In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2015 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een gemachtigde van de besloten vennootschap Hekkens IJzergieterij B.V. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen belastingrechter mr. [voorletters] Stassen, die belast was met de behandeling van twee belastingzaken betreffende aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2011 en 2012. De gemachtigde van de vennootschap, verzoeker, stelde dat er subjectieve aspecten aanwezig waren die de onpartijdigheid van de belastingrechter in twijfel trokken. Hij verwees naar eerdere negatieve uitspraken van de belastingrechter in andere zaken waarin hij als gemachtigde optrad.
De procedure begon met een zitting op 20 maart 2015, waar verzoeker zijn wrakingsverzoek indiende. De belastingrechter had op dat moment nog geen inhoudelijke behandeling van de zaak verricht. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 23 april 2015 werd het verzoek besproken, waarbij zowel verzoeker als de belastingrechter aanwezig waren. De belastingrechter ontkende enige bevooroordeling en stelde dat hij alle zaken eerlijk behandelt.
De wrakingskamer oordeelde dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker misbruik had gemaakt van zijn recht om te wraken, aangezien zijn wantrouwen jegens belastingrechters niet specifiek was en voortkwam uit eerdere negatieve ervaringen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de behandeling van de belastingzaken voortgezet zou worden. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze procedures niet in behandeling zou worden genomen.