Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- het op 24 november 2014 ingekomen wrakingsverzoek, met producties, gericht tegen mr. B.J.G.M. Ides Peeters, kantonrechter bij deze rechtbank en belast met de behandeling van na te noemen zaak;
- de van mr. Ides Peeters ingekomen schriftelijke reactie op dit verzoek d.d. 3 december 2014;
- de brief van 13 januari 2015 van mr. R.S. Namjesky, gemachtigde van [eiser], eiser in na te noemen procedure;
- de processtukken in na te noemen procedure, en
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 14 januari 2015, waarbij is verschenen namens verzoeker zijn gemachtigde mr. Schönfeld. Ofschoon daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld zijn mr. Ides Peeters en [eiser] niet verschenen.
2.Het verzoek
3.De feiten
“De beslissing dat [verzoeker] het voorschot dient te betalen is zonder enig voorbehoud reeds in voormeld tussenvonnis (van 20 augustus 2014
) genomen en in deze instantie onherroepelijk. De omvang van het voorschot is inderdaad aanzienlijk, doch de kantonrechter heeft geen reden om aan te nemen dat dit voorschot buitensporig is. Indien achteraf mocht blijken dat de opdracht aan de deskundige de door [verzoeker] voorgestelde simpelheid heeft, dan komt het teveel betaalde weer aan [verzoeker] toe. Derhalve zal thans vonnis worden gewezen zoals in voormeld vonnis was voorzien.”Vervolgens is de kantonrechter overgegaan tot het gelasten van het in het zijn tussenvonnis van 20 augustus 2014 geformuleerde deskundigenonderzoek, met benoeming van de daarin genoemde deskundige en met begroting van het door verzoeker te betalen voorschot op € 6.000,00.
4.De gronden van wraking
5.Het standpunt van de kantonrechter
6.Het standpunt van Vernooij
7.De beoordeling en de gronden daarvoor
8.De beslissing
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak met procedurenummer 756150 CV EXPL 13-253 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.