In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2015 uitspraak gedaan over de wijziging van de kinderbijdrage en het ouderlijk gezag in een situatie waarin de man een nieuw gezin heeft gevormd. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. de Rijk, verzocht om een aanpassing van de kinderbijdrage voor zijn minderjarige kind, dat bij de vrouw verblijft. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Mudde-Zeevaart, verzet zich tegen de wijziging van het gezag en de bijdrage, stellende dat de omstandigheden niet zijn gewijzigd sinds de eerdere beschikking van 25 juli 2014.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds de vorige beschikking een nieuw kind heeft gekregen met zijn nieuwe partner, wat een wijziging van omstandigheden met zich meebrengt. De rechtbank heeft de behoefte van het kind en de financiële draagkracht van beide ouders onderzocht. De man heeft zijn draagkracht verdeeld over zijn twee kinderen, waarbij de rechtbank de richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen heeft gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man met ingang van de datum van de beschikking een kinderbijdrage van € 31,11 per maand moet betalen voor zijn kind bij de vrouw.
Daarnaast heeft de rechtbank partijen verwezen naar de Stichting Kompaan voor begeleiding in de communicatie over het ouderlijk gezag. De beslissing over het gezag is aangehouden in afwachting van het rapport van de Stichting. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de nieuwe bijdrage direct moet voldoen, ondanks het lopende proces over het gezag.