ECLI:NL:RBZWB:2015:2546

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
C-02-283380 - FA RK 14-4045
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.C. Koens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige kinderen en wijziging zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarige kinderen naar [plaats] in de zomer van 2015. De man, de ex-echtgenoot van de vrouw, verleent in principe toestemming voor de verhuizing in de zomer van 2016, maar de vrouw verzoekt om dit eerder te laten plaatsvinden. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen, met name de schoolsituatie van het oudste kind, in overweging genomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de vrouw toestemming te verlenen voor de verhuizing, waarbij de rechtbank zich aansluit bij dit advies. De rechtbank oordeelt dat het voor het oudste kind minder ingrijpend is om eerst te verhuizen voordat hij naar de middelbare school gaat, zodat hij kan wennen aan de nieuwe omgeving. De rechtbank heeft de vrouw toestemming verleend om te verhuizen onder bepaalde voorwaarden, waaronder dat de vrouw verantwoordelijk is voor het vervoer van de kinderen en de kosten daarvan. Daarnaast is bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw zal zijn na de verhuizing. De huidige zorgregeling wordt aangepast, waarbij de man en vrouw zijn verzocht om opnieuw te overleggen over de zorgregeling na de verhuizing. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen en de verzoeken van de man afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familierecht
Middelburg
zaak/reknr: C/02/283380 / FA RK 14-4045
beschikking d.d. 22 april 2015
in de zaak van
[partij A](hierna: de vrouw),
wonende te [adres] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M.A. Faas te Middelburg,
tegen:
[partij B](hierna: de man),
wonende te [adres] ,
verweerder,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 17 juni 2014 ingekomen verzoekschrift tot verkrijging vervangende toestemming voor verhuizing, vaststelling hoofdverblijf en wijziging zorgregeling;
- het op 7 juli 2014 ontvangen verweerschrift vervangende toestemming tevens zelfstandig verzoek wijziging hoofdverblijf en wijziging zorgregeling;
- het proces-verbaal van de zitting van 9 juli 2014;
- het rapport van de Raad d.d. 12 november 2014;
- de brief van mr. Kalle d.d. 12 januari 2015;
- het op 26 maart 2015 ontvangen aanvullend verzoek tot vaststelling zorgregeling.
1.2
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 15 april 2015. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig de heer [medewerker] , namens de Raad.
De feiten
2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Middelburg d.d. 31 augustus 2011 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 9 november 2011 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
2.3
Van voornoemde beschikking maakt deel uit een door partijen opgesteld en ondertekend ouderschapsplan, waarin zij onder meer zijn overeengekomen dat de [minderjarige 1] bij de man staat ingeschreven, alsmede dat beide minderjarigen bij de vrouw verblijven van maandag tot en met woensdagavond na het avondeten en bij de man van woensdagavond tot en met vrijdagmiddag. Voorts verblijven de minderjarigen iedere veertien dagen het weekend van zaterdagochtend 09.30 uur tot zondagmiddag 16.00 uur bij de man. De schoolvakanties en feestdagen verdelen partijen in onderling overleg.

3.Het geschil

3.1
De vrouw verzoekt:
- vervangende toestemming te verlenen aan haar voor verhuizing van de minderjarigen naar [plaats] ;
- te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij haar zal berusten;
- te bepalen dat de zorgregeling zoals overeengekomen en opgenomen in het ouderschapsplan, deel uitmakende van de echtscheidingsbeschikking van 31 augustus 2011, wordt gewijzigd aldus dat de minderjarigen bij de man zullen verblijven om het weekend van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, alsmede tijdens de vakantie- en feestdagen in onderling overleg, waaronder tijdens de zomervakantie een periode van maximaal twee weken aaneengesloten.
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de man:
- indien de vrouw gaat verhuizen te bepalen dat beide kinderen het hoofdverblijf bij hem krijgen;
- indien de vrouw gaat verhuizen te bepalen dat beide kinderen eens per twee weken een weekend bij de vrouw zullen verblijven van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18.00 uur en daarbij te bepalen dat de vrouw de kinderen ophaalt en terugbrengt;
en bij aanvullend verzoekschrift:
- te bepalen dat de zorgregeling uit het ouderschapsplan, dat deel uitmaakt van de
echtscheidingsbeschikking, wordt gewijzigd en wordt vastgesteld dat er een
zorgregeling geldt tussen de man en de kinderen waarbij er omgang zal
plaatsvinden conform in zijn aanvullend verzoekschrift onder punt 8 uiteengezet staat,
alsmede tijdens de helft van de vakantie en feestdagen welke regeling partijen in
onderling overleg nader moeten vaststellen zolang partijen bij elkaar in de buurt
wonen;
- en indien de vervangende toestemming wordt verleend en de man (nog) niet in
[plaats] woont bij beschikking te bepalen dat er een zorgregeling geldt
inhoudende dat de kinderen een weekeinde per veertien dagen bij de man
verblijven van vrijdagavond 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede gedurende
de helft van de vakanties langer dan een week en de helft van de reguliere
feestdagen en voorts tijdens alle korte vakanties van een week. En tevens te
bepalen dat de vrouw volledig voor het vervoer van de kinderen zorgdraagt en zij
ook de kosten hiervan volledig zelf draagt.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vervangende toestemming voor de verhuizing
Nu de man de vrouw toestemming verleent om in de zomer van 2016 met de kinderen te verhuizen naar haar partner in [plaats] , met wie zij thans anderhalf jaar een relatie heeft, staat nog uitsluitend ter beoordeling het verzoek van de vrouw om dit tijdstip niet te laten zijn de zomer van 2016 maar de zomer van 2015. De Raad heeft geadviseerd de vrouw die vervangende toestemming te verlenen. Voor de Raad weegt zwaar dat de verhuizing voor de [minderjarige 1] , die thans in groep 7 van de basisschool zit, minder ingrijpend zal zijn als hij, voordat hij naar de middelbare school gaat, nog een jaar op de basisschool in [plaats] kan zitten en aldus de gelegenheid krijgt om te wennen aan zijn nieuwe woon- en schoolomgeving en sociale omgeving. De vrouw deelt dit standpunt en de man acht het belangrijker dat [minderjarige 1] de basisschool in zijn huidige woonplaats afmaakt en vervolgens in [plaats] dan naar de middelbare school gaat. Aan de man kan worden toegegeven dat er voor [minderjarige 1] dan slechts een keer een wijziging komt in zijn schoolsituatie. Dit heeft echter wel het bezwaar dat [minderjarige 1] dan ook alle ingrijpende wijzigingen in zijn woonsituatie, schoolsituatie en sociale situatie in een keer krijgt. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het voor [minderjarige 1] minder ingrijpend is om eerst te wennen aan zijn nieuwe woonsituatie en nieuwe sociale omgeving en hij de gelegenheid krijgt om op de basisschool en daarbuiten nieuwe vrienden te maken alvorens hij de overstap maakt naar de middelbare school. Dit klemt te meer nu [minderjarige 1] klein voor zijn leeftijd is en sociaal-emotioneel ook een poosje in een dip heeft gezeten en - aldus het rapport van de Raad - de laatste tijd zijn vriendschappen aan het afbouwen is. De overgang van [minderjarige 1] naar [plaats] - en ook die van [minderjarige 2] - kan daarnaast wat worden vergemakkelijkt door hen meer dan thans het geval is langere aaneengesloten periodes bij de man te laten blijven. Nu de man zich bereid heeft verklaard om met het oog op voortzetting van zijn opvoedende en verzorgende taak uit zijn vertrouwde woonomgeving te verhuizen naar [plaats] , mag van de vrouw verwacht worden dat zij in de periode na de verhuizing ook een extra inspanning doet in het kader van haar taak om de verplichting van de banden van de kinderen met de man te bevorderen (art. 1:247 lid 3 BW). Daarom is het redelijk de toestemming om in de zomer van 2015 te verhuizen te verlenen onder de navolgende voorwaarden:
De vrouw zorgt in de periode na de verhuizing tot 1 september 2016 - of zoveel eerder als de man in [plaats] woont - voor het brengen en halen van de kinderen en draagt de kosten daarvan. Mocht de man op 1 september 2016 niet in [plaats] wonen dan zorgt de vrouw voor het brengen van de kinderen en de man voor het weer terugbrengen van de kinderen, ieder voor eigen kosten;
Na de verhuizing in de zomer van 2015 - zolang de man nog niet verhuisd is naar [plaats] - verblijven de kinderen een weekeinde per veertien dagen van vrijdagavond 18.30 uur tot zondag 18.00 uur alsmede gedurende de helft van de
vakanties langer dan een week en de helft van de reguliere feestdagen en voorts alle korte schoolvakanties van een week bij de man.
4.2.
Hoofdverblijf
Na de verhuizing naar [plaats] verblijven de kinderen hoofdzakelijk bij de vrouw en daarbij past dan ook dat het hoofdverblijf vanaf dat moment bij de vrouw wordt bepaald.
4.3.
De zorgregeling
De huidige zorgregeling houdt in dat de kinderen bij de man zijn een weekend in de veertien dagen en van donderdag na school tot vrijdag voor school in de week dat de kinderen het weekend niet bij de man zijn. De man verzoekt die zorgregeling uit te breiden. De rechtbank acht echter een uitbreiding van die regeling nu die slechts voor zeer korte tijd - namelijk tot verhuizing in de zomer van dit jaar - zal gelden niet in het belang van de kinderen. Als de man en de vrouw in [plaats] wonen dienen partijen opnieuw te overleggen over de zorgregeling waarbij als minimum geldt de huidige zorgregeling, te weten een weekend in de veertien dagen, een dag na school tot de volgende ochtend in de week dat de kinderen niet in het weekend bij de man zijn en de helft van de schoolvakanties en de feestdagen. Voor de zorgregeling die de man voorstaat - neerkomend op drie dagen gemiddeld per week verblijf van de kinderen bij hem - is nodig dat de communicatie tussen de ouders verbetert. Beide ouders hebben zich bereid verklaard hulp te zoeken bij de verbetering van die communicatie. Als ook de man in [plaats] woonachtig zal zijn mag van beide ouders verwacht worden dat zij met professionele hulp hun oudercommunicatie zodanig verbeteren dat deze op zich niet langer in de weg staat aan een door de man gewenste uitbreiding van de huidige reguliere zorgregeling.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijst - met, voor zover van toepassing, wijziging van het ouderschapsplan, deel uitmakend van de echtscheidingsbeschikking van 31 augustus 2011 - toe het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor de verhuizing van haar en de kinderen naar [plaats] in de zomer van 2015 onder de voorwaarden onder a en b vermeld in 4.1. hierboven en met vaststelling van de zorgregeling zoals vermeld in 4.3. hierboven;
bepaalt dat met ingang van het tijdstip van de verhuizing naar [plaats] het hoofdverblijf van beide kinderen bij de vrouw zal zijn;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders door partijen verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. Koens, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2015, in tegenwoordigheid van S. de Visser, griffier.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan – uitsluitend door een advocaat – hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld, zulks door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, en door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.