ECLI:NL:RBZWB:2015:3660

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
02/666978-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Scheffers
  • J. Veldhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling in discotheek met gebruik van glas

Op 5 juni 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 januari 2011 in een discotheek in Breda een geweldsincident heeft veroorzaakt. De verdachte heeft de aangever, [slachtoffer], met een glas in het gezicht geslagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder twee uitgeslagen tanden en een blijvend litteken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging op de zitting van 22 mei 2015 is gewijzigd en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder getuigenverklaringen en medische rapporten, die de schuld van de verdachte bevestigen. De verdediging heeft betoogd dat er geen causaal verband is tussen de handeling van de verdachte en het letsel van de aangever, en heeft een beroep op noodweer gedaan, wat door de rechtbank is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met kracht handelde, en dat het gebruik van geweld buitenproportioneel was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, met aftrek van voorarrest, en heeft de schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], toegewezen, die in totaal € 8.186,57 vorderde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/666978-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. I.M. d’Hont, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Op grond van artikel 369, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak op 21 oktober 2011 naar de meervoudige kamer van deze rechtbank verwezen. De zaak is (inhoudelijk) door de meervoudige kamer behandeld op de zitting van 22 mei 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 22 mei 2015 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:
Primair:
hij op of omstreeks 9 januari 2011 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten twee uitgeslagen tanden en/of een of meerdere afgebroken tanden en/of tandwortelschade en/of zenuwschade en/of een blijvend litteken op de kin en/of in het aangezicht) heeft toegebracht door opzettelijk die [slachtoffer]
- ( met kracht) met een glas en/of een flesje, althans een hard en/of scherp voorwerp in het
gezicht te slaan en/of steken en/of
- ( meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 9januari 2011 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte en of zijn mededader(s),
voorgenomen misdrijf om aan een ander, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) met een glas en/of een flesje, althans een hard en/of scherp voorwerp in het gezicht heeft geslagen en/of gestoken en/of (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 9 januari 2011 te Breda met een ander of anderen, op of aan de openbare
weg, de Torenstraat en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats (Discotheek [naam]), in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het met een glas en/of een flesje, althans een hard en/of scherp voorwerp slaan en/of
steken in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen en/of stoten in/op/tegen het gezicht
en/of het hoofd en/of liet lichaam van die [slachtoffer];
Meest subsidiair:
hij op of omstreeks 9 januari 2011 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) met een glas en/of een fles, althans een hard en/of scherp voorwerp in/op het gezicht heeft geslagen en/of gestoten en/of meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 januari 2011 te Breda [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door [slachtoffer] met een glas in het gezicht te slaan (
primaire feit). Hij baseert zich daarbij onder meer op de aangifte van [slachtoffer], de medische informatie met betrekking tot het letsel, de verklaringen van diverse getuigen en de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij [slachtoffer] een klap heeft gegeven met een glas in zijn hand, maar het causaal verband tussen deze klap en het letsel in het gezicht van [slachtoffer] kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Er waren namelijk op meerdere momenten incidenten bij discotheek [naam], waarbij geweld werd gebruikt en soms ook met glaswerk werd gegooid. Het dossier bevat twijfelachtigheden en er zitten discrepanties in de verklaringen die zijn afgelegd.
Tevens ontbrak het opzet bij verdachte op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel. Hij zou zich niet bewust zijn geweest van het feit dat hij nog een bierglas vasthad toen hij sloeg, omdat hij, volgens de raadsvrouw, Verdachte in ‘a split second’ handelde.
Indien de rechtbank niettemin tot een veroordeling komt, heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte zijn eigen lijf en het lijf van een ander (medeverdachte [medeverdachte]) verdedigde. Naar de mening van de raadsvrouw was sprake van een noodweersituatie. Het geweld dat verdachte gebruikte, ter verdediging, was proportioneel, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 9 januari 2011 ging aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) met zijn broer en diverse vrienden naar discotheek [naam] te Breda. [1]
Verdachte was die nacht ook in [naam] aanwezig. Hij was daar met een aantal vrienden. Ook zijn vriend [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) was in [naam]. [2]
Op enig moment ontstond in [naam] een schermutseling tussen in ieder geval [slachtoffer] en, naar later bleek, [medeverdachte]. [medeverdachte] verliet hierop de discotheek, maar keerde kort daarna weer terug. Naar eigen zeggen is hij toen direct op zoek gegaan naar [slachtoffer]. Hij zag [slachtoffer] staan en wilde hem een klap geven. Hij maakte daartoe een slaande beweging in de richting van [slachtoffer], maar voordat hij hem raakte, kreeg hij zelf een klap op zijn gezicht en viel hij op de grond. [3]
Kort hierna voelde [slachtoffer] ineens een harde klap tegen zijn mond. Deze klap had hij niet zien aankomen. Na de klap spuugde hij een aantal tanden, glas en bloed uit. [4]
Getuige [getuige], een vriend van verdachte, heeft gezien dat verdachte, op het moment dat [medeverdachte] op de grond lag, uit het niets kwam aanlopen en een andere jongen in zijn gezicht sloeg. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die nacht ‘
flink naar links heeft uitgehaald’.Hij deed dit met zijn rechterhand, waarin hij nog een bierglas vasthad. Hij wilde die ander pijn doen. Hij denkt dat het glas, met die uithaal, gebroken is, want hierna bloedde zijn hand. [6]
Ter zitting heeft verdachte een vergelijkbare verklaring afgelegd, inhoudende dat hij op enig moment zag dat [medeverdachte] ruzie had met een jongen. Verdachte liep er naartoe. Hij sloeg toen een jongen met een bierglas. [7]
[slachtoffer] is na het incident door een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Het letsel dat bij hem werd geconstateerd, was als volgt: twee verloren tanden, een aantal afgebroken tanden en een forse snee in de lip en kin, welke snee werd gehecht. [8] Door de politie zijn ook foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer]. [9]
Tot op heden is [slachtoffer] nog niet uitbehandeld. Zijn gebit is nog niet volledig hersteld. Ook heeft hij een litteken aan het incident overgehouden. Dit litteken loopt van de lip tot op de kin. [10]
Ook verdachte werd, na het incident, naar het ziekenhuis gebracht vanwege verwondingen aan zijn rechterhand. Verdachte heeft destijds bij de politie verklaard dat hij ‘denkt dat de verwondingen aan zijn rechterhand zijn ontstaan door het glas, omdat hij de verwondingen voor de vechtpartij nog niet had’. [11] Door de politie zijn foto’s gemaakt van het letsel aan de rechterhand van verdachte en ook van de op bloed gelijkende vlekken op zijn kleding. [12]
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, op 9 januari 2011 te Breda, [slachtoffer] (met kracht) met een glas in zijn gezicht heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opliep
(primaire feit).
Zij leidt uit zowel de verklaring van verdachte als de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen af dat verdachte wel degelijk het opzet had om [slachtoffer] zwaar letsel toe te brengen. Hij wilde de jongen, naar eigen zeggen, ‘
pijn doen’. Hij
‘haalde flink uit’tegen het gezicht van de jongen, met een bierglas in zijn hand.
Dat verdachte zich op dat moment niet bewust was van het feit dat hij nog een glas in zijn hand had, omdat hij handelde in ‘a split second’ - zoals de raadsvrouw heeft betoogd -, acht de rechtbank niet aannemelijk, mede gelet op de verklaring van verdachte zelf, afgelegd bij de politie en ter zitting. Verdachte is, met een bierglas in de hand, bewust naar [slachtoffer] toegelopen. Vervolgens heeft hij op enig moment [slachtoffer], met datzelfde glas, in het gezicht geslagen. Hij zou flink hebben uitgehaald om de ander pijn te doen. Dat verdachte zich op dat moment niet bewust was van het glas dat hij vasthad, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft dit (zelf) op geen enkel moment, niet bij de politie en evenmin ter zitting, verklaard.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat het causaal verband, tussen het letsel van [slachtoffer] en de door verdachte uitgedeelde slag met het glas, niet kan worden vastgesteld. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Zij stelt voorop dat verdachte niet heeft ontkend dat het letsel door zijn, verdachtes, handelen is ontstaan. Het kan ook redelijkerwijs niet anders dan dat het letsel, gelet op alle afgelegde verklaringen, inclusief de verklaring van verdachte zelf, het directe gevolg moet zijn geweest van de uithaal (met het glas) door verdachte. De aard van het letsel in het gezicht van [slachtoffer], o.a. een flinke (afbuigende) snee - thans een litteken, doorlopend van de lip tot over de kin - en de verwondingen aan de rechterhand van verdachte passen duidelijk bij een dergelijke handeling; het hard slaan met een (rond) voorwerp als een glas. Dat [slachtoffer] zijn letsel die nacht op een ander moment of door toedoen van een ander zou hebben opgelopen, volgt op geen enkele manier uit het dossier, terwijl voor een dergelijk scenario ook geenszins aanwijzingen in het dossier te vinden zijn. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve gepasseerd.
Het beroep op noodweer
Door de raadsvrouw is tot slot een beroep gedaan op noodweer, als strafuitsluitingsgrond, maar de rechtbank volgt dit standpunt niet.
Zij is van oordeel dat, zelfs indien moet worden aangenomen dat verdachte (of [medeverdachte]) op dat moment (nog) werd aangevallen, hetgeen de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier niet aannemelijk acht, het beroep op noodweer desondanks niet kan slagen, nu de wijze waarop verdachte zich vervolgens zou hebben verdedigd, buitenproportioneel was. De door verdachte gebezigde handeling, het met kracht uithalen met een glas in het gezicht van een ander, kan - ook in die situatie - niet als een ‘passende verdedigingshandeling’ worden aangemerkt. De ernst van het door [slachtoffer] opgelopen letsel onderstreept het disproportionele karakter van de actie van verdachte des te meer.
Omdat verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, kan het beroep op noodweer niet kan slagen. Het door verdachte begane feit is strafbaar.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
hijop
of omstreeks9 januari 2011 te Breda
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten twee uitgeslagen tanden en
/of een ofmeerdere afgebroken tanden
en/of tandwortelschade en/of zenuwschadeen
/ofeen blijvend litteken op de kin
en/of in het aangezicht) heeft toegebracht door opzettelijk die [slachtoffer]
-
(met kracht
)met een glas
en/of een flesje, althans een hard en/of scherp voorwerpin het
gezicht te slaan
en/of steken en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Zoals reeds onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep op noodweer niet. Nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, levert dit het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is bovendien strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte, gelet op de ernst van het feit, op te leggen een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag. Hoewel de ernst van het feit normaliter een gevangenisstraf zou rechtvaardigen, acht hij een dergelijke straf op dit moment niet meer aan de orde, nu het een zeer oud feit betreft. Bij de bepaling van de strafeis heeft de officier van justitie ook rekening gehouden met de (forse) vordering van de benadeelde partij die, naar zijn mening, voor toewijzing gereed ligt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte in dat geval oneervol ontslag zal krijgen en daarmee zijn baan bij de Koninklijke Marine zal verliezen. Dit is al een straf op zich, terwijl verdachte na het incident niet meer betrokken is geweest bij andere (gewelds)incidenten. Tot slot heeft de raadsvrouw benadrukt dat het om een zeer oude zaak gaat. Indien de rechtbank toch een straf wenst op te leggen, dient dat in de optiek van de raadsvrouw een voorwaardelijke straf te zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij sloeg een ander, in een uitgaansgelegenheid, met een bierglas in het gezicht. Die ander liep hierdoor ernstig letsel op, onder meer bestaande uit: uitgeslagen tanden, beschadigde tanden en een forse snee in het gezicht (met een blijvend litteken).
Het gaat om een ernstig geweldsdelict, met zwaar letsel als gevolg. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Uit de verklaring van het slachtoffer, afgelegd op de zitting, volgt dat hij tot op de dag van vandaag, thans ruim vier jaar na het incident, nog steeds niet uitbehandeld is. Zijn gebit is nog niet volledig hersteld en hij zal nog diverse (vervolg)behandelingen moeten ondergaan. Ook heeft hij een ontsierend litteken in het gezicht, doorlopend van zijn lip tot over de kin, aan het incident overgehouden.
Het behoeft geen betoog dat het handelen van verdachte een behoorlijke impact heeft gehad. Het incident vond bovendien plaats in een openbare ruimte, een uitgaansgelegenheid, zodat diverse omstanders getuigen zijn geweest van het geweld.
Verdachte heeft niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden, maar ook - door geweld in het uitgaansleven toe te passen - het plezier van het publiek bederft en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
Gelet op de ernst van het feit (en het toegebrachte letsel) kan niet worden volstaan met een voorwaardelijke sanctie, zoals door de raadsvrouw is bepleit. Wel heeft de rechtbank bij de bepaling van een passende strafmaat in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder voor soortgelijke (gewelds)delicten is veroordeeld. Tevens volgt uit zijn strafblad dat hij in 2013, oftewel na het plegen van het onderhavige feit, een strafbeschikking heeft gekregen, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank hecht met name belang aan het tijdsverloop in deze zaak. Immers, het feit dat verdachte heeft gepleegd, dateert van 9 januari 2011, terwijl de laatste getuigenverhoren in deze zaak in mei 2012 plaatsvonden. Vervolgens heeft het (ruim) drie jaren geduurd voordat de zaak inhoudelijk op zitting stond. De rechtbank constateert dat het tijdsverloop de grens van een redelijke termijn, van twee jaren, ruimschoots overschrijdt. Deze overschrijding is zodanig dat zij van oordeel is dat thans, hoewel de ernst van het gepleegde feit dit - bij een tijdige behandeling van de zaak - wel zou rechtvaardigen, geen gevangenisstraf meer moet worden opgelegd. Wel acht zij een forse (onvoorwaardelijke) taakstraf nog steeds passend, ook om de ernst van het feit te benadrukken. Zij zal de duur van de taakstraf overigens wel engszins matigen, tot 180 uur, nu er geen sprake is van recidive en gelet op de ouderdom van de zaak. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, dient hierop nog in mindering te worden gebracht, naar rato van twee uur per dag.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij, [slachtoffer], vordert een schadevergoeding van (in totaal) € 8.186,57, vermeerderd met de wettelijke rente. Het gevorderde bestaat uit € 2.000,00 aan immateriële schade (smartengeld) en € 6.186,57 aan materiële schade (diverse posten), onderbouwd met een groot aantal schriftelijke bescheiden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De gevorderde immateriële schade is, gelet op het ontstane letsel en het blijvende litteken, alleszins redelijk, terwijl ook de diverse materiële schadeposten genoegzaam met stukken zijn onderbouwd en aldus voldoende aannemelijk zijn gemaakt. De vordering zal daarom integraal worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het plegen van het feit, 9 januari 2011, voor wat betreft het immateriële gedeelte van de vordering, zijnde het bedrag aan smartengeld van € 2.000,00.
De wettelijke rente over de materiële schade zal worden toegewezen vanaf de datum waarop de vordering werd ingediend, oftewel de datum van het voegingsformulier (5 juli 2011), nu onduidelijk is wanneer de diverse materiële posten daadwerkelijk door de benadeelde partij zijn geleden c.q. betaald.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen
Door de raadsvrouw is nog aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat (mogelijk) sprake zou zijn van ‘eigen schuld’ bij de benadeelde partij. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Eigen schuld van het slachtoffer kan - onder omstandigheden en onder strikte voorwaarden -leiden tot vermindering van de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Deze bepaling luidt als volgt:
“Wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.”
De rechtbank is van oordeel dat, zelfs indien moet worden aangenomen dat het slachtoffer in (de aanloop van) het incident enige vorm van eigen schuld heeft gehad, zijn aandeel niet zodanig was dat hij zelf, in enige mate, aan de uiteindelijk ontstane schade heeft bijgedragen. De schade dient, gelet op de disproportionele geweldshandeling van verdachte - het slaan met een glas in het gezicht van een ander - dan ook volledig voor rekening van verdachte zelf te komen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van deze taakstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij,
[slachtoffer], van een bedrag van (in totaal) € 8.186,57 euro, bestaande uit:
  • € 2.000,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • € 6.186,57aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan
de Staat,ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], de hierna vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
  • € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door
    30 dagen hechtenis;
  • € 6.186,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door
    65 dagen hechtenis;
- met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Scheffers en mr. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schilt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2015.

Voetnoten

1.Hierna wordt telkens, tenzij anders is vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal met nummer PL27YZ/11-000663 van de Koninklijke Marechaussee, district Zuid, brigade Brabant-Zuid, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 167, met bijlagen.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 9 januari 2011, p. 139.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [medeverdachte] d.d. 12 januari 2011, p. 155.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 9 januari 2011, p. 96.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 14 januari 2011, p. 123.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 januari 2011, p. 150.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 22 mei 2015.
8.Diverse geschriften, te weten een medische verklaring van de afdeling chirurgie van het Amphia Ziekenhuis te Breda d.d. 12 januari 2011, een medische verklaring afkomstig van tandartsenpraktijk A. Malefason te Barendrecht (ongedateerd), een medische verklaring van D.S. Barendregt (kliniek voor parodontologie te Rotterdam) d.d. 28 maart 2011 en tot slot de verklaring van aangever [slachtoffer] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 8 februari 2012 (los stuk).
9.De geschriften, zijnde door de politie gemaakte foto’s van het letsel van [slachtoffer], p. 43-47.
10.De verklaring van [slachtoffer], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 8 februari 2012, en de eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 22 mei 2015.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 januari 2011, p. 147.
12.De geschriften, zijnde door de politie gemaakte foto’s van verdachte, p. 49-54.