4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op zondag 6 mei 2012 was verbalisant[slachtoffer 4], doende met het toezicht in het horeca concentratiegebied in het centrum van Breda.Hij reed op een opvallende politie mountainbike samen met verbalisant[verbalisant]. Op enig moment kreeg[slachtoffer 4] een melding dat er een voertuig geparkeerd zou staan ter hoogte van eetcafé Oskam. Enige tijd later hoorde hij van een collega – welke was belast met het cameratoezicht – dat het voertuig begon te rijden over de Vismarktstraat in de richting van de Vismarkt te Breda. Via zijn portofoon hoorde[slachtoffer 4] dat de auto een stopteken van de verbalisanten te paard had genegeerd. De bestuurder zou inmiddels linksaf de Schoolstraat zijn ingereden, waarop de verbalisanten zijn omgedraaid en ook in deze richting zijn gefietst.[slachtoffer 4] is in het midden van de rijbaan gaan fietsen om op deze manier het voertuig op te kunnen vangen en een stopteken te kunnen geven.[verbalisant] reed op dat moment op het trottoir. Niet veel later zag[slachtoffer 4] het voertuig de Schoolstraat in komen rijden en zag dat het voertuig recht op hun af gereden kwam.[slachtoffer 4] heeft zijn mountainbike op de rijbaan geplaatst met als doel het voertuig een stopteken te geven en het voertuig te doen stoppen. De bestuurder van de auto slingerde om[verbalisant] heen en versnelde vervolgens. Het voertuig ging steeds meer toeren maken en kwam recht op[slachtoffer 4] af gereden. Het voertuig passeerde hem met ongeveer een armlengte verschil en raakte vervolgens de politiemountainbike. Op roepen van[slachtoffer 4] met de woorden: “stop politie stop” reageerde de bestuurder van de auto niet. Als[slachtoffer 4] niet naar rechts was gesprongen dan was hij door het voertuig geraakt. Het voertuig reed vervolgens zonder vaart te verminderen door in de richting van de Hoge Brug. Ter hoogte van de fietsenstaling in de Singelstraat zag[slachtoffer 4] een groep mensen staan. Deze groep bestond uit ongeveer 20 a 25 man. Deze personen stonden deels op de rijbaan en deels op het trottoir. Het voertuig naderde zonder vaart te minderen deze groep mensen.[slachtoffer 4] zag dat er verschillende mensen ternauwernood weg konden springen om een aanrijding met het voertuig te voorkomen. Verschillen personen waren ook aan het gillen. Het voertuig vervolgde zijn weg in de richting van de Hoge Brug. Verbalisant[slachtoffer 4] is op zijn mountainbike gesprongen om het voertuig achterna te gaan. Op de kop van de haven zag hij wederom dat omstanders ternauwernood weg konden springen om niet te worden aangereden.[slachtoffer 4] zag het voertuig rechts afslaan de Hoge Brug op. De brug stond op dat moment vol met mensen welke via deze brug het horecagebied in- en uitliepen.[slachtoffer 4] hoorde de bestuurder meerdere keren claxonneren. De omstanders op de brug sprongen zowel naar rechts als naar links om niet te worden aangereden. Op dat moment kwam er een arrestantenbus en een normaal opvallend dienstvoertuig aangereden. Het normale dienstvoertuig probeerde de doorgang te blokkeren. Het voertuig reed echter rakelings langs dit voertuig heen. Hierna zag[slachtoffer 4] dat de arrestantenbus de weg probeerde te blokkeren voor de aankomende auto. De linkervoorzijde van de arrestantenbus raakte hierbij de linkerzijde van het voertuig. Vervolgens reed het voertuig – zonder vaart te minderen – over het trottoir parallel aan de Nieuwe Prinsenkade. Het voertuig vervolgde zijn weg in de richting van de taxistandplaats welke aan de Nieuwe Prinsenkade gelegen is. Verschillende personen welke op de taxistaanplaats liepen konden ternauwernood weg springen om een aanrijding te voorkomen. Het voertuig kwam vervolgens tot stilstand tegen een railing op de Nieuw Prinsenkade.[slachtoffer 4] is hierop naar het voertuig gerend waar een voor hem onbekend persoon het portier opentrok. Hij heeft deze persoon weg geduwd en tegen verdachte gezegd: “stop politie je bent aangehouden”. Het voertuig reed vervolgens achteruit. Op waarschuwingen van verbalisant gaf verdachte geen gehoor en reed hij wederom achteruit in de richting van de Hoge Brug. Verbalisant[verbalisant] heeft vervolgens zijn vuurwapen getrokken om verdachte te doen stoppen. Het voertuig kwam hierdoor tot stilstand tegen een aldaar op de taxistaanplaats geparkeerde auto. Verdachte is vervolgens afgeboeid en aangehouden.[verbalisant]
heeft de bevindingen van[slachtoffer 4] bevestigd.Meer specifiek heeft hij nog verklaard dat toen de auto in de richting van de Schoolstraat reed hij met[slachtoffer 4] op de hoek van de Kraanstraat en de Haven was. Toen zij de melding van het voertuig kregen is[verbalisant] direct omgedraaid in de richting van de kruising van de Kraanstraat met de Schoolstraat. Hij was voornemens de dranghekken – die daar op dat op moment nog
stonden – op de kruising te zetten zodat de auto daar niet meer door kon. Hij besefte echter dat hij dit niet meer ging redden en is op het trottoir gaan fietsen. Op dat moment zag hij de auto – vermoedelijk een Hyundai Excel – de Schoolstraat uitrijden. De auto reed harder dan stapvoets en[verbalisant] had niet het idee dat de auto ging stoppen. Voor zijn eigen veiligheid is hij een stap opzij gegaan. Op het moment dat de auto hem naderde zag[verbalisant] de hem ambtshalve bekende[verdachte] – zijnde verdachte – achter het stuur in de auto zitten. Op dat moment keek hij naar zijn collega[slachtoffer 4], welke op het midden van de weg stond. Met dezelfde snelheid of zelfs sneller reed de auto in de richting van[slachtoffer 4] en[verbalisant] zag dat[slachtoffer 4] moest springen. De personenauto reed tegen de fiets van[slachtoffer 4] aan en de vonken kwamen onder de fiets vandaan. De auto week licht uit naar rechts waar enkele personen stonden. Hij hoorde mensen gillen en zag dat mensen opzij moesten springen. Hierna zag[verbalisant] de auto de Hoge Brug oprijden waar op dat moment meerdere personen liepen en fietsten. Het was zodanig druk dat de personenauto er niet langs kon. Verdachte gaf gas en[verbalisant] zag personen aan beide kanten van de auto weg springen. De auto verhoogde zijn snelheid. Toen de auto de brug af reed zag[verbalisant] het dienstvoertuig van A&V de brug oprijden. Vervolgens ontstond er een aanrijding tussen het dienstvoertuig van A&V en de personenauto. Er ontstond flinke schade aan beide voertuigen. Hierna reed de personenauto rechts de brug af. De personen die daar op dat moment stonden moesten weg springen voor de auto. Op dat moment verhoogde het voertuig zijn snelheid flink en reed in de richting van de reling van de Nieuwe Prinsenkade. Ook hier liepen verschillende personen, waarvan er één over de railing in het water moest springen om te ontkomen. Andere personen moesten aan de kant springen om een aanrijding te voorkomen.[verbalisant] kreeg het idee dat verdachte koste wat kost door wilden blijven rijden. Om te voorkomen dat verdachte meer mensen zou aanrijden voelde verbalisant zich genoodzaakt zijn dienstwapen te trekken. Verdachte is hierdoor geraakt.
Getuige[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zich op 6 mei 2012 in het uitgaansgebied van Breda bevond.Rond de klok van drie liep hij samen met zijn vrienden naar de taxistaanplaats om naar huis te gaan. Op het moment dat hij een taxi aan het regelen was zag hij twee koplampen op zich af komen. De auto reed op het voetpad waar hij op dat moment ook stond en de auto kwam met een vaart in de richting van[slachtoffer 1] en zijn vrienden gereden. Hij en zijn vrienden moesten opzij springen om niet door de auto geraakt te worden. Op enig moment kwam de auto tegen de omheining tot stilstand en is[slachtoffer 1] in de richting van de auto gerend. Daar stonden op dat moment meerdere mensen. De auto probeerde met een hoog toerental achteruit te rijden.[slachtoffer 1] en de andere personen moesten hierdoor opzij springen. Als ze dit niet hadden gedaan dan had de auto hem en de andere personen geraakt. Ook[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op de desbetreffende avond in het uitgaansgebied van Breda was.Toen hij omstreeks kwart over drie met zijn vrienden op de Hoge Brug liep hoorde hij een auto van achteren aankomen en zag hij dat de auto hun meteen voorbij reed. De auto reed vlak langs[slachtoffer 2]. Hij is niet geraakt door de auto, maar dit scheelde weinig. De auto begon te toeteren, waardoor ook andere personen opzij moesten springen. Een klein stukje verder zag[slachtoffer 2] dat de auto op twee politiebusjes afreed. Hierbij botste de auto frontaal tegen het rechterpolitiebusje. Hij zag heel duidelijk een deuk in het politievoertuig. Toen de auto rechtsaf de Nieuwe prinsenkade op reed probeerde hij via het trottoir te ontsnappen. Er brak paniek uit onder de personen die daar liepen en er moesten mensen opzij en over de railing klimmen om niet geraakt te worden. Getuige [slachtoffer 3] heeft bovenstaande verklaringen bevestigd.Meer in het bijzonder heeft hij verklaard dat hij naast de loempiakraam op de Prinsenkade stond toen hij de auto aan zag komen. De auto kwam bijna recht op hem af gereden. Als hij niet aan de kant was gegaan – door over de railing te klimmen – dan had de auto hem geraakt. De auto kwam ongecontroleerd op hem af. De snelheid van de auto was heel erg snel voor zijn gevoel.
Getuige [getuige] heeft naar aanleiding van bovenstaand incident verklaard dat hij op enig moment een arrestantenbus en een andere politieauto aan zag komen rijden op de Hoge Brug.De auto reed tegen de arrestantenbus aan. Op dat moment zag [getuige] ongeveer
20 personen voor die auto weg springen om een aanrijding te voorkomen. Aan het geschreeuw hoorde hij dat er paniek heerste.[getuige 2] en [getuige 3] hebben bovenstaande getuigenverklaringen bevestigd.[getuige 2] heeft in het bijzonder nog verklaard dat hij in de auto heeft gekeken en zag dat de man een vreemde blik in zijn ogen had.
De politie heeft kort na het incident de beelden van het uitgaansgebied op 6 mei 2012 bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat bovengenoemde auto – Hyundai Excel voorzien van het kenteken[( - - )] – rond 3.30 uur door de Vismarktstraat in de richting van de Reigerstraat rijdt.Aan een blokkade door de verbalisanten te paard geeft de auto geen gehoor waarop hij linksaf de Schoolstraat in reed. De auto reed in de richting van een groepje personen. Deze personen moest opzij springen om niet geraakt te worden. Aan het einde van de Schoolstraat sloeg de auto linksaf de Singelstraat op en reed vervolgens door in de richting van de haven. Ter hoogte van de Hoge Brug kwam de personenauto weer in beeld waar op dat moment meerdere personen liepen. Uit de reacties van enkele personen was te zien dat de auto hun rakelings passeerde. Twee dienstvoertuigen probeerde de auto op de Hoge Brug tegen te houden. De auto had echter net genoeg ruimte om rechtsaf de Hoge Brug af te rijden. De auto reed vervolgens op het trottoir van de Nieuwe prinsenkade en raakte hierbij de loempiakraam. De auto reed vervolgens langs diverse geparkeerde taxi’s. Hierna reed de auto achteruit en werd gezien dat een aldaar geparkeerde taxibus op en neer bewoog. De rechtbank leidt hieruit af dat de verklaringen van verbalisanten en de verklaringen van de diverse getuigen worden ondersteund door de camerabeelden.
Door[slachtoffer 8] is namens Veolia aangifte gedaan van beschadiging van een taxibus welke op 6 mei 2012 stond geparkeerd aan de Nieuwe Prinsenkade.De bestuurder van de taxibus zag op enig moment een personenbus op de taxibus afkomen en voelde dat de taxibus door de auto werd geraakt. De personenauto heeft hierdoor schade aan de taxibus veroorzaakt. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring wordt ondersteund door de camerabeelden, namelijk dat er op enig moment werd gezien dat de personenauto langs diverse geparkeerde taxi’s is gereden en dat toen de auto achteruit reed een aldaar geparkeerde taxibus op en neer bewoog.
Op basis van het dossier staat vast dat verdachte nadat hij zijn auto door de binnenstad van Breda was gereden, uiteindelijk via de Hoge Brug rechtsaf de stoep parallel gelegen aan de Nieuwe Prinsenkade is opgereden. Aldaar staat vrijwel op de hoek een loempiakraam en is een taxistandplaats gelegen. Op grond van gedane aangiften van onder meer[slachtoffer 7],[slachtoffer 5], afgelegde getuigenverklaringen van onder meer [getuige],[getuige 2],[slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en opgemaakte processenverbaal van bevindingen van onder meer[verbalisant 2], stelt de rechtbank vast dat op desbetreffende stoep een aanzienlijke hoeveelheid personen aanwezig waren en dat de auto aldaar meer snelheid ging maken en wel een snelheid van ongeveer 25 a 30 km per uur bereikte. Personen moesten opzij springen om niet aangereden te worden en voorts wordt verklaard dat één persoon (getuige [slachtoffer 3]) over de railing van de kade is geklommen teneinde een aanrijding te voorkomen. De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en geconstateerd dat deze overeenkomen met de beschrijving in de processen-verbaal van bevinding. Hierin is onder meer beschreven dat er een persoon naar voren moest stappen om te voorkomen dat hij werd aangereden door verdachte die daar reed, dat daar twee personen liepen, komende vanuit de taxistandplaats richting loempiakraam, en dat deze personen achter de loempiakraam moesten wegspringen om te voorkomen dat ze werden aangereden door de groene auto waar verdachte inreed, dat de auto langs de railing reed en dat er een witte vlek was die naar rechts uitweek.
De rechtbank is van oordeel dat het op deze wijze deelnemen aan het verkeer op een plaats waar meerdere personen aanwezig zijn en waar het verboden is voor een auto om te rijden, tot gevolg kan hebben dat meerdere personen worden aangereden ten gevolge waarvan zij zouden kunnen komen te overlijden. Verdachte heeft weliswaar aangegeven bij de politie maar ook ter zitting dat hij zich niet zoveel meer kan herinneren. Echter blijkens het dossier heeft verdachte meerdere stoptekens genegeerd, heeft hij meerdere handelingen verricht die op zichzelf beschouwd niet anders uitgelegd kunnen worden dan te zijn gericht op het wegkomen, en heeft hij zijn snelheid verhoogd ter plaatse. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat meerdere onbekend gebleven personen, [slachtoffer 3] en[slachtoffer 1] zouden komen te overlijden en heeft hij die kans blijkens zijn wijze van handelen op de koop toegenomen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank de poging tot doodslag van de onbekend gebleven personen,[slachtoffer 1], en [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aan verdachte is primair poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan[slachtoffer 4] en[slachtoffer 5] ten laste gelegd. Ten aanzien van[slachtoffer 4] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en wijst hiervoor in het bijzonder naar de processen-verbaal van bevindingen van[slachtoffer 4] en[verbalisant]. Verdachte heeft op 6 mei 2012 als bestuurder van een personenauto een door[slachtoffer 4] gegeven stopteken genegeerd, terwijl hij met een aanzienlijke snelheid op hem af is gereden. Het voertuig passeerde[slachtoffer 4] met ongeveer een armlengte verschil en raakte vervolgens de politiemountainbike. Op roepen van[slachtoffer 4] met de woorden: “stop politie stop” reageerde verdachte niet. Op het moment dat[slachtoffer 4] niet naar rechts was gesprongen dan was hij door het voertuig geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met zijn personenauto met aanzienlijke snelheid op[slachtoffer 4] af te rijden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard tegen[slachtoffer 4] aan te rijden en hem daarbij zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat de ruimte tussen[slachtoffer 4] en de auto – te weten een armlengte verschil – beperkt was. De rechtbank acht derhalve bewezen dat het opzet van verdachte – in de vorm van voorwaardelijk opzet – was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij[slachtoffer 4].
Ten aanzien van de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan[slachtoffer 5] overweegt de rechtbank het volgende.[slachtoffer 5] heeft verklaard dat de auto van verdachte met een geopend portier achteruit is gereden, terwijl hij in de deuropening van verdachte stond. Om niet door de portier van die auto geraakt te worden moest hij een paar passen opzij springen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de gedragingen van verdachte de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans met zich mee hebben gebracht op zwaar lichamelijk letsel bij[slachtoffer 5]. De rechtbank overweegt daartoe dat de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende duidelijkheid geven over met name de snelheid en abruptheid waarmee verdachte achteruit is gereden. Daarbij overweegt de rechtbank dat het achteruit rijden van verdachte zich heeft voltrokken vanuit een stilstaande positie van de auto. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat bij verdachte sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, om[slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door achteruit te rijden op het moment dat[slachtoffer 5] in de opening van het bestuurdersportier stond.
Feit 3
Aan verdachte is tenlastegelegd bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling tegen politieagenten te paard[slachtoffer 7] en[slachtoffer 6]. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte[slachtoffer 7] en[slachtoffer 6] heeft bedreigd door met zijn auto op hun af te rijden.
Volgens vaste jurisprudentie is voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. De rechtbank leidt uit de beelden af dat verdachte met zijn auto in de richting van de verbalisanten te paard is gereden en dat hij – voordat hij hen bereikte – linksaf de Schoolstraat insloeg. Niet is gebleken dat verdachte – met de snelheid die hij op dat moment reed – de intentie heeft gehad om op de verbalisanten te paard in te rijden. De rechtbank overweegt dat de gedragingen van verdachte weliswaar schrik teweeg hebben gebracht bij de verbalisanten te paard, zoals blijkt uit hun aangiften, maar dat is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van bedreiging. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte, voordat hij de verbalisanten te paard had bereikt, linksaf de Schoolstraat is ingereden. Hij lijkt duidelijk de verbalisanten te willen ontwijken. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de camerabeelden een ander beeld geven dan de inhoud van de aangiften, hetgeen mogelijk te verklaren is door de beleving van de desbetreffende aangeefsters, waar de rechtbank overigens niets aan wenst af te doen.
Nu op grond van het voorgaande niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 4
Aan verdachte is tenlastegelegd overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet, te weten het vertonen van gevaarzettend gedrag op de weg. De rechtbank acht dit feit, mede op grond van de bij feit 1 reeds aangehaalde aangiften en getuigenverklaringen , wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is op 6 mei 2012 met zijn auto door het horecagebied van Breda gereden – terwijl dit gebied uitsluitend bestemd is voor voetgangers – en heeft daarbij meerdere personen en politieagenten bijna geraakt. Personen moesten voor verdachte opzij springen of over de railing van de brug klimmen om niet geraakt te worden. De rechtbank overweegt dat verdachte concreet gevaarzettend gedrag heeft vertoond door op sommige stukken met aanzienlijke snelheid te rijden maar ook door geen althans onvoldoende snelheid te minderen op het moment dat hij mensen naderde. Daarbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat het horecagebied van Breda uitsluitend toegankelijk is voor voetgangers en niet voor personenauto’s, het dus juist een horeca-gebied betreft alwaar doorgaans zich grotere groepen mensen bevinden die niet bedacht zijn op auto’s Door het handelen van verdachte heeft hij een gevaar op de weg veroorzaakt, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt.
Feit 5
Aan verdachte is beschadiging van een mountainbike, een taxibus, een politieauto en een arrestantenbus tenlastegelegd. De rechtbank acht dit feit, gelet op het hetgeen reeds onder feit 1 is overwogen, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank wijst hiervoor in het bijzonder op de processen-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 8]. Hieruit komt naar voren dat verdachte met zijn auto de mountainbike van[slachtoffer 4] heeft geraakt waardoor deze schade heeft opgelopen. Op de Nieuwe Prinsenkade heeft verdachte toen hij de stad uit probeerde te rijden een arrestantenbus – toen deze een blokkade probeerden te vormen met een politieauto – geraakt. Hierna is verdachte op de taxistandplaats achteruit tegen een stilstaande taxibus aangereden. De arrestantenbus en de taxibus hebben hierdoor schade opgelopen.
Feit 6
Aan verdachte is rijden onder invloed ten laste gelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 mei 2012 ruzie heeft gehad met zijn vriendin.Toen zij weg was heeft hij medicijnen ingenomen, te weten valium, antidepressiva en antipsychotica. Hij had meer ingenomen dan normaal, omdat hij zich niet goed voelde. Hij wilde zich verdoven. In totaal heeft hij een stuk of acht/negen valium tabletten ingenomen, 300mg antidepressiva en een stuk of vijf tabletten antipsychotica. Door het innemen van deze pillen raakte hij verdoofd en was hij een beetje van de wereld af. Hij was zichzelf niet meer. Naast de pillen had hij ook nog drie blikjes Jupiler bier genuttigd. Door de alcohol werd het verdriet wat hij op dat moment
had – door de ruzie met zijn vriendin – alleen maar versterkt. Hierna heeft hij de auto (Hyundai Excel) van zijn moeder gepakt en is hij hiermee gaan rijden. Verdachte wist dat het dom was om met een combinatie van alcohol en medicijnen te gaan rijden.
In het rapport van het NFI is geconcludeerd dat verdachte op 6 mei 2012 onder invloed is geweest van alcohol, diazepam en desmethyldiazepam. De raadsman heeft echter aangevoerd dat het rapport van het NFI moet worden uitgesloten van het bewijs. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat in het rapport staat vermeld dat het bloed van verdachte pas in januari 2013 is binnengekomen bij het NFI. Bij het NFI is niet bekend hoe de bewaaromstandigheden van het bloed bij de politie in deze periode – van meer dan zes maanden – zijn geweest. Mogelijk zijn stoffen gedurende deze bewaarperiode ontleed en daardoor niet meer aantoonbaar. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het rapport van het NFI niet bruikbaar is voor het bewijs. Nog daargelaten hetgeen de raadsman heeft aangevoerd blijkt uit het dossier niet dat het door het NFI geteste monster bloed betreft dat bij verdachte is afgenomen. Immers, het SIN-nummer van het bij verdachte afgenomen bloed ontbreekt op het dossier. Eén en ander leidt ertoe dat de rechtbank het rapport, zoals dit is opgesteld door het NFI, niet zal meenemen voor het bewijs.
Afgezien van het deskundigenrapport van het NFI kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigen bewezen worden verklaard dat verdachte onder invloed van alcohol in combinatie met een andere stof heeft gereden. De rechtbank wijst hiervoor op de eigen verklaring van verdachte en hetgeen reeds onder feit 1 is overwogen, namelijk het rijgedrag dat verdachte op 6 mei 2012 heeft vertoond. Omstanders hebben ook gezien dat verdachte een vreemde blik in zijn ogen had. Verdachte heeft verklaard dat hij een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol en medicijnen. Verdachte wist dat het dom was om hiermee in een auto te stappen. De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat verdachte wist dat het gebruik van alcohol in combinatie met medicijnen de rijvaardigheid kon verminderen. Gelet op het vastgestelde rijgedrag van verdachte en de hoeveelheid ingenomen middelen zoals blijkt uit de verklaring van verdachte, oordeelt de rechtbank dat verdachte hierdoor niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.