Op 5 juni 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geweldsincident in een discotheek in Breda op 9 januari 2011. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer, nadat de politierechter de zaak eerder had verwezen. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen.
Tijdens de zitting op 22 mei 2015 werd de tenlastelegging gewijzigd. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met een medeverdachte geweld had gepleegd tegen een slachtoffer. De verdediging betwistte dit en stelde dat de verdachte geen geweld had gebruikt en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de acties van de medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte de confrontatie zocht, hij geen geweld had toegepast dat leidde tot letsel of pijn bij het slachtoffer.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de acties van de medeverdachte op zichzelf stonden. Het vonnis werd uitgesproken door de rechters M. van Kralingen, A. Scheffers en J. Veldhuizen, in aanwezigheid van griffier mr. Schilt.