Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 maart 2015 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de op 21 mei 2015 ontvangen brief van de advocaat van de man, met producties 8 t/m 16;
- de op 21 mei 2015 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw, met producties
- het proces-verbaal van comparitie van 8 juni 2015.
2.Het geschil
wijzigen in die zin dat na te noemen bijdrage met ingang van 1 oktober 2013 danwel 16 oktober 2014 nader wordt vastgesteld op nihil, althans op een lager dan het thans geldende bedrag
in reconventie-samengevat- na te noemen bijdrage met ingang van 16 oktober 2014 nader vast te stellen op € 1.442,= per maand voor de wettelijke duur van 12 jaar.
3.De beoordeling
in conventie en in reconventie.
€ 2.527,= , minus € 350,= ter zake kosten van de minderjarige, ofwel € 2.177,= per maand. De rechtbank is bij de berekening van voormeld netto besteedbaar gezinsinkomen uitgegaan van een inkomen van de vrouw van € 2.001,= per jaar, bestaande uit algemene heffingskorting, en een inkomen uit dienstbetrekking van de man van € 37.383,= bruto per jaar en een inkomen uit halfwezenuitkering van circa € 3.700,= per jaar. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de vrouw, gelet op haar inkomen uit haar parttime dienstbetrekking van € 9.473,40 bruto, vermeerderd met vakantietoeslag en 13e maand, alsmede rekening houdend met een rendement van 4% uit haar vermogen van omstreeks € 40.000,=, een besteedbaar inkomen heeft van € 847,= netto per maand, zodat zij behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud ter hoogte van €459,= netto ofwel € 790,= bruto per maand. Op grond van alle financiële omstandigheden van de man en rekening houdend met de fiscale gevolgen heeft de rechtbank bij de man de draagkracht aanwezig geacht om € 753,= per maand te voldoen aan de vrouw. De rechtbank heeft de man veroordeeld met ingang van 1
oktober 2013 laatstgenoemd bedrag per maand voor levensonderhoud aan de vrouw te voldoen, voor de toekomst bij vooruitbetaling, en bepaald dat deze onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw uiterlijk per 16 september 2018 eindigt.