ECLI:NL:RBZWB:2015:3803

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
02-800833-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Weert
  • A. Kouwenhoven
  • J. van Schaik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en bedreiging via sociale media met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig werd bevonden aan stalking van twaalf vrouwen gedurende een langere periode via sociale media. De verdachte, geboren in 1985, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door beledigende en bedreigende berichten te verzenden via Facebook, WhatsApp en SMS. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen de slachtoffers heeft lastiggevallen, maar ook in strijd heeft gehandeld met een eerder opgelegde gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed heeft gehad op de strafoplegging. De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van 128 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er reclasseringstoezicht opgelegd, inclusief een klinische opname bij Stichting Trajectum. De rechtbank heeft ook een contactverbod met de slachtoffers opgelegd en de vorderingen van de benadeelde partijen deels toegewezen. De zaak benadrukt de ernst van stalking en de impact ervan op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800833-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juni 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
thans verblijvende in Hoeve Boschoord (Stichting Trajectum),
Boylerstraat 4, 8387 XN Boschoord
raadsman mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Koning, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
Feit 1:
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot en met 5 februari 2014,
te Breda, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1],
(telkens) met het oogmerk die [benadeelde partij 1] te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte, (telkens) ongevraagd en/of ongewild en/of
ongewenst en/of hinderlijk, over en/of naar die [benadeelde partij 1] en/of over één of
meer van haar familieleden:
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking op het internet geplaatst (Facebook), en/of
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking via het internet verzonden, en/of
- foto's op het internet geplaatst (Facebook), en/of
- foto's op via het internet verzonden, en/of
- WhatsApp-berichten en/of SMS-berichten van (onder meer) beledigende en/of
bedreigende en/of intimiderende aard of strekking verzonden;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
zij in of omstreeks 2013 te Breda, althans in Nederland,[benadeelde partij 1] middels berichten op of via internet (Facebook) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (op Facebook van mevrouw [benadeelde partij 1]) een bericht geschreven/achtergelaten, inhoudende “ach [benadeelde partij 1] toch geniet maar van je prinses” en/of”maar je lieve kindje gaat er aan”;
Feit 2:
zij in of omstreeks de periode van 5 juli 2013 tot en met 4 september 2014, te
Etten-Leur, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 2],
(telkens) met het oogmerk die [benadeelde partij 2] te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte, (telkens) ongevraagd en/of ongewild en/of
ongewenst en/of hinderlijk, over en/of naar die [benadeelde partij 2] en/of over één
of meer van haar familieleden:
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking op het internet geplaatst (Facebook), en/of
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking via het internet verzonden, en/of
- foto's op het internet geplaatst (Facebook), en/of
- foto's op via het internet verzonden, en/of
- SMS-berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden, en/of
- WhatsApp-berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 3:
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 2 september 2014, te
Etten-Leur, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 3]
, (telkens) met het oogmerk die [benadeelde partij 3] te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte, (telkens) ongevraagd en/of ongewild en/of
ongewenst en/of hinderlijk, over en/of naar die[benadeelde partij 3] en/of over
één of meer van haar familieleden:
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking op het internet geplaatst (Facebook), en/of
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking via het internet verzonden, en/of
- foto's op het internet geplaatst (Facebook), en/of
- foto's op via het internet verzonden, en/of
- SMS-berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden, en/of
- WhatsApp-berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden, en/of
- opgebeld en/of woorden van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking toegevoegd;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 4:
zij in de periode van 6 juni 2014 tot en met 15 juni 2014, te Breda en/of
Valthe, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal, opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering,
te weten de "Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast" d.d. 9
mei 2014 en van kracht voor de periode van 90 dagen, gegeven door de officier
van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, inhoudende dat
verdachte zich dient te onthouden van contact met (onder meer) [benadeelde partij 2]
en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5],
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk:
- op 6 juni 2014 middels SMS contact gezocht met [benadeelde partij 4], en/of
- in de periode 11 juni 2014 tot en met 15 juni 2014, meermalen, althans
éénmaal, telefonisch contact gezocht met [benadeelde partij 4], en/of
- op 10 juni 2014 middels SMS contact gezocht met [benadeelde partij 5], en of
- op 14 juni 2014 telefonisch contact gezocht met [benadeelde partij 5] en/of
- op 14 juni 2014 telefonisch contact gezocht met [benadeelde partij 2];
art 184a Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging en bedreiging van [benadeelde partij 1] en baseert zich daarbij op de aangifte en de klacht van [benadeelde partij 1], de verklaringen van verdachte, de historische gegevens ter zake van het telefoongebruik van verdachte, de aanwezige schermafdrukken van de door [benadeelde partij 1] ontvangen berichten van verdachte en het relaasproces-verbaal betreffende de opmerking van de verbalisant over de haarkleur van het kind van [benadeelde partij 1].
Feit 2:
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [benadeelde partij 2] heeft belaagd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangiften en de klachten van [benadeelde partij 2], de verklaringen van verdachte, de historische gegevens ter zake van het telefoongebruik van verdachte, alsmede de aanwezige schermafdrukken van de door [benadeelde partij 2] ontvangen berichten van verdachte.
Feit 3:
De officier van justitie is van mening dat de belaging van [benadeelde partij 3] wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangiften en de klachten van [benadeelde partij 3], de verklaringen van verdachte, de historische gegevens ter zake van het telefoongebruik van verdachte, alsmede de aanwezige schermafdrukken van de door [benadeelde partij 3] ontvangen berichten van verdachte.
Feit 4:
De officier van justitie acht, gelet op de verklaringen van verdachte en de inhoud van het eindproces-verbaal - in het bijzonder de daarin opgenomen Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in strijd heeft gehandeld met genoemde Gedragsaanwijzing.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter zitting de tenlastegelegde feiten, waaronder ook de ad informandum gevoegde feiten, bekend, behoudens de bedreiging zoals mede tenlastegelegd onder feit 1.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte weliswaar heeft toegegeven dat zij de personen, genoemd in de tenlastelegging, heeft lastig gevallen, maar acht onvoldoende schriftelijke stukken in het dossier aanwezig die voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De raadsman wijst in dit verband op de omstandigheid dat niet duidelijk uit de schermafdrukken van de berichten blijkt welke berichten door verdachte zijn verzonden. Eveneens ontbreken op deze schermafdrukken de data waarop de berichten zijn verstuurd, alsmede de reacties van de ontvangers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1:
De rechtbank acht de tenlastegelegde belaging van [benadeelde partij 1] wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 mei 2015 [2] en afgelegd bij de politie op 9 mei 2014 [3] ;
- de aangifte van [benadeelde partij 1] d.d. 5 februari 2014 [4] ;
- de klacht van [benadeelde partij 1] d.d. 5 februari 2014 [5] ;
- het relaasproces-verbaal aangaande de opmerking van de verbalisant over de haarkleur van de dochter van de aangeefster d.d. 8 augustus 2014 [6] ;
- het relaasproces-verbaal betreffende het onderzoek telefoonhistorie ter zake van twee telefoons van verdachte d.d. 8 augustus 2014 [7] en de telefonische contacten volgens de beschikbare printlijsten [8] ;
- de schermafdrukken van berichten en foto’s die [benadeelde partij 1] heeft ontvangen [9] .
Ten aanzien van de tenlastegelegde bedreiging van [benadeelde partij 1] heeft de rechtbank het navolgende in acht genomen.
In de aangifte van [benadeelde partij 1] [10] is opgenomen dat zij op Facebook diverse berichten heeft ontvangen van verdachte. De teksten in deze berichten zijn op haar dochter [naam dochter benadeelde partij 1] gericht geweest, zoals dat [naam dochter benadeelde partij 1] doodgeboren had moeten worden. Ook heeft verdachte volgens [benadeelde partij 1] een oproep op Facebook geplaatst om haar dochter te ontvoeren. Op enig moment is [benadeelde partij 1] door een medewerker van de DELA-uitvaartonderneming gebeld om de details te regelen met betrekking tot de uitvaart van [naam dochter benadeelde partij 1], terwijl haar dochter nog springlevend was.
Op de Facebookpagina van[benadeelde partij 1], zijn door een persoon met de gebruikersnaam ‘[gebruiksnaam verdachte]’ de volgende berichten [11] geplaatst: “ach [benadeelde partij 1] toch geniet maar van je prinses” en “maar je lieve kindje gaat er aan”.
De schermafdruk van deze berichten maakt deel uit van het dossier.
Verdachte [12] heeft ter zitting verklaard dat zij als gebruikersnaam op Facebook de namen ‘[verdachte]’ en ‘[gebruiksnaam verdachte]’ heeft gebruikt. Daarnaast heeft verdachte ter zitting bekend dat zij [benadeelde partij 1] heeft gestalkt en zij heeft daarbij aangegeven dat zij richting die [benadeelde partij 1] ook bedreigende berichten heeft verzonden/geplaatst.
Verdachte [13] heeft eerder tegenover de politie verklaard dat zij [benadeelde partij 1] heeft bang gemaakt en heeft gedreigd om haar kind te ontvoeren.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij 1] door verdachte is bedreigd met de bewoordingen: “ach [benadeelde partij 1] toch geniet maar van je prinses” en “maar je lieve kindje gaat er aan”.
De rechtbank acht de enkele verklaring van verdachte dat zij juist die berichten niet zou hebben geplaatst, ongeloofwaardig. Verdachte heeft immers erkend wel andere berichten met dezelfde gebruikersnaam en met een gelijksoortige strekking naar [benadeelde partij 1] te hebben verzonden en ten behoeve van haar te hebben geplaatst.
De rechtbank overweegt voorts dat - nu met name de tweede zinsnede van de bedreigende uitlatingen ziet op de dochter van [benadeelde partij 1] en niet op [benadeelde partij 1] zelf - voor een veroordeling ter zake van bedreiging, zoals bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad [14] niet is vereist dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd, gericht is tegen de bedreigde persoon zelf.
Aldus komt de rechtbank met inachtneming van hetgeen hierna nog over de verklaring van verdachte is overwogen tot een bewezenverklaring van de belaging en de bedreiging, zoals tenlastegelegd onder feit 1.
Feit 2:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 mei 2015 [15] en afgelegd bij de politie op 8 mei 2014 [16] ;
- de aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 4 februari 2014 [17] ;
- de klacht van [benadeelde partij 2] d.d. 4 februari 2014 [18] ;
- de aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 3 september 2014 [19] ;
- de klacht van [benadeelde partij 2] d.d. 8 september 2014 [20] ;
- de schermafdrukken van berichten en foto’s die [benadeelde partij 2] heeft ontvangen [21] .
Feit 3:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 mei 2015 [22] en afgelegd bij de politie op 9 mei 2014 [23] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] d.d. 11 februari 2014 [24] ;
- de klacht van [benadeelde partij 3] d.d. 11 februari 2014 [25] ;
- de aangifte van [benadeelde partij 3] d.d. 2 september 2014 [26] ;
- de klacht van [benadeelde partij 3] d.d. 11 september 2014 [27] ;
- de schermafdrukken van berichten en foto’s die [benadeelde partij 3] heeft ontvangen [28] ;
- de schermafdrukken van berichten en foto’s die zijn overlegd door [benadeelde partij 6] ter zake van [benadeelde partij 3] [29] .
Feit 4:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 mei 2015 [30] en afgelegd bij de politie op 22 september 2014 [31] ;
- de Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast (artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering) d.d. 9 mei 2014 [32] .
Ten aanzien van alle feiten
Naar aanleiding van het verweer van de raadsman met betrekking tot de verklaring van verdachte overweegt de rechtbank nog dat verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting de tenlastegelegde feiten grotendeels heeft bekend. Hoewel op de uitdraaien van het berichtenverkeer tussen verdachte en de aangeefsters geen data zijn vermeld en er mogelijk berichten bij zijn die niet van verdachte afkomstig zijn, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte mogelijk niet alle, doch wel veel van de aanwezige berichten heeft verzonden en geplaatst. Ter zitting heeft zij immers verklaard dat zij de aangeefsters gedurende een langere periode meermalen beledigende en bedreigende teksten heeft toegestuurd.
Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat de aangeefsters hebben aangegeven dat zij moest stoppen met hen te benaderen, maar dat zij daarmee desondanks is doorgegaan. Hierin ligt besloten dat verdachte tegen de wil van de aangeefsters heeft gehandeld en aldus opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
Gelet op hetgeen hier is overwogen, treft het verweer van de raadsman - dat er te veel onduidelijkheid bestaat over de tijdstippen, de afzenders en de tegenreacties naar aanleiding van de berichten - geen doel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
zijin
of omstreeksde periode van 1 augustus 2012 tot en met 5 februari 2014,
te Breda, althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1]
,
(telkens)met het oogmerk die [benadeelde partij 1] te dwingen iets te doen,
niet te
doen,te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte,
(telkens)ongevraagd en
/ofongewild en
/of
ongewenst en
/ofhinderlijk, over en/of naar die [benadeelde partij 1] en/of over één of
meer van haar familieleden:
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking op het internet geplaatst (Facebook), en
/of
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking via het internet verzonden, en/of
- foto's op het internet geplaatst (Facebook), en
/of
- foto's op via het internet verzonden, en/of
-
WhatsApp-berichten en/ofSMS-berichten van
(onder meer)beledigende en/of
bedreigende en/of intimiderende aard of strekking verzonden;
en
/of
zijin of omstreeks 2013
te Breda, althansin Nederland, [benadeelde partij 1] middels berichten op of via internet (Facebook) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (op Facebook van mevrouw [benadeelde partij 1]) een bericht geschreven/achtergelaten, inhoudende “ach [benadeelde partij 1] toch geniet maar van je prinses” en
/of“maar je lieve kindje gaat er aan”;
Feit 2:
zijin
of omstreeksde periode van 5 juli 2013 tot en met 4 september 2014
, te
Etten-Leur, althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 2],
(telkens)met het oogmerk die [benadeelde partij 2] te dwingen iets te doen,
niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte,
(telkens)ongevraagd en
/ofongewild en
/of
ongewenst en
/ofhinderlijk, over en/of naar die [benadeelde partij 2] en/of over één
of meer van haar familieleden:
- teksten/berichten van
(onder meer)beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking op het internet geplaatst (Facebook), en
/of
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking via het internet verzonden, en/of
- foto's op het internet geplaatst (Facebook), en
/of
- foto's op via het internet verzonden, en/of
- SMS-berichten van
(onder meer)beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden, en
/of
- WhatsApp-berichten van
(onder meer)beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden;
Feit 3:
zijin
of omstreeksde periode van 1 juli 2013 tot en met 2 september 2014,
te Etten-Leur, althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 3]
,
(telkens)met het oogmerk die [benadeelde partij 3] te
dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft zij, verdachte,
(telkens)ongevraagd en
/ofongewild en
/of
ongewenst en
/ofhinderlijk, over en/of naar die[benadeelde partij 3] en/of over
één of meer van haar familieleden:
- teksten/berichten van
(onder meer)beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking op het internet geplaatst (Facebook), en
/of
- teksten/berichten van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking via het internet verzonden, en/of
- foto's op het internet geplaatst (Facebook), en
/of
- foto's op via het internet verzonden, en/of
- SMS-berichten van
(onder meer)beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden, en
/of
- WhatsApp-berichten van
(onder meer)beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking verzonden, en
/of
- opgebeld
en/of woorden van (onder meer) beledigende en/of bedreigende en/of
intimiderende aard of strekking toegevoegd;
Feit 4:
zijin de periode van 6 juni 2014 tot en met 15 juni 2014,
te Breda en/of
Valthe, in elk gevalin Nederland, meermalen
, althans éénmaal,opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering,
te weten de "Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast" d.d. 9
mei 2014 en van kracht voor de periode van 90 dagen, gegeven door de officier
van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, inhoudende dat
verdachte zich dient te onthouden van contact met (onder meer) [benadeelde partij 2]
en
/of[benadeelde partij 4] en
/of[benadeelde partij 5],
immers heeft verdachte
(telkens)opzettelijk:
- op 6 juni 2014 middels SMS contact gezocht met [benadeelde partij 4]en/of
- in de periode 11 juni 2014 tot en met 15 juni 2014, telefonisch contact gezocht met [benadeelde partij 4], en
/of
- op 10 juni 2014 middels SMS contact gezocht met [benadeelde partij 5], en
of
- op 14 juni 2014 telefonisch contact gezocht met [benadeelde partij 5] en
/of
- op 14 juni 2014 telefonisch contact gezocht met [benadeelde partij 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
128 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en met als bijzondere voorwaarden: een klinische behandeling, ook als dit inhoudt een poliklinische behandeling, alsmede een contactverbod ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde personen (ook die onder de ad informandum genoemde feiten). De officier van justitie heeft daarbij in aanmerking genomen de ernst van de feiten en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis, nagenoeg als licht zwakzinnig moet worden beschouwd en een zwaar leven achter de rug heeft. Ook heeft hij aandacht gevraagd voor het feit dat de benadeelden zich ook niet onberoerd hebben gelaten en dat zij televisieprogramma’s hebben ingeschakeld, die aandacht aan deze zaak hebben besteed.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten:
665765-14 16 juli 2013 t/m 3 februari 2014, Breda, Gemeente Breda,
belaging van [benadeelde partij 4]
665765-14 1 augustus 2013 t/m 10 februari 2014, Gemeente Breda,
belaging van [benadeelde partij 5]
665765-14 1 augustus 2013 t/m 20 maart 2014, Breda, Gemeente Breda,
belaging van [benadeelde partij 12]
665765-14 1 september 2013 t/m 11 september 2014, Etten-Leur, Gemeente
Etten-Leur, belaging van [benadeelde partij 6]
665765-14 1 oktober 2013 t/m 5 februari 2014, Breda, Gemeente Breda,
belaging van [benadeelde partij 7]
665765-14 1 oktober 2013 t/m 22 september 2014, Emmen, Gemeente Emmen,
belaging van[benadeelde partij 8]
665765-14 1 november 2013 t/m 5 april 2014, Prinsenbeek, Gemeente Breda,
belaging van [benadeelde partij 9]
665765-14 1 november 2013 t/m 22 februari 2014, Breda, Gemeente Breda,
belaging van [benadeelde partij 10]
665765-14 1 april 2014 t/m 1 augustus 2014, Breda, Gemeente Breda,
belaging van [benadeelde partij 11]
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging, ook wel stalking genoemd, van twaalf vrouwen en heeft in dit verband ook een Gedragsaanwijzing overtreden. De stalking vindt haar oorsprong kennelijk in een op Facebook geplaatste foto door één van deze vrouwen, [benadeelde partij 4], waarop verdachtes (toenmalige) partner tezamen met [benadeelde partij 4] was afgebeeld. Verdachte was door de plaatsing van deze foto naar haar eigen zeggen geïrriteerd geraakt en boos geworden, omdat zij de indruk had dat [benadeelde partij 4] tussen verdachte en haar (toenmalige) partner wilde komen. Verdachte begon destijds met het sturen van velerlei berichten met scheldwoorden naar [benadeelde partij 4]. Gaandeweg ging zij ook andere vrouwen benaderen en lastig vallen, die op Facebook in de vriendenlijst van [benadeelde partij 4] en in die van de andere door haar gestalkte vrouwen waren opgenomen, terwijl zij die personen niet kende. Door deze handelwijze van verdachte escaleerde de zaak.
Verdachte heeft legio berichten middels de (mobiele) telefoon of internet verzonden en geplaatst, waarin zij onder meer mensen uitschold, beledigde en bedreigde, dreigde hun kinderen iets ernstigs aan te doen en ongepaste, kwetsende opmerkingen over de overleden partner van één van de vrouwen maakte. Bovendien plaatste zij foto’s met een beledigend dan wel bedreigend onderschrift en belde zij sommige aangeefsters op.
Uit woede en frustratie heeft verdachte geprobeerd de vrouwen vrees aan te jagen.
De (meeste) vrouwen kenden verdachte niet of nauwelijks, zodat zij geen inschatting konden maken van waartoe verdachte daadwerkelijk in staat zou zijn.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig. Het gedrag van verdachte betitelt de rechtbank als volkomen onacceptabel. Verdachte heeft in ernstige mate en op een zeer indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouwen, waarbij zij zich niet heeft bekommerd om de negatieve gevolgen voor deze slachtoffers. De grote impact van verdachtes gedragingen komt tot uiting in de verschillende aangiften, evenals in de schriftelijke slachtofferverklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 8], welke verklaringen zij ter zitting zelf hebben voorgedragen. [benadeelde partij 2] beschrijft dat zij te kampen heeft gehad met een gevoel van machteloosheid, niet wetende hoe zij uit de ontstane situatie moest komen. Met name toen verdachte dreigde om haar zoontje van vier jaar van school te ontvoeren, knapte er iets in haar.
[benadeelde partij 8] heeft aangegeven dat zij en haar echtgenoot door toedoen van verdachte gevoelens van angst en onveiligheid hebben ervaren. Zo noemt zij de omstandigheid dat zij hun dochter van acht jaar niet langer buiten durfde te laten spelen, omdat verdachte berichten had gestuurd waaruit bleek dat zij haar dochter buiten in de gaten hield. Eveneens hebben [benadeelde partij 8] en haar echtgenoot door de angst en de spanningen lichamelijke klachten ondervonden, zoals hartklachten en slaapproblemen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder ter zake van belaging en al langere tijd geleden ter zake van bedreiging is veroordeeld.
Ten gunste van verdachte heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat - blijkens het dossier [33] - de slachtoffers zich jegens verdachte niet onbetuigd hebben gelaten, zoals ook door de verdediging is opgeworpen. Nu zij zelf herhaaldelijk verdachte op een hinderlijke wijze hebben benaderd, althans meermalen reacties op verdachtes berichten hebben gegeven - niet slechts inhoudende dat zij met de stalking moest ophouden - hebben zij bijgedragen aan een verdere escalatie van deze gebeurtenissen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van psycholoog M. Franken
d.d. 19 januari 2014. Hij concludeert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis, en dat zij op een licht zwakzinnig niveau functioneert. Zowel de borderline stoornis als de lage intelligentie was volgens Franken aanwezig tijdens het plegen van het bewezenverklaarde.
Vanwege haar borderline stoornis reageert verdachte eerder dan gemiddeld impulsief. Daarnaast leidt deze stoornis samen met haar zwakzinnigheid ertoe dat zij nauwelijks ziekte inzicht heeft. Zij is beïnvloedbaar en heeft geen adequate copingmechanismen.
Ook vermeldt Franken dat stress bij verdachte boosheid veroorzaakt, waardoor zij de gevolgen van haar (impulsieve) gedrag niet overziet en achterdochtige gedachten in toenemende mate laat meespelen.
Voorts spreekt Franken van problemen op verschillende leefgebieden, zoals middelengebruik, (instabiele) relaties, sociaal netwerk, dagbesteding en huisvesting.
Franken stelt dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
Om de volgens Franken verhoogde kans op recidive te verkleinen adviseert hij een klinische opname in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Franken ziet dit als een noodzakelijk startpunt om een stevige basis te creëren om het leven van verdachte op orde te brengen. Tevens acht hij het van belang dat verdachte een langdurend en steunend nazorgtraject wordt geboden om haar leven ook op orde te houden. Hij stelt een verblijf in een beschermende woonvorm voor, waarbij een verplichte setting dient te gelden. Uit eerdere interventies door hulpverlenende instanties volgt immers - volgens Franken - dat verdachte een vrijwillige behandeling en begeleiding niet langdurig kan volhouden.
De reclassering volgt in haar rapport van 5 februari 2015 de conclusies van voornoemde psycholoog. Zij beschrijft daarnaast dat verdachtes directe omgeving, waarin zij is opgegroeid, kampt met vergelijkbare problemen als verdachte. Vanaf jonge leeftijd is er hulpverlening geweest in het gezin van verdachte. De mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding in verdachtes eigen woonomgeving en netwerk is volgens de reclassering nihil. Zij acht zonder interventie het recidiverisico onverminderd hoog. Om te kunnen stabiliseren en dit te continueren zal verdachte voor langere duur afhankelijk zijn van intensieve behandeling dan wel begeleiding. De reclassering adviseert verdachte als bijzondere voorwaarden - bij een langere proeftijd - op te leggen een meldplicht bij Reclassering Nederland, alsmede een klinische opname in Trajectum (forensische) verstandelijke gehandicaptenzorg of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij zij zich moet houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. De reclassering adviseert tevens dat verdachte direct na de klinische opname zal verblijven in een beschermde woonvorm, op grond van de afgegeven indicatiestelling, waar zij zich houdt aan het (dag)programma dat in overleg met de reclassering wordt opgesteld.
Verdachte is/wordt volgens de reclassering op 12 februari 2015 in een klinische setting opgenomen in Trajectum, afdeling Hazelnoot.
De rechtbank heeft acht geslagen op het behandelplan van Trajectum d.d. 18 mei 2015 en de indicatiestelling Forensische Zorg van het NIFP d.d. 19 mei 2015. Uit deze stukken komt naar voren dat de diagnostiek, therapieën en het onderzoek naar medicatie samen met de psychiater nog niet zijn opgestart en dat daarom vooralsnog geen ander advies mogelijk is dan het voortzetten van de huidige klinische behandeling van verdachte in Trajctum.
De rechtbank betrekt de bevindingen en adviezen van de psycholoog en de reclassering in haar oordeel.
De rechtbank heeft tot slot in acht genomen de straffen die doorgaans ter zake van soortgelijke delicten worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Zij acht het thans echter niet opportuun dat verdachte terug naar de gevangenis gaat. Zij zal dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De door de officier van justitie gevorderde straf acht zij alleszins redelijk. Zij zal verdachte daarom veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden koppelen: de door haar noodzakelijk geachte klinische opname en reclasseringsbegeleiding, ook als dit inhoudt een verblijf in een beschermde woonvorm. Gezien het advies van de reclassering daaromtrent, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaar noodzakeljik.
Gelet op de eis van de officier van justitie en de aard van de feiten, zal de rechtbank tevens als bijzondere voorwaarde een contactverbod opleggen ten aanzien van de aangeefsters.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij
[benadeelde partij 1]vordert een schadevergoeding van € 520,00 voor
feit 1, inhoudende € 20,00 ter zake van materiële schade (zijnde telefoonkosten, gemaakt voor het bellen naar de politie) en € 500,00 ter zake van immateriële schade.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 2]vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 1.650,00 en de wettelijke rente voor feit 2.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 4]vordert € 5.509,87 schadevergoeding en wettelijke rente voor het ad informandum gevoegde feit 1. De schadevergoeding behelst € 5.000,00 immateriële schade en € 509,87 materiële schade (zijnde € 100,00 telefoonkosten voor het bellen naar een advocaat, de politie en een psychiater, € 366,14 medische kosten en € 10,30 reiskosten in verband met een taakstraf).
De benadeelde partij
[benadeelde partij 5]vordert een schadevergoeding van € 562,52 en de wettelijke rente voor het ad informandum gevoegde feit 2. De schadevergoeding omvat
€ 2,52 ter zake van materiële schade (reiskosten van en naar het politiebureau en het parket) en € 500,00 ter zake van immateriële schade.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 6]vordert immateriële schade ten bedrage van € 1.650,00 en de wettelijke rente voor het ad informandum gevoegde feit 4.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 7]vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.650,00 en de wettelijke rente voor het ad informandum gevoegde feit 5.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 8]vordert een schadevergoeding van € 2.131,04 en de wettelijke rente voor het ad informandum gevoegde feit 6. De schadevergoeding omvat
€ 131,04 materiële schade (zijnde reiskosten voor het bijwonen van de zitting) en € 2.000,00 immateriële schade.
De rechtbank is - gelet op de aard van de feiten, de tijdsduur van de belaging en de omstandigheid dat de benadeelden zich zelf ook niet onbetuigd hebben gelaten jegens verdachte - van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 500,00 een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag aan de benadeelde partijen toewijzen.
De rechtbank acht verdachte tevens aansprakelijk voor de gevorderde materiële schade, bestaande uit de telefoonkosten tot een bedrag van € 20,00 alsmede de reiskosten die verband houden met bezoeken aan het politiebureau, het parket en het gerechtsgebouw.
Dit betekent dat [benadeelde partij 1] (naast de immateriële schade) een bedrag van € 20,00 aan materiële schade wordt toegekend; dat aan [benadeelde partij 4] (naast de immateriële schade) een bedrag van € 20,00 aan materiële schade wordt toegekend; dat aan [benadeelde partij 5] (naast de immateriële schade) een bedrag van € 2,52 aan materiële schade wordt toegekend en dat aan[benadeelde partij 8] (naast de immateriële schade) een bedrag van € 131,04 aan materiële schade wordt toegekend.
Voor zover door de benadeelde partijen hogere of andere bedragen zijn gevorderd dan de voornoemde toewijsbare bedragen van materiële en immateriële schade, acht de rechtbank deze gevorderde bedragen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zij zal de benadeelde partijen daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Voor dat deel kunnen de benadeelde partijen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank ziet aanleiding om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de behandeling en begeleiding waaraan zij dient deel te nemen, de omvang van de vervangende hechtenis bij niet-betalen van de toe te wijzen schadevergoeding vast te stellen op één dag per toe te wijzen vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:belaging en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2:belaging;
Feit 3:belaging;
Feit 4:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 128 dagen, waarvan
90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij
Reclassering Nederlanden zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd - of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur noodzakelijk acht - klinisch laat opnemen en behandelen op de afdeling Hazelnoot in Hoeve Boschoord, onderdeel van de
Stichting Trajectum, dan wel een soortgelijke door het NIFP-IFZ aan te wijzen intramurale instelling, waarbij zij zich moet houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, ook als dit inhoudt een verblijf van verdachte in een beschermde woonvorm (direct na de klinische opname);
- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen.
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2],[benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 12], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 8] [benadeelde partij 9], [benadeelde partij 10] en
[benadeelde partij 11];
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]van
€ 520,00, waarvan € 500,00 ter zake van immateriële schade en € 20,00 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1](feit 1),
€ 520,00te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]van
€ 500,00ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2](feit 2),
€ 500,00te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]van
€ 520,00, waarvan € 20,00 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 16 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 4](ad informandum feit 1),
€ 520,00te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1. dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]van
€ 502,52, waarvan € 2,52 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 5](ad informandum feit 2),
€ 502,52te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]van
€ 500,00ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 6](ad informandum feit 4),
€ 500,00te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]van
€ 500,00ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 7](ad informandum feit 5),
€ 500,00te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[benadeelde partij 8] van
€ 631,04, waarvan € 131,04 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 8](ad informandum feit 6),
€ 631,04te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Weert, voorzitter, mr. Kouwenhoven en mr. Van Schaik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juni 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2014216995 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 333.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 28 mei 2015.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 129.
4.Het proces-verbaal van aangifte van[benadeelde partij 1], pagina 140 en 141.
5.Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 138.
6.Het relaasproces-verbaal, pagina 101.
7.Het relaasproces-verbaal, pagina 105.
8.De geschriften, zijnde printlijsten van de telefonische contacten van verdachte met [benadeelde partij 1]/
9.De geschriften, zijnde schermafdrukken van door [benadeelde partij 1] ontvangen berichten en foto’s, pagina 296, 299, 301, 302, 307, 309 en 318.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1], pagina 140 en 141.
11.Het geschrift, zijnde een schermafdruk van Facebookberichten van [benadeelde partij 1], pagina 318.
12.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 28 mei 2015.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 129.
14.HR 25 januari 2011, NJ 2011/224.
15.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 28 mei 2015.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 127.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2], pagina 134 en 135.
18.Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 132.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] pagina 31.
20.Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 30.
21.De geschriften, zijnde schermafdrukken van door [benadeelde partij 2] ontvangen berichten en foto’s, pagina 69 t/m 73, 269 t/m 272 t/m 281.
22.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 28 mei 2015.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 128 en 129-.
24.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3], pagina 167 en 168.
25.Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 165.
26.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3], pagina 26.
27.Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 24.
28.De geschriften, zijnde schermafdrukken van door [benadeelde partij 3] ontvangen berichten en foto’s, pagina 65 en 68.
29.De geschriften, zijnde schermafdrukken van berichten en foto’s die zijn overlegd door [benadeelde partij 6] ter zake van [benadeelde partij 3], pagina 321.
30.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 28 mei 2015.
31.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 34.
32.De Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast, pagina 180.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant], politie eenheid Noord-