ECLI:NL:RBZWB:2015:376

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
02-666396-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Bakx
  • mr. Veldhuizen
  • mr. Van Schaik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 21 september 2013 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Westerparklaan te Breda. Verdachte, als bestuurder van een Opel, reed onder invloed van alcohol met een snelheid tussen de 68 en 84 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Door zijn roekeloze rijgedrag verloor hij de controle over het voertuig, botste tegen een verkeerszuil en een halfportaal, wat resulteerde in de dood van zijn bijrijdster, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat verdachte grove schuld had aan het ongeval, gezien zijn hoge alcoholgehalte van 2,16 milligram per milliliter bloed, wat meer dan vier keer de toegestane hoeveelheid was voor ervaren bestuurders. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 4 jaren. Verdachte werd ook verplicht tot reclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor zijn alcoholproblematiek en posttraumatische stressstoornis. De rechtbank benadrukte de ernst van de verkeersfout en de impact op de nabestaanden, terwijl ook rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn verminderd verstandelijk vermogen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/666396-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
wonende aan de [adres]
raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 januari 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
Primair
hij, op of omstreeks 21 september 2013, te Breda, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Opel), daarmede rijdende over de weg, de Westerparklaan,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende met een snelheid, gelegen tussen de 68 kilometer per uur en de 84 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen daar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was, na het gebruik van alcoholhoudende drank,
gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de wegen, de Prachtvlinder en het Baanzicht,
niet, althans niet bij voortduring, de macht/controle over het stuur van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te blijven behouden en/of
niet, althans niet bij voortduring, het verloop van de rijbaan van de door hem, verdachte, gevolgde weg, de Westerparklaan te blijven volgen,
doch met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig van de rijbaan van die weg is geraakt en/of (vervolgens) tegen/op een, in het midden van die weg gelegen, zogeheten verhoogde middengeleider is gebotst/gereden en/of (vervolgens) tegen een, op die verhoogde middengeleider geplaatste verkeerszuil is gebotst/gereden en/of (tenslotte) tegen een, eveneens op die verhoogde middengeleider geplaatst, zogeheten halfportaal (voor verkeerslichten) is gebotst/gereden,
waardoor de inzittende (genaamd [slachtoffer]) van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig werd gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorrijtuig (personenauto, Opel) heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, bloed, bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,16 milligram, in elk geval hoger dan 0,50 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
Subsidiair
1.
hij, op of omstreeks 21 september 2013, te Breda, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Opel), dat motorijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, bloed, bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,16 milligram, in elk geval hoger dan 0,50 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
en/of
2.
hij, op of omstreeks 21 september 2013, te Breda, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Opel), dit motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijze moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij, verdachte, niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
en/of
3.
hij, op of omstreeks 21 september 2013, te Breda, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Opel), daarmede rijdende over de weg, de Westerparklaan, met een snelheid, gelegen tussen de 68 kilometer per uur en de 84 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen daar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was, na het gebruik van alcoholhoudende drank, en gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de wegen, de Prachtvlinder en het Baanzicht,
niet, althans niet bij voortduring, de macht/controle over het stuur van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft gehouden en/of
niet, althans niet bij voortduring, het verloop van de rijbaan van de door hem, verdachte, gevolgde weg, de Westerparklaan heeft gevolgd,
doch met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig van de rijbaan van die weg is geraakt en/of (vervolgens) tegen/op een, in het midden van die weg gelegen, zogeheten verhoogde middengeleider is gebotst/gereden en/of (vervolgens) tegen een, op die verhoogde middengeleider geplaatste verkeerszuil is gebotst/gereden en/of (tenslotte) tegen een, eveneens op die verhoogde middengeleider geplaatst, zogeheten halfportaal (voor verkeerslichten) is gebotst/gereden,
waarbij de inzittende (genaamd [slachtoffer]) van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig dodelijk letsel heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of hinder op die weg kon worden veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 september 2013 te Breda een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij zijn medepassagiere [slachtoffer] werd gedood
(primaire feit).
Zij acht bewezen dat verdachte in hoge mate onvoorzichtig heeft gereden. Verdachte was onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol (2,16 milligram per milliliter bloed) en hield zich niet aan de maximumsnelheid. Verdachte verloor uiteindelijk de macht over het stuur, waardoor het dodelijk ongeval werd veroorzaakt.
De officier van justitie baseert zich met name op de bevindingen van de politie, de uitslag van het bloedonderzoek van verdachte, de VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: de VOA) en de medische informatie met betrekking tot het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad de bestuurder was van de auto, dat hij alcohol had gedronken en dat hij tussen de 50 en 60 kilometer per uur reed. Aan het moment onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval, heeft hij geen herinneringen meer.
De raadsman heeft betoogd dat weliswaar vaststaat dat verdachte alcohol had gedronken en (iets) te hard reed, maar niet onaanvaardbaar te hard. In juridische zin is daarom geen sprake is van een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Naar zijn mening kan het primair ten laste gelegde feit niet worden bewezen, doch wel het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft kritische opmerkingen gemaakt bij de vastgestelde hoeveelheid alcohol in het bloed van verdachte, nu niet kan worden uitgesloten dat verdachte in het ziekenhuis medicamenteuze middelen zijn toegediend welke (mede) van invloed kunnen zijn geweest op de uitslag van het bloedonderzoek. Aan dit verweer heeft de raadsman verder geen juridisch relevante conclusie verbonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 21 september 2013 omstreeks 2:05 uur vond een eenzijdig verkeersongeval plaats op de Westerparklaan te Breda, ter hoogte van de kruising met de wegen de Prachtvlinders en Baanzicht. [1]
De bestuurder, naar later bleek verdachte, reed met een Opel Corsa ter hoogte van genoemde kruising en was gaande in de richting van de Emerparklaan. Door een technisch niet vast te stellen oorzaak is de auto daar van de weg geraakt. De auto reed met de voorzijde de verhoogde rijbaanscheiding op, ook wel middengeleider genoemd, en botste tegen een verkeerszuil en (daarna) tegen een zogeheten halfportaal voor verkeerslichten. De auto draaide en kwam uiteindelijk op de rijbaan tot stilstand. [2]
In de auto zat, naast verdachte als bestuurder van de auto, nog een andere inzittende. Zowel verdachte als deze inzittende, [slachtoffer], werd kort na het ongeval naar het ziekenhuis overgebracht. [slachtoffer] overleed nog diezelfde nacht aan haar verwondingen. Er was sprake van een niet natuurlijk overlijden als gevolg van interne verwondingen, passend bij een hoog energetische klap, aldus de schouwarts. [3]
Verdachte overleefde het ongeval. Met zijn toestemming werd bij hem, enkele uren na het ongeval, om 04:50 uur, een bloedblok afgenomen. [4] Dit bloedblok werd door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Het alcoholgehalte in het bloed van verdachte bleek 2,16 milligram alcohol per milliliter bloed te zijn. [5]
Er waren geen getuigen van het ongeval of van de situatie onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval, althans verklaringen van dergelijke getuigen bevinden zich niet in het dossier.
De politie heeft een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden en de toedracht van het ongeval. Uit de VOA is, voor zover relevant, het volgende naar voren gekomen.
Het was nacht. Het was helder en droog en de wegverlichting was in werking. Het wegdek was overwegend droog, met hier en daar een vochtige plek. De maximale snelheid bedroeg ter plaatse 50 kilometer per uur. [6]
Aan de toestand van de weg, de situatie ter plaatse en de auto werden geen bijzonderheden geconstateerd die het ongeval (mede) veroorzaakt kunnen hebben. Zowel verdachte als zijn passagier maakte voorafgaand aan het ongeval geen gebruik van de autogordel. [7]
Aan de hand van het schadebeeld en met hulp van een botsproevendatabase werd een ‘EES waarde inschatting’ gemaakt. EES staat voor ‘
Energie Equivalent Speed’; de bij een botsing opgetreden deformatie-energie, uitgedrukt in kilometers per uur. Op basis van deze EES-waarde, bleek dat de auto met een snelheid van minimaal 42,4 en maximaal 58,5 kilometer per uur tegen het halfportaal is gebotst. Tot slot werd gezien dat de auto na het ongeval in de vierde versnelling stond. [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de auto op 21 september 2013 bestuurde en dat [slachtoffer] zijn bijrijdster was. Hij was onder invloed van alcohol en reed tussen de 50 en 60 kilometer per uur. [9]
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de feitelijke gedragingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd, kunnen worden bewezen en of de bewezen gedragingen schuld aan het verkeersongeval, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, opleveren.
In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat één (ernstige) verkeersovertreding voldoende
kanzijn voor schuld in de zin van dit artikel. Het komt aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Voor schuld in vorenbedoelde zin is ten minste nodig dat sprake is van het in aanmerkelijke mate niet in acht nemen van de normaal te verlangen zorgvuldigheid. Schuld kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag worden afgeleid.
Feitelijke gedragingen
Verdachte is op enig moment compleet de macht over het stuur verloren, waardoor hij van de rijbaan is geraakt en in botsing is gekomen met een verkeerszuil en een halfportaal op een zogenoemde middengeleider.
Uit onderzoek is gebleken dat de auto met een snelheid van minimaal 42,4 en maximaal 58,5 kilometer per uur tegen het halfportaal is gebotst. Omdat de auto in eerste instantie tegen de verkeerszuil botste (en daarna tegen het halfportaal) mag worden aangenomen dat zowel de minimaal als de maximaal gereden snelheid in werkelijkheid hoger heeft gelegen. Dit strookt ook met hetgeen verdachte heeft verklaard (“ een snelheid gelegen tussen de 50 en 60 kilometer per uur”) en met de omstandigheid dat de auto na het ongeval in de vierde versnelling stond. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in ieder geval de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur heeft overschreden.
Ten slotte reed verdachte onder invloed van een zeer grote hoeveelheid alcohol. Bij verdachte werd om 04:50 uur bloed afgenomen, terwijl het ongeval om circa 2:05 uur had plaatsgevonden. Zoals hiervoor reeds is vermeld, was het alcoholgehalte in zijn bloed op eerstgenoemd tijdstip 2,16 milligram alcohol per milliliter bloed. Dit is ruim 4 keer meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol voor gevorderde bestuurders. Het is, gelet op het tijdsverloop van (bijna) 3 uren na het ongeval, waarschijnlijk dat het alcoholpercentage in het bloed van verdachte ten tijde van het ongeval nog hoger is geweest.
Dat in het ziekenhuis (mogelijk) medicamenteuze middelen zijn toegediend die van invloed (kunnen) zijn geweest op de uitslag van het bloedonderzoek, is weliswaar door de raadsman gesteld, maar op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De rechtbank heeft op basis van het dossier ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat, zo van het toedienen van medicijnen al sprake is geweest, dit van invloed is geweest op de bloeduitslag. Zij gaat dan ook uit van de juistheid van deze uitslag.
Zorgplicht
Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat hij veilig aan het verkeer deelneemt en voortdurend (geestelijk en lichamelijk) in staat is zijn voertuig onder controle te houden.
Verdachte heeft deze zorgplicht in zeer ernstige mate geschonden. Immers, hij reed onder invloed van exorbitant veel alcohol, met een hogere snelheid dan was toegestaan, en verloor de macht en controle over het voertuig volledig. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee grove schuld heeft aan het veroorzaken van het ongeval. Verdachte heeft in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam en onnadenkend gereden. Zijn bijrijdster heeft dit helaas met de dood moeten bekopen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
hij,op
of omstreeks21 september 2013
,te Breda, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Opel), daarmede rijdende over de weg, de Westerparklaan,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalin hoge
, althans aanzienlijkemate onvoorzichtig en
/ofonachtzaam en
/ofonnadenkend
en/of ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende met
een snelheid, gelegen tussen de 68 kilometer per uur en de 84 kilometer per uur, althans meteen
(aanzienlijk)hogere snelheid dan de toen daar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur,
in ieder geval met een te hoge snelheid dan toen voor een veilig verkeer ter plaatse vereist was,na het gebruik van alcoholhoudende drank,
gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de wegen
, dePrachtvlinder
sen
hetBaanzicht,
niet
, althans niet bij voortduring,de macht/controle over het stuur van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig te blijven behouden en
/of
niet
, althans niet bij voortduring,het verloop van de rijbaan van de door hem, verdachte, gevolgde weg, de Westerparklaan te blijven volgen,
doch met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig van de rijbaan van die weg is geraakt en
/of (vervolgens
)tegen/op een, in het midden van die weg gelegen, zogeheten verhoogde middengeleider is gebotst/gereden en
/of (vervolgens
)tegen een, op die verhoogde middengeleider geplaatste verkeerszuil is gebotst/gereden en
/of (ten slotte
)tegen een, eveneens op die verhoogde middengeleider geplaatst, zogeheten halfportaal (voor verkeerslichten) is gebotst/gereden,
waardoor de inzittende
(genaamd [slachtoffer]
)van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig werd gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorrijtuig (personenauto, Opel) heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, bloed, bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,16 milligram
, in elk geval hoger dan 0,50 milligram,alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring cursief verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 4 jaren. Bij de bepaling van deze strafeis heeft de officier van justitie onder meer rekening gehouden met de (straf)oriëntatiepunten en het feit dat verdachte, zo volgt uit zijn strafblad, eerder met politie en justitie in aanraking is geweest wegens het gebruik van alcohol in het verkeer. Dit laatste aspect is naar de mening van de officier van justitie strafverzwarend.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman gaat uit van een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Hij heeft betoogd dat een forse werkstraf op zijn plaats is, eventueel gecombineerd met een geheel voorwaardelijke straf en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van de duur van een eventuele rijontzegging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft met name de persoon van verdachte benadrukt. Verdachte heeft een zeer laag IQ, is erg kwetsbaar en werkt thans op een sociale werkplaats. Naar de mening van de raadsman is zowel verdachte als de maatschappij gebaat bij een passend hulp- en behandeltraject van verdachte, waarbij in ieder geval aandacht moet zijn voor zijn specifieke (alcohol)problematiek.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een grove verkeersfout. Hij is onder invloed van (zeer) veel alcohol gaan rijden, met een te hoge snelheid en hij is zonder enige aanleiding van de weg geraakt. De ernstige verkeersfouten van verdachte hebben geleid tot een buitengewoon tragisch ongeval, waarbij zijn bijrijdster om het leven is gekomen.
Het leed dat door deze verkeersfouten werd aangericht, is voor de nabestaanden onherstelbaar. Geen enkele straf of maatregel zal dit leed kunnen wegnemen.
Tegelijkertijd heeft het ongeval ook op verdachte impact gehad. Verdachte zal moeten leren leven met de omstandigheid dat hij, met zijn rijgedrag, iemand het leven heeft ontnomen.
Bij de bepaling van een passende strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de landelijke (straf)oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten schrijven bij een grove verkeersfout, gepleegd onder invloed van veel alcohol (in dit geval véél meer dan de door de oriëntatiepunten genoemde 570 ug/l) en waarbij een dodelijk slachtoffer te betreuren is, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een rijontzegging van 4 jaren voor.
De rechtbank is van oordeel dat een forse gevangenisstraf en een langdurige rijontzegging, gelet op de ernst van het feit, ook passend en noodzakelijk is. Zij ziet, anders dan door de raadsman is betoogd, geen ruimte voor een werkstraf.
De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor het rijden onder invloed en eerder een werkstraf en een rijontzegging opgelegd heeft gekregen. Hij was aldus een gewaarschuwd mens, maar is opnieuw in de fout gegaan. De rechtbank rekent verdachte dit zeer zwaar aan. Verdachte is onacceptabele risico’s blijven nemen, ook met de levens van anderen, zoals in deze zaak helaas is gebleken.
De rechtbank houdt tot slot rekening met de persoon van verdachte. Uit de rapportage van Novadic-Kentron d.d. 11 augustus 2014 volgt dat verdachte een verminderd verstandelijk vermogen heeft (IQ van 52). Hoewel verdachte goed is ingebed in een steunend netwerk, dat voornamelijk bestaat uit familie, heeft hij dit netwerk ook hard nodig om in de maatschappij te kunnen functioneren. Verdachte kampt met alcoholmisbruik en klachten gerelateerd aan een post traumatische stress stoornis. Om recidive op korte termijn te voorkomen, dienen er diverse interventies gepleegd te worden op het gebied van alcoholmisbruik, denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringstoezicht (inclusief een meldplicht) en een verplichte ambulante behandeling gericht op de alcoholproblematiek en de klachten gerelateerd aan een post traumatische stress stoornis.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en noodzakelijk. Zij zal evenwel een gedeelte van deze straf, 6 maanden, voorwaardelijk aan verdachte opleggen met een proeftijd van 2 jaren.
Dit voorwaardelijke deel fungeert als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Tegelijkertijd maakt een voorwaardelijk strafdeel het opleggen van bijzondere voorwaarden mogelijk, zoals een verplicht toezicht door de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling. Het biedt een formeel kader voor verplichte hulp en begeleiding van verdachte, hetgeen de rechtbank, gelet op het advies van Novadic-Kentron en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, van groot belang acht wanneer verdachte uit detentie komt. Met name het alcoholprobleem van verdachte verdient daarbij grote aandacht.
De rechtbank zal dan ook de door Novadic-Kentron geadviseerde bijzondere voorwaarden overnemen en aan verdachte opleggen.
Tot slot zal de rechtbank verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzeggen voor de duur van 4 jaren. De tijd dat verdachte zijn rijbewijs reeds heeft ingeleverd, dient hierop in mindering te worden gebracht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens Novadic-Kentron (Korte Raamstraat 3 te Breda), ook als deze inhouden:
- dat verdachte zich ambulant moet laten behandelen, in de vorm van individuele therapie en/of groepstherapie, voor zijn alcoholproblematiek en post traumatische stress stoornis, bij een (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en dat hij zich dient te houden aan de voorschriften en aanwijzingen die hem in dat kader worden gegeven;
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal melden bij voornoemde reclasseringsinstelling en zich vervolgens gedurende de proeftijd op door deze instelling te bepalen tijdstippen dient te blijven melden zo frequent en zo lang dat noodzakelijk wordt geacht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd, in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Van Schaik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schilt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL202D-2013187558 van politie Midden en West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 83.
2.Het proces-verbaal van de unit FTO van de politie Midden en West Brabant met nummer 202013187558 (VOA), p. 26 (los stuk).
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 56.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 49, en het geschrift, zijnde een aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed, p. 77-78.
5.Het geschrift, zijnde de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut, p. 79.
6.Het proces-verbaal van de unit FTO van de politie Midden en West Brabant met nummer 202013187558 (VOA), p. 6-8 (los stuk).
7.Het proces-verbaal van de unit FTO van de politie Midden en West Brabant met nummer 202013187558 (VOA), p. 26-27 (los stuk).
8.Het proces-verbaal van de unit FTO van de politie Midden en West Brabant met nummer 202013187558 (VOA), pag. 16 en 25 (los stuk).
9.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 13 januari 2015.