ECLI:NL:RBZWB:2015:3663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
02/666980-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Scheffers
  • J. Veldhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in geweldszaak na incident in discotheek te Breda

Op 5 juni 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een geweldsincident in een discotheek in Breda op 9 januari 2011. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer, nadat de politierechter de zaak eerder had verwezen. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen.

Tijdens de zitting op 22 mei 2015 werd de tenlastelegging gewijzigd. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met een medeverdachte geweld had gepleegd tegen een slachtoffer. De verdediging betwistte dit en stelde dat de verdachte geen geweld had gebruikt en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de acties van de medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte de confrontatie zocht, hij geen geweld had toegepast dat leidde tot letsel of pijn bij het slachtoffer.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de acties van de medeverdachte op zichzelf stonden. Het vonnis werd uitgesproken door de rechters M. van Kralingen, A. Scheffers en J. Veldhuizen, in aanwezigheid van griffier mr. Schilt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/666980-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. M.C. Corbeij-Beukers, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Op grond van artikel 369, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak op 21 oktober 2011 naar de meervoudige kamer van deze rechtbank verwezen.
De zaak is (inhoudelijk) door de meervoudige kamer behandeld op de zitting van 22 mei 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 22 mei 2015 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:
Primair:
hij op of omstreeks 9 januari 2011 te Breda met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Torenstraat en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats (Discotheek [naam]), in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het met een glas en/of een flesje, althans een hard en/of scherp voorwerp slaan en/of steken in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen en/of stoten in/op/tegen/in de richting van het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer];
Subsidiair:
hij op of omstreeks 9 januari 2011 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) met een glas en/of een fles, althans een hard en/of scherp voorwerp in/op het gezicht heeft geslagen en/of gestoten en/of meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, op 9 januari 2011 te Breda, openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer]
(primaire feit).
De rechtbank begrijpt uit het requisitoir van de officier van justitie dat hij zich enkel richt op de zogenoemde ‘tweede confrontatie’ in discotheek [naam]. Verdachte is naar de mening van de officier van justitie bewust teruggegaan naar [naam] om (opnieuw) de confrontatie met aangever aan te gaan. Verdachte wilde uithalen naar aangever, maar aangever was hem voor. Dit laat onverlet dat, op het moment dat verdachte de confrontatie opzocht en een klap wilde uitdelen, sprake was van een begin van uitvoering van geweldshandelingen. Vervolgens raakte ook medeverdachte [medeverdachte], een vriend van verdachte, erbij betrokken en werd aangever door [medeverdachte] in zijn gezicht geslagen met een bierglas. Verdachte heeft naar de mening van de officier van justitie samen en in vereniging met [medeverdachte] gehandeld. De bijdrage van verdachte was ook voldoende significant om openlijke geweldpleging aan te nemen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij onder meer op het feit dat verdachte, hoewel hij inderdaad de confrontatie opzocht, uiteindelijk geen geweldshandelingen heeft toegepast en reeds snel uitgeschakeld op de grond lag.
Op het geweld dat [medeverdachte] vervolgens op aangever toepaste, had verdachte geen invloed. Hij kon zich hieraan evenmin onttrekken. Er is ook nimmer sprake geweest van overleg, een (gezamenlijk) plan en/of enige andere vorm van samenwerking tussen hem en [medeverdachte].
Verdachte is - op eigen initiatief - in een opwelling (alleen) op aangever afgegaan. Hij heeft geen geweldshandelingen toegepast. Omdat ‘medeplegen’ ten aanzien van het vervolg niet kan worden bewezen, dient verdachte, gelet op hetgeen hem ten laste is geleegd, integraal te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 9 januari 2011 ging aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) met zijn broer en diverse vrienden naar discotheek [naam] te Breda.
Verdachte was die nacht ook in [naam] aanwezig. Hij was daar met vrienden, waaronder ook medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]).
Op enig moment ontstond in [naam] een schermutseling tussen in ieder geval [slachtoffer] en verdachte. Verdachte verliet hierop de discotheek, maar keerde kort daarna weer terug. Naar eigen zeggen ging hij toen direct op zoek naar [slachtoffer]. Hij zag [slachtoffer] in de discotheek staan en wilde hem een klap geven. Hij maakte daartoe een slaande beweging, in de richting van [slachtoffer], maar voordat hij [slachtoffer] raakte, kreeg hij zelf een klap op zijn gezicht en viel hij op de grond.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte daarna nog enige toenadering tot [slachtoffer] heeft gezocht en/of enige vorm van geweld richting [slachtoffer] heeft gebruikt.
Kort hierna voelde [slachtoffer], zo volgt uit zijn aangifte, ineens een harde klap tegen zijn mond. Deze klap had hij niet zien aankomen. Na de klap spuugde hij een aantal tanden, glas en ook bloed uit. Nadien bleek hij zwaar letsel te hebben opgelopen aan - met name - zijn gebit.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij die nacht in discotheek [naam] ‘flink heeft uitgehaald’ bij een jongen. Hij deed dit met zijn rechterhand waarin hij een glas vasthad.
Getuige [getuige], een vriend van verdachte en [medeverdachte], heeft gezien dat [medeverdachte], op het moment dat verdachte al op de grond lag, ‘uit het niets kwam aanlopen’ en een jongen in het gezicht sloeg.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte, ten tijde van de zogenoemde tweede confrontatie, geweld heeft toegepast, in die zin dat hij een (rake) klap heeft uitgedeeld waardoor [slachtoffer] pijn leed en/of letsel opliep. Hoewel vaststaat dat verdachte degene was die de confrontatie opnieuw opzocht en hij de eerste slaande beweging maakte, is het daar, wat verdachte betreft, ook bij gebleven. De actie van [medeverdachte], die later volgde, staat op zichzelf, in zoverre dat deze actie niet via de constructie van medeplegen aan verdachte kan worden toegerekend. Zijn eerdere slaande beweging kan niet, in tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie heeft betoogd, worden gezien als het begin van uitvoeringshandelingen van (in vereniging met [medeverdachte] gepleegd) geweld. [slachtoffer] is even later weliswaar door [medeverdachte] (met een glas) in het gezicht geslagen, hetgeen fors letsel tot gevolg had, maar uit niets blijkt dat verdachte hierin een rol heeft gehad, laat staan dat hij hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. Immers, het ontbrak aan een (gezamenlijk) plan en van enig overleg tussen beiden was evenmin sprake. Daar was ook helemaal geen tijd voor, omdat verdachte in een opwelling, na zijn terugkeer bij [naam], direct (alleen) op [slachtoffer] afliep. Er vond dus totaal geen overleg plaats tussen verdachte en [medeverdachte], terwijl ook uit de getuigenverklaring van [getuige] blijkt dat [medeverdachte] ‘uit het niets’ kwam aanlopen en zich kennelijk ineens - op eigen initiatief - met de situatie ging bemoeien.
Nu een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] ontbrak en verdachte zelf geen geweld, leidend tot letsel en/of pijn, heeft toegepast, moet verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij, [slachtoffer], vordert een schadevergoeding van (in totaal) € 8.186,57, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat verdachte integraal wordt vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Scheffers en mr. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schilt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2015.