen, die het handelen van verdachte heeft gehad. Emotioneel heeft het gebeuren een diepe inbreuk op hem gemaakt. Hij heeft zich ten tijde van het voorval zeer angstig, benauwd en kwaad gevoeld. Hij heeft serieus moeten vrezen dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Hij denkt nog regelmatig terug aan het gebeuren en aan de gevolgen die de actie van verdachte had kunnen hebben.
In het nadeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit komt naar voren dat hij veelvuldig met justitie in aanraking is geweest ook voor soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van zeer ernstige misdrijven die een aanzienlijke straf rechtvaardigen. Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan een overtreding. Tegelijkertijd dient de rechtbank, bij de bepaling van een passende strafmaat, te kijken naar de persoon van verdachte. Over verdachte is een rapport opgemaakt. Psycholoog Bögels geeft in zijn rapport aan dat verdachte’s persoon wordt gekenmerkt door een diffuse en weinig autonome identiteit, die naar verwachting op eigen kracht niet in staat kan worden geacht een weg te vinden uit de vicieuze cirkel, waarin hij lijkt te verkeren, en waarbinnen misbruik van alcohol een belangrijke rol speelt. Bij verdachte is sprake van alcoholafhankelijkheid en dysthymie bij een afhankelijke persoonlijkheid met borderlinetrekken. Onder invloed van alcohol en medicijnen braken onderliggende (externaliserende, agressieve) impulsen door en namen vorm aan in de ten laste gelegde feiten. Verdachte is te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. De indruk ontstaat dat verdachte inmiddels is geplaatst in een voor hem passende omgeving, FPA De Mare te Halsteren. De psycholoog heeft derhalve in zijn rapport geadviseerd de klinische behandeling die verdachte op het moment van onderzoek ondergaat bij FPA De Mare te continueren. Eén en ander zou bij een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke strafoplegging dienen te worden opgenomen. Deze klinische behandeling zou in de toekomst kunnen overgaan in een meer ambulante/begeleid wonen vorm, zulks in overleg met de reclassering. Zonder klinische behandeling is de kans op terugval aanzienlijk. Alcohol is absoluut gecontra-indiceerd.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte herhaaldelijk met justitie in aanraking is gekomen. Volgens de reclassering hangen zijn delicten nauw samen met het gebruik van alcohol. Daarnaast ervaart verdachte psychische klachten en heeft hij een destructieve relatie met de moeder van zijn ongeveer 2,5 jarige zoon. Door relationele problemen raakt verdachte gemakkelijk uit balans en neemt de zucht naar alcohol toe. Sinds januari 2013 verblijft verdachte in een klinische setting binnen FPA De Mare te Halsteren. Hij heeft een verplicht reclasseringscontact bij de verslavingsreclassering en houdt zich tot op heden aan de behandeling binnen De Mare en de aanwijzingen en afspraken vanuit de verslavingsreclassering. Eenmaal heeft verdachte en time-out gekregen wegens grensoverschrijdend gedrag. Na een time-out van zeven weken is hij echter opnieuw opgenomen bij De Mare en lijkt hij zich weer voor de volle 100% in te zetten. Verdachte is inmiddels ingesteld op medicatie en functioneert naar tevredenheid. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat door zijn psychische problemen in combinatie met de afhankelijkheid van alcohol. Afgelopen jaar heeft verdachte intensieve klinische behandeling gevolgd, waardoor de kans op recidive in vergelijking met een jaar geleden is afgenomen. Desondanks blijft verdachte een kwetsbare man met een uitgebreide delict geschiedenis. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzonder voorwaarden geadviseerd: meldplicht bij Novadic-Kentron, opname in een zorginstelling – klinische behandeling, behandeling verplichting – ambulante behandeling en andere voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende.
De rechtbank neemt de conclusie van de geraadpleegde psycholoog over en houdt hiermee, naast de rapportage van de reclassering, rekening bij de strafoplegging. De rechtbank gaat uit van een verminderde toerekeningsvatbaarheid bij verdachte. De rechtbank stelt enerzijds vast – zoals hierboven reeds is overwogen – dat de gepleegde feiten dermate ernstig zijn dat zij een forse gevangenisstraf rechtvaardigen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat er bij verdachte sprake is van een forse documentatie en een lange behandelgeschiedenis op het gebied van verslavingshulpverlening en geestelijke gezondheidszorg. Anderzijds hecht de rechtbank ook waarde – gelet op de rapportages die er liggen – aan continuering van de behandeling zoals deze reeds is ingezet bij FPA De Mare te Halsteren. Continuering van de behandeling lijkt noodzakelijk om de kans op terugval in alcohol- en medicatiegebruik en daarmee eventueel delict gedrag in de toekomst, zo klein mogelijk te maken. Het is van groot belang dat verdachte een behandeling ondergaat. De rechtbank acht het in dit kader van belang dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij op zijn plek lijkt te zitten bij FPA De Mare. Deze omstandigheden tezamen, leiden ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat een behandeling van verdachte voorop dient te staan. De door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf doet voldoende recht aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. De rechtbank ziet echter geen meerwaarde in het daarnaast opleggen van een taakstraf. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van 339 dagen waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal daaraan als bijzondere voorwaarde verplicht toezicht door Novadic-Kentron verbinden. Daarnaast dient verdachte zich klinisch te laten behandelen binnen de Forensische Psychiatrische afdeling van De Mare te Halsteren, of een soortgelijke instelling. Voorts wordt verdachte verplicht om zich na zijn klinische behandeling onder (ambulante) behandeling te stellen bij een nader te bepalen forensische psychiatrische polikliniek. Ten slotte dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan het nader in te vullen resocialisatietraject, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De rechtbank legt een fors voorwaardelijk strafdeel op, enerzijds om ook na afloop van zijn behandeling een stok achter de deur te hebben en anderzijds om te bewerkstelligen dat – wanneer verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden houdt – hij alsnog een gevangenisstraf moet ondergaan. Gelet op de ernst van de feiten, het belang van het inperken van het recidivegevaar en het strafblad van verdachte zal de rechtbank – anders dan door de raadsman is bepleit – een proeftijd van drie jaar aan de voorwaardelijke straf verbinden. Ter zake van feit 1 zal de rechtbank daarnaast, teneinde de ernst van het feit te benadrukken, een ontzegging van de rijbevoegd opleggen voor de duur van 3 jaar. Met betrekking tot feit 4, zijnde een overtreding, zal verdachte schuldig worden verklaard zonder oplegging van straf.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij[initialen][slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 500,- voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 400,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 62, 91, 287, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
Feit 2 primair:
poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel;
Feit 4:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 5:
beschadiging, meermalen gepleegd;
Feit 6:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feiten 1 primair, 2 primair, 5 en 6:
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 339 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*dat verdachte zich (uiterlijk) drie dagen nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden zal melden bij de verslavingsreclassering Novadic-Kentron, Verlengde Poolseweg 2 te Breda en zich moet blijven melden zo frequent als Novadic-Kentron dat binnen de proeftijd noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van Novadic-Kentron;
* dat verdachte zich klinisch laat behandelen binnen de Forensische Psychiatrische Afdeling van De Mare te Halsteren, of een soortgelijke instelling;
* dat verdachte zich na zijn klinische behandeling onder (ambulante) behandeling stelt bij een ander te bepalen forensische psychiatrische polikliniek.
* dat verdachte, indien de verslavingsreclassering dit nodig acht, zijn medewerking zal verlenen aan een nader in te vullen resocialisatietraject, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft Novadic-Kentron opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
Feit 4:
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Bijkomende straffen
Feit 1:
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[initialen][slachtoffer 4] van € 400,-, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[initialen][slachtoffer 4] (feit 2), € 400,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Struijs en mr. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
24 januari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met BVH-nummer 2012096470 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 154.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 51 tot en met 54.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige J.[slachtoffer 1], pagina 98 en 99.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige L.[slachtoffer 2], pagina 88 en 89.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[slachtoffer 3], pagina 92 en 93.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige J. [getuige], pagina 73 en 74.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige N.[getuige 2], pagina 76 tot en met 78 en het proces-verbaal van verhoor van M. [getuige 3], pagina 80 en 81.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige N.[getuige 2], pagina 77.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 123 en 124.
10.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 107.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 39 en 40.