In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de vervoerder, [A], voor accijns en boete die zijn opgelegd door de Franse douane na een splitsing van een lading alcoholhoudende drank. De lading, bestaande uit 33 pallets met flessen Licor 43, werd vervoerd van Spanje naar Nederland onder schorsing van accijns. De vervoerder had de zorgplicht om de documentatie, waaronder de vrachtbrief en het elektronisch Administratie Geleide Document (E-AD), in overeenstemming te brengen met de werkelijke lading. Na de splitsing van de lading in Madrid, waarbij de vrachtbrief en het E-AD niet werden aangepast, werd de vrachtwagen met 7 pallets door de Franse douane aangehouden. De douane legde een boete op en eiste betaling van accijns, die door de opdrachtgever, [C], werd voldaan. [B], de opdrachtgever van [A], hield [A] aansprakelijk voor de schade die voortvloeide uit deze situatie.
De kantonrechter oordeelde dat [A] aansprakelijk was op grond van artikel 11 lid 3 van de CMR, omdat de vervoerder door de splitsing van de lading de zorgplicht had om de documentatie in overeenstemming te brengen. [A] had nagelaten om contact op te nemen met [B] over de splitsing, wat leidde tot de onregelmatigheid en de daaropvolgende schade. De rechter verwierp het verweer van [A] dat zij niet verantwoordelijk was voor de documentatie, aangezien zij bekend was met de regels voor het vervoer onder schorsing van accijns en eerder soortgelijke transporten had uitgevoerd voor [B].
De zaak werd verder behandeld met betrekking tot de verrekening van de schade en de bewijsvoering van de geleden schade door [B]. De kantonrechter heeft [B] opgedragen om bewijsstukken over te leggen met betrekking tot de accijnsheffing in Nederland. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling op 15 juli 2015.