ECLI:NL:RBZWB:2015:3423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
C-02-294178 - HA ZA 15-72
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal geschil over toepasselijkheid van arbitragebeding in koopovereenkomsten voor pootaardappelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, ging het om een geschil tussen de Libanese rechtspersoon Countryside S.A.L. en de Nederlandse vennootschap Terrapoint B.V. over de toepasselijkheid van een arbitragebeding in de koopovereenkomsten voor pootaardappelen. De rechtbank diende te beoordelen of het arbitragebeding, opgenomen in de RUCIP 2012 voorwaarden, van toepassing was op de overeenkomsten die op 17 en 22 oktober 2014 waren gesloten. Terrapoint stelde dat de RUCIP voorwaarden van toepassing waren en dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren. Countryside betwistte dit en voerde aan dat zij geen redelijke mogelijkheid had gehad om kennis te nemen van de RUCIP voorwaarden, waardoor het arbitragebeding niet van toepassing zou zijn.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de overeenkomsten door beide partijen waren ondertekend, Terrapoint onvoldoende had aangetoond dat Countryside een redelijke gelegenheid had gehad om kennis te nemen van de RUCIP voorwaarden. De rechtbank stelde vast dat de RUCIP voorwaarden niet van toepassing waren op de koopovereenkomsten, en dat het arbitragebeding, dat onderdeel uitmaakte van deze voorwaarden, dus niet van toepassing was. Hierdoor bleef de Nederlandse rechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen.

De rechtbank wees de vordering van Terrapoint af en veroordeelde hen in de kosten van het incident. Tevens werd een comparitie van partijen bevolen om verdere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens konden worden. De uitspraak werd gedaan op 27 mei 2015 door mr. H.E. Goedegebuur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/294178 / HA ZA 15-72
Vonnis in incident van 27 mei 2015
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
COUNTRYSIDE S.A.L.,
gevestigd te Beiroet, Libanon,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Z. Alkan te Almelo,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TERRAPOINT B.V.,
gevestigd te Breskens,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E.C.W. de Haas te Veghel.
Partijen zullen hierna Countryside en Terrapoint worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 13 januari 2015
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in incident

2.1.
Partijen hebben op 17 oktober 2014 een overeenkomst en op 22 oktober 2014 twee overeenkomsten gesloten op grond waarvan Countryside van Terrapoint (poot)aardappelen heeft gekocht. In de overeenkomsten is onder meer opgenomen:
Details:All deliveries under RUCIP 2012 conditions. Both parties agree RUCIP 2012 by signing thiscontract”
De overeenkomsten zijn door partijen ondertekend.
2.2.
Artikel 31.1 van de RUCIP 2012 voorwaarden (hierna: de RUCIP voorwaarden) bepaalt:
“Alle geschillen voortvloeiende uit contracten die naar deze RUCIP-handelsvoorwaarden verwijzen, alsmede uit alle aanvullingen op deze contracten, zullen definitief en in laatste instantie door arbitrage worden beslecht volgens de bepalingen vastgesteld in het Arbitragereglement van het Europees Comité (…). Voor zover deze bepaling niet in strijd is met de openbare orde van een van de landen van contractanten, is aan partijen het beroep op de gewone rechter verboden. Dientengevolge doen partijen uitdrukkelijk afstand van beroep op de gewone rechter.”

3.Het geschil in incident

3.1.
Terrapoint vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart.
3.2.
Terrapoint voert daartoe aan dat op de overeenkomsten d.d. 17 en 22 oktober 2014 de RUCIP voorwaarden van toepassing zijn. Op grond van artikel 31 van deze voorwaarden worden alle geschillen tussen partijen beslecht door de RUCIP arbitragecommissie. Partijen hebben uitdrukkelijk afstand gedaan van beroep op de gewone rechter.
3.3.
Countryside concludeert tot afwijzing van de vordering. Het arbitragebeding uit artikel 31 van de RUCIP voorwaarden geldt tussen partijen niet. Countryside had ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomsten geen redelijke mogelijkheid tot kennisneming van de RUCIP voorwaarden. De RUCIP voorwaarden zijn niet voorafgaand of bij het tekenen van de koopovereenkomsten door Terrapoint aan Countryside ter hand gesteld. In de koopovereenkomsten wordt niet verwezen naar een vindplaats van de RUCIP voorwaarden en deze voorwaarden zijn ook niet te vinden en te raadplegen op of via de website van Terrapoint. De RUCIP voorwaarden zijn daarom niet van toepassing op de tussen partijen op 17 en 22 oktober 2014 gesloten koopovereenkomsten.

4.De beoordeling

in het incident
4.1.
De rechtbank stelt vast dat Countryside in Libanon is gevestigd en Terrapoint in Nederland. Er is daarom sprake van een internationaal geschil, zodat eerst zal moeten worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
Terrapoint is gevestigd in Nederland en er is sprake van een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid. Nu een toepasselijk verdrag of toepasselijke verordening van de Europese Unie ontbreekt, heeft de Nederlandse rechter in beginsel rechtsmacht ingevolge artikel 2 Rv.
4.2.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de RUCIP voorwaarden met het daarin vervatte arbitragebeding op de overeenkomsten d.d. 17 en 22 oktober 2014 van toepassing zijn. Deze vraag moet worden beantwoord aan de hand van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (hierna: het Weens Koopverdrag).
Beide partijen zijn gevestigd in verschillende staten, welke staten aangesloten zijn bij het Weens Koopverdrag. Het gaat in deze zaak voorts om koopovereenkomsten met betrekking tot roerende zaken ((poot)aardappelen). Nu de onderhavige overeenkomsten bovendien niet van het toepassingsbereik van het Weens Koopverdrag zijn uitgesloten, is ingevolge artikel 1 lid 1 sub a van dat verdrag op de koopovereenkomsten d.d. 17 en 22 oktober 2014 het Weens Koopverdrag van toepassing. De vraag of op de koopovereenkomsten algemene voorwaarden van toepassing zijn, behoort tot de in het Weens Koopverdrag geregelde onderwerpen (Hoge Raad 28 januari 2005, NJ 2006, 517).
4.3.1.
In het Weens Koopverdrag is niet expliciet de toepasselijkheid van algemene voorwaarden geregeld. De hier voorliggende vraag of op de koopovereenkomsten d.d. 17 en 22 oktober 2014 de RUCIP voorwaarden van toepassing zijn, moet daarom worden beantwoord door middel van uitleg van de artikelen in het verdrag omtrent de totstandkoming en uitleg van overeenkomsten.
4.3.2.
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Weens Koopverdrag dient bij het uitleggen van het verdrag rekening te worden gehouden met het internationale karakter ervan en met de noodzaak eenvormigheid in de toepassing ervan en naleving van de goede trouw in de internationale handel te bevorderen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om bij de uitleg van de voor deze zaak relevante artikelen van het verdrag aan te sluiten bij de Opinion die is uitgebracht door de CISG Advisory Council over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag (CISG-AC Opinion No. 13 Inclusion of Standard Terms under the CISG) (hierna: Opinion 13). De CISG Advisory Council heeft als doel uniforme interpretatie van het Weens Koopverdrag te bevorderen en verstrekt in dat kader onder meer gezaghebbende opinies over de uniforme toepassing en interpretatie van het verdrag. Opinion 13 is tot stand gekomen op basis van bestudering van relevante, in Opinion 13 aangehaalde, literatuur en jurisprudentie.
4.3.3.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 8, 14 en verder van het Weens Koopverdrag en gelet op “black letter rule 2” met bijbehorende toelichting in Opinion 13, is de rechtbank van oordeel dat onder het Weens Koopverdrag algemene voorwaarden van toepassing zijn op een koopovereenkomst en daarvan onderdeel uitmaken als (1) partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend met de toepasselijkheid van de voorwaarden hebben ingestemd en (2) de wederpartij van de gebruiker van de voorwaarden een redelijke gelegenheid heeft gehad van die voorwaarden kennis te nemen.
4.4.
Gezien de inhoud van de overeenkomsten d.d. 17 en 22 oktober 2014 (r.o. 2.1), hebben partijen met het ondertekenen daarvan uitdrukkelijk met de toepasselijkheid van de RUCIP voorwaarden ingestemd. Terrapoint heeft evenwel, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Countryside, onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat Countryside een redelijke gelegenheid heeft gehad van de RUCIP voorwaarden kennis te nemen. Dit betekent dat niet aan de beide gestelde eisen voor toepasselijkheid van algemene voorwaarden is voldaan. De RUCIP voorwaarden zijn daarom niet van toepassing op de koopovereenkomsten d.d. 17 en 22 oktober 2014 en deze voorwaarden, inclusief het daarin opgenomen arbitragebeding, maken van die overeenkomsten geen onderdeel uit. Nu niet is gesteld en evenmin is gebleken dat partijen anderszins arbitrage zijn overeengekomen, zal de incidentele vordering van Terrapoint worden afgewezen.
4.5.
Terrapoint zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten worden aan de zijde van Countryside begroot op € 452,00 aan salaris advocaat (1 punt x toepasselijk tarief € 452,00).
in de hoofdzaak
4.6.
De rechtbank zal een comparitie van partijen bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.7.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die zij geraden zal achten.
4.8.
De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
4.9.
In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
4.10.
Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
4.11.
Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan de griffie te berichten.
4.12.
De rechtbank zal eerst aan partijen vragen hun verhinderdata op te geven en zal daarna de datum voor de comparitie van partijen gelasten. Indien een van partijen geen opgave van verhinderdata doet, gaat de rechtbank er van uit dat die partij geen verhinderingen heeft. Nadat de dag voor de comparitie is bepaald, zal slechts op bijzondere gronden en bij hoge uitzondering uitstel worden verkregen.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Terrapoint in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van Countryside begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2 op een nader te bepalen dag en uur,
5.5.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
10 juni 2015voor opgave door partijen van hun verhinderdata voor de maanden juni, juli en augustus 2015, waarna de datum voor de verschijning van partijen zal worden bepaald,
5.6.
bepaalt dat partijen ter comparitie vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2015.