ECLI:NL:RBZWB:2015:2344

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
C/02/295217 JE RK 15-287
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. de Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [voornaam minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van jeugdbescherming, waarbij de GI (Jeugdbescherming West) het verzoek heeft ingediend. De minderjarige verblijft momenteel bij Almata te Ossendrecht en heeft eerder een ondertoezichtstelling gehad die is verlengd tot 9 oktober 2015. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders het gezag uitoefenen over de minderjarige en dat de moeder instemt met het verzoek tot gesloten jeugdhulp.

Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord, waarbij hij heeft aangegeven bij de moeder te willen wonen en dat hij vertrouwen heeft in een goede afloop. De kinderrechter heeft de noodzaak van de jeugdhulp beoordeeld aan de hand van de Jeugdwet, waarbij is vastgesteld dat de jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen. De kinderrechter heeft echter ook geconstateerd dat het overgelegde nazorgplan niet voldeed aan de wettelijke vereisten, wat heeft geleid tot de mogelijkheid voor de GI om een nieuw hulpverleningsplan in te dienen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de voorwaardelijke machtiging te verlenen, onder de voorwaarden die in het nieuwe hulpverleningsplan zijn opgenomen. De machtiging is verleend tot 9 oktober 2015, met de nadruk op de noodzaak voor de minderjarige om de voorwaarden na te leven. De beschikking is openbaar uitgesproken, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens : C/02/295217 JE RK 15-287
datum uitspraak: 7 april 2015

beschikking voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

JEUGDBESCHERMING WEST, hierna te noemen de GI,

gevestigd te Dordrecht.
betreffende

[minderjarige],

hierna te noemen[voornaam minderjarige],
advocaat mr. J.A. van Gemeren.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[voornaam minderjarige], voornoemd,

[naam moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende te [naam vader]
advocaat mr. J.C. van den Doel,

[naam vader], hierna te noemen de vader,

wonende te [adres],
advocaat mr. R.W. de Gruijl.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 februari 2015, ingekomen bij de griffie op 20 februari 2015;
- de verklaring d.d. 3 maart 2015 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 3 maart 2015 van de gekwalificeerde gedragsweten-schapper;
- het op 5 maart 2015 van de GI ontvangen hulpverleningsplan;
- de op 11 maart 2015 ontvangen brief van de advocaat van de vader;
- de op 12 maart 2015 ontvangen brief van de advocaat van de moeder;
- de op 17 maart 2015 ontvangen brief van de advocaat van[voornaam minderjarige].
Op 5 maart 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige], ter terechtzitting bijgestaan door mr. R.F.P. Scheele, kantoorgenoot van mr. J.A. van Gemeren,
- de moeder en haar advocaat,
- de vader en zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI, tevens de gezinsvoogd.

De feiten

Het ouderlijk gezag over[voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij Almata te Ossendrecht.
Bij beschikking van 7 oktober 2014 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
9 oktober 2015 en is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 9 april 2015.

Het verzoek

De GI heeft een voorwaardelijke machtiging verzocht om [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De moeder stemt in met het verzoek tot een voorwaardelijke machtiging.

De standpunten van verzoeker en belanghebbenden

[voornaam minderjarige] heeft ter terechtzitting, daartoe afzonderlijk gehoord in aanwezigheid van mr. Scheele voornoemd, verklaard dat hij bij de moeder gaat wonen. Hij heeft er veel vertrouwen in dat het daar goed zal gaan. Tot de zomervakantie zal hij bij Almata naar school blijven gaan, daarna gaat hij naar een school in België. [voornaam minderjarige] stelt dat hij zijn wens om bij de moeder te gaan wonen ook met de vader heeft besproken. Hij heeft de vader daarbij duidelijk gemaakt dat hij niet bij hem wil wonen.
[voornaam minderjarige] geeft aan dat de voorwaarden die thans in het nazorgplan van Almata zijn opgenomen, hem niet helemaal duidelijk zijn.
Van de zijde van de GI is ter nadere toelichting op het verzoek aangevoerd dat de begeleiding van [voornaam minderjarige] door Almata voor de duur van de ondertoezichtstelling zal worden voortgezet. De gezinsvoogd geeft aan dat zij [voornaam minderjarige] en de moeder in België zal bezoeken indien dat nodig is. Na het aflopen van de ondertoezichtstelling kan de nodige hulpverlening door de bevoegde instanties in België worden opgepakt.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat er bij de vader al vragen leefden bij de praktische uitvoerbaarheid van de ondertoezichtstelling, nu de moeder in België woont. Het is wel van belang dat België medewerking zal verlenen aan een teruggeleiding van [voornaam minderjarige] naar Almata, indien [voornaam minderjarige] zich niet aan de voorwaarden zou houden. De vader heeft er echter vertrouwen in dat het goed zal gaan met [voornaam minderjarige] bij de moeder. Hij geeft aan dat hij het contact met [voornaam minderjarige] wel mist.

De beoordeling

De Nederlandse rechter is bevoegd van het verzoek kennis te nemen aangezien [voornaam minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (hierna: Jw) kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
Deze voorwaarden dienen te worden opgenomen in een hulpverleningsplan. Alvorens de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging kan verlenen dient een dergelijk hulpverleningsplan te worden overgelegd, zo is bepaald in artikel 6.1.4, vijfde lid, Jw. In het zesde lid van dit artikel is opgenomen aan welke vereisten dit hulpverleningsplan moet voldoen. Het verlenen van een voorwaardelijke machtiging geschiedt voorts onder de voorwaarde dat de jeugdige de jeugdhulp aanvaardt, overeenkomstig het overgelegde hulpverleningsplan (artikel 6.1.4, zevende lid, Jw) en indien de jeugdige zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of redelijkerwijs is aan te nemen dat de voorwaarden zullen worden nageleefd (artikel 6.1.4, negende lid, Jw).
De kinderrechter constateert dat het bij het verzoekschrift overgelegde nazorgplan niet voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in artikel 6.1.4, zesde lid, Jeugdwet. Zo is de benaming van het nazorgplan niet correct en blijkt hieruit niet dat [voornaam minderjarige] de jeugdhulp aanvaardt en dat hij bereid is de voorwaarden na te leven. Bovendien zijn de gestelde voorwaarden naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende geconcretiseerd. [voornaam minderjarige] heeft ter terechtzitting ook verklaard dat deze voorwaarden hem niet helemaal duidelijk zijn.
Met inachtneming van het voorgaande heeft de kinderrechter, met instemming van de advocaten van [voornaam minderjarige] en de ouders, de GI de gelegenheid geboden alsnog een hulp-verleningsplan te overleggen, dat voldoet aan de wettelijke vereisten. Dit hulpverleningsplan is op 5 maart 2015 ter griffie van de rechtbank ontvangen. De advocaten van [voornaam minderjarige] en de ouders hebben in reactie op dit hulpverleningsplan schriftelijk bericht dat zij akkoord zijn met de inhoud hiervan en dat de voorwaarden duidelijk zijn voor [voornaam minderjarige]. Het hulp-verleningsplan is eveneens door [voornaam minderjarige] en de moeder ondertekend.
Alles overwegende is de kinderrechter van oordeel dat (thans) aan alle vereisten van artikel 6.1.4 Jw is voldaan. Tegen het verzoek van de GI is ook geen verweer gevoerd. De kinderrechter zal de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp dan ook (onweersproken) verlenen als na te melden, en wel tot 9 oktober 2015. Daarbij gaat de kinderrechter ervan uit dat [voornaam minderjarige] door het ondertekenen van het hulpverleningsplan de jeugdhulp aanvaardt en de gestelde voorwaarden naleeft, met name dat hij zijn medewerking verleent aan de begeleiding van de ambulant hulpverlener en de gezinsvoogd, dat hij zich houdt aan de vooraf opgestelde dagstructuur en dat hij iedere (school)dag naar school gaat. Indien [voornaam minderjarige] zich niet houdt aan één of meer genoemde voorwaarden dan is de gezinsvoogd bevoegd te besluiten dat [voornaam minderjarige] dan (opnieuw) gesloten wordt geplaatst.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 9 april 2015 tot uiterlijk 9 oktober 2015, onder de voorwaarden welke aan [voornaam minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Kroon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Dekkers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch