Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2015 uitspraak gedaan over de ouderschapsverlofkorting van belanghebbende voor het jaar 2012. Belanghebbende, die in voorgaande jaren ouderschapsverlof heeft opgenomen, verzocht om toepassing van de ouderschapsverlofkorting. De inspecteur van de Belastingdienst had deze korting geweigerd, omdat er volgens hem geen sprake was van een terugval in inkomen. De rechtbank moest beoordelen welk jaar als vergelijkingsjaar moest dienen voor de terugvaleis, die bepaalt dat de ouderschapsverlofkorting niet meer bedraagt dan het in het voorafgaande kalenderjaar genoten belastbare loon verminderd met het in het kalenderjaar genoten belastbare loon.
De rechtbank oordeelde dat het jaar 2009 niet als toetsjaar kon worden aangemerkt, omdat belanghebbende in dat jaar ook ouderschapsverlof had genoten. De rechtbank concludeerde dat het vergelijkingsjaar 2010 moest zijn, omdat in dat jaar deels fulltime was gewerkt en daarna opnieuw ouderschapsverlof was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de ouderschapsverlofkorting terecht had geweigerd, omdat aan de terugvaleis niet was voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en griffier B.W. van Eeken-Liu. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep kunnen instellen.