ECLI:NL:RBZWB:2015:4745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
02/820521-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hertsig
  • A. Veldhuizen
  • M. Moussault
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor overval op Jumbo supermarkt met geweld en vuurwapens

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen twee verdachten die betrokken waren bij een gewapende overval op de Jumbo supermarkt in Oosterhout op 17 januari 2014. De verdachten werden veroordeeld op basis van DNA-sporen die op de gebruikte kleding en kogelhulzen waren aangetroffen, evenals het feit dat zij het vuurwapen hadden waarmee tijdens de overval werd geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachten, ondanks hun ontkenningen, wettig en overtuigend schuldig waren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte de verdachte die niet meewerkte aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum verminderd toerekeningsvatbaar en legde hem een gevangenisstraf van drie jaar op, naast TBS met dwangverpleging. De andere verdachte kreeg een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd. De rechtbank wees de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toe, met uitzondering van de vordering van een klant die niet daadwerkelijk met een vuurwapen was bedreigd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waarbij de slachtoffers in een zeer bedreigende situatie waren gebracht, en de impact die de overval op hen had gehad. De rechtbank legde de verdachten een gevangenisstraf op van vijf jaar, rekening houdend met hun eerdere strafblad en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820521-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid – De Geerhorst te Sittard
raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juli 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2014 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit een winkel, [slachtoffer 3] ([adres 2]), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van circa 6731,44 euro, althans enig geldbedrag en/of 2172 [naam winkel]-koopzegels (totaalwaarde 217 euro) en/of een (groot) aantal emballagebonnen (totaalwaarde 290 euro) en/of twee, althans een aantal, geldlades/kassalades en/of een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of een of meer andere in die winkel aanwezige personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een (bivak)muts(en) voor zijn/hun gezicht, althans onherkenbaar, het betreffende winkelbedrijf is/zijn binnengegaan en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of een of meer andere in die winkel aanwezige personen, een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of een (grote) moker/hamer, heeft/hebben voorgehouden/getoond en/of
- in dat winkelbedrijf (direct na binnenkomst) een of meer schoten (in de lucht) heeft/hebben afgevuurd en/of (daarbij) meermalen dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "dit is een overval" en/of "overval" en/of "dit is een overval, geld, geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens), een of meer vuurwapen(s), althans een of meer op een vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 9] en/of een of meer andere in de winkel aanwezige personen heeft/hebben gericht, althans duidelijk zichtbaar heeft/hebben getoond en daarbij meermalen dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "geld, snel, schiet op" en/of "maak de kassa open" en/of "geef al die geld" en/of "nu open maken alle kassa's" en/of "geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (daarbij) met een (grote) moker/hamer een metalen rek heeft/hebben vernield/omgeslagen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] diverse geldlades/kassalades uit de kassa's hebben laten halen;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2014 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer wapens van categorie III, onder 1°, te weten een vuurwapen (merk Beretta, kaliber 7.65), voorhanden heeft/hebben gehad;
3.
hij op of omstreeks 26 februari 2014 te Oosterhout, in elk geval in Nederland,
- een kentekenbewijs ([kenteken 1]) en/of een aankoopbewijs (behorende bij een Volvo [kenteken 1]) en/of
- een kluis/kluiskoffer (met daarin 2 paspoorten en/of een trouwboekje) en/of
- een vakantiebon/reischeque van D-Tours
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op een tijdstip in de periode van 23 februari 2014 tot en met 24 februari 2014 te Geertruidenberg met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motor/scooter (kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 tot en met 4 heeft begaan en baseert zich daarbij op het navolgende.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Dat op 17 januari 2014 de [slachtoffer 3] (hierna: de [slachtoffer 3]) in winkelcentrum [adres 2] te Oosterhout is overvallen blijkt uit de aangifte en de verklaringen van het winkelpersoneel en de klanten van de [slachtoffer 3]. Bij die overval is gebruik gemaakt van een mokerhamer, welke volgens verklaringen van winkelier [naam 12] en zijn echtgenote [naam 3] is gekocht door een jongen met tatoeages op zijn vingers. Van die jongen is een compositietekening gemaakt welke grote gelijkenis vertoonde met verdachte [medeverdachte]. [medeverdachte] heeft tatoeages op zijn vingers.
Door getuigen zijn twee jongens op een scooter gezien die vanuit de [slachtoffer 3] wegvluchtten en op die vluchtroute trof de politie in de buurt van aldaar weggegooide kassabonnen van die dag, afkomstig van de [slachtoffer 3], deels verbrande kleding aan welke bij de overval was gebruikt en waarop het DNA van zowel [medeverdachte] als [verdachte] werd aangetroffen.
In de caravan waar [medeverdachte] verbleef is het vuurwapen aangetroffen waarmee tijdens de overval bleek te zijn geschoten. In de [slachtoffer 3] zijn kogelhulzen achtergebleven en op een huls is het DNA van verdachte [verdachte] aangetroffen.
In de woning van [verdachte] is een doos gevonden met schuimrubber aan de binnenzijde waarin, gezien de contouren, een lang vuurwapen verpakt had gezeten welk lang vuurwapen overeenkomsten vertoonde met het lange vuurwapen dat tijdens de overval was gebruikt. In de telefoon van [medeverdachte] bleken foto’s te zijn opgeslagen waarop zowel [medeverdachte] als [verdachte], ieder in hun eigen woning, met een vergelijkbaar lang vuurwapen stonden afgebeeld. Kennelijk konden verdachte en [verdachte] over dergelijke vuurwapens beschikken.
Ten aanzien van feit 3:
De politie heeft in de woning van verdachte goederen aangetroffen welke van diefstal afkomstig waren en verdachte had dat kunnen weten. Gelet op de verschillende aangiftes en de omstandigheid dat verdachte de gestolen goederen in zijn woning voorhanden heeft gehad is de verweten heling daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4:
Ook werd bij verdachte een motor/scooter aangetroffen met het kenteken [kenteken 2]. Volgens de aangifte van [slachtoffer 10] werd deze gestolen uit de achtertuin van zijn woning en verdachte heeft bekend dat hij het slot heeft vernield en de motor/scooter heeft gestolen, zodat ook dit feit bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de overval op de [slachtoffer 3], nu het enige harde bewijs de aangetroffen DNA-sporen betreft en verdachte voor die (verplaatsbare) sporen een afdoende verklaring heeft afgelegd. Bovendien klopt het signalement van de vermeende dader niet met dat van verdachte en is opmerkelijk dat getuigen spreken over een Marokkaanse man of over een blanke man, terwijl verdachte een gekleurde huid heeft.
Hierdoor kan ook niet bewezen worden verklaard dat verdachte samen met [medeverdachte] een vuurwapen voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
Ten aanzien van feit 3 wijst de raadsman erop dat verdachte na terugkomst uit zijn detentie allerlei goederen in zijn woning aantrof en deze zo snel mogelijk heeft opgeruimd.
Wellicht had verdachte dat anders moeten aanpakken en de raadsman bestrijdt niet dat er wettig bewijs voorhanden is, maar hij mist de overtuiging dat verdachte die goederen ook daadwerkelijk heeft geheeld.
De onder 4 verweten diefstal van een motor/scooter wordt door verdachte erkend en daarom refereert de raadsman zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten 1 en 2:
[naam 11] [1] heeft verklaard dat hij de filiaalmanager is van de [slachtoffer 3], gevestigd in het winkelcentrum [adres 2] te Oosterhout. Hij werd op 17 januari 2014 om 20.45 uur gebeld door personeel van de [slachtoffer 3] dat er een overval had plaatsgevonden. Hij is meteen naar de [slachtoffer 3] gegaan. Er zijn 2 kassalades meegenomen en geld uit de andere kassa’s, emballagebonnen en koopzegels. In totaal is er aan contant geld voor een bedrag van
€ 6.731,44 weggenomen.
Op een aan die aangifte gehechte specificatie [2] staat vermeld dat de koopzegels in totaal een waarde vertegenwoordigen van € 217,-- en de emballagebonnen een waarde van € 290,--.
[slachtoffer 2] [3] heeft verklaard dat zij als hulpkracht op 17 januari 2014 belast was met de eindverantwoordelijkheid voor de kassa’s. Omstreeks 20.40 uur was het personeel al bezig om te gaan afsluiten. [slachtoffer 2] hielp twee klanten bij de servicebalie toen zij een grote man twee of drie maal hoorde roepen “dit is een overval”. Zij zag twee mannen, een best wel breed, de andere lang en smal. De een had een groot geweer en een grote hamer bij zich en de lange dunne man had een pistool, waarmee hij een paar keer in de lucht heeft geschoten. [slachtoffer 2] zag rook van het pistool komen. De lange dunne man kwam naar haar toe en richtte het pistool op haar buik. Hij zei “Geld snel, schiet op” omdat [slachtoffer 2] de kassalade niet snel genoeg open kreeg. Ze zag [slachtoffer 4] bij kassa 3 staan en zag toen de grote man het rek met beltegoed en chocolade kapotslaan met de lange hamer.
[slachtoffer 4] [4] heeft verklaard dat ze als kassière werkzaam was bij de [slachtoffer 3]. Ze zag een man met een bivakmuts met een hamer en een geweer. Ze hoorde roepen “Maak de kassa open”. Ze maakte kassa 3 open en legde de lade op de band. De man sloeg met de hamer een rek om. Ze draaide naar kassa 4, legde de lade daarvan op de band en zag een man die een pistool op haar gezicht gericht hield. [slachtoffer 4] heeft ook andere kassa’s geopend.
Ook de [slachtoffer 3]-medewerkers
[slachtoffer 5] [5] en
[slachtoffer 6] [6] waren die avond daar werkzaam, alsmede
[slachtoffer 9] [7] (332 e.v.) die bij kassa 1 stond. [slachtoffer 5] hoorde dat de man met het lange vuurwapen schoot waardoor ze een ploppend geluid hoorde.
[slachtoffer 6] zag dat de vuurwapens op hen werden gericht. Ze zag dat de daders van twee kassa’s de laden meenamen en geld pakten uit andere kassaladen.
[slachtoffer 1] [8] was als klant in de [slachtoffer 3] aanwezig. Ze heeft verklaard dat ze haar handtas op de balie bij de sigaretten had gezet. Ze zag twee mannen met bivakmutsen binnenkomen.
Ze hoorde roepen “dit is een overval” en ze zag en hoorde dat de man met het kleine wapen twee maal in de lucht schoot. De man met het grote wapen ging naar de kassa en gilde “nu openmaken alle kassa’s”. Er werd een kassa geopend en de man graaide uit de kassa en stopte geld in zijn zak. Ze zag ook de man met het kleine wapen uit een kassa geld pakken. Deze dader nam ook haar tas mee. Daarin zaten haar portemonnee, identiteitskaart, rijbewijs en andere goederen.
[slachtoffer 7] [9] heeft verklaard dat zij naast haar zusje als klant stond bij de sigarettenbalie.
[slachtoffer 8] [10] was eveneens als klant in de winkel aanwezig. Zij zag een grote man met een hamer en een geweer, waarmee werd geschoten.
Verbalisant [naam verbalisant 1] [11] heeft de camerabeelden van de [slachtoffer 3] bekeken. Zijn waarnemingen zijn als volgt: Dader 1 komt met een soort machinegeweer binnen en richt dat wapen in de richting van de kassa’s. Hij pakt een moker op die hij bij binnenkomst had weggelegd en wijst naar een medewerker van de [slachtoffer 3], die met de handen omhoog staat. Deze begint een kassa open te maken. Dader 1 richt zijn wapen vervolgens op een andere medewerker die ook de handen omhoog steekt. Direct daarna slaat dader 1 met de moker een rek omver, loopt naar kassa 3 en pakt iets uit de kassalade. De medewerkster haalt de lade uit kassa 4 en legt deze op de band. Zij doet dat vervolgens ook bij kassa 1 en 2. Dader 1 houdt vervolgens een plastic tas open en dader 2 doet de inhoud van de kassaladen of de hele lade in die tas. Dader 2 lost bij binnenkomst een schot met een pistool. Dader 2 houdt vervolgens het pistool gericht op het personeel.
De Unit FTO [12] heeft ter plaatse een sporenonderzoek ingesteld. Bij kassa 4 werd een patroonhuls aangetroffen van het merk Sellier en Bellot, kaliber 7.65, welke het spoornummer AAGH4004NL kreeg. Op de kassa van de servicebalie troffen zij een patroonhuls aan (eveneens merk Sellier en Bellot, kaliber 7.65) welke als nummer AAGH4005NL kreeg. In het plafond voor de servicebalie zaten twee perforaties van doorschoten. Op een plafondplaat werd een kogelpunt met kaliber 7.65 aangetroffen (AAGH4006NL).
Het NFI [13] heeft vastgesteld dat de hulzen met de nummers AAGH4004NL en AAGH4005NL en de kogel met nummer AAGH4006NL uit hetzelfde wapen zijn geschoten.
Bij de doorzoeking van het chalet in Rijsbergen [14] waar verdachte [medeverdachte] verbleef is een pistool aangetroffen merk Pietro Beretta, type 70, kaliber 7.65 Browning, welke het spoornummer AAF08665NL kreeg.
Het NFI [15] heeft vastgesteld dat het nagenoeg uitgesloten is dat de aangetroffen kogel AAGH4006NL is afgevuurd uit een andere loop dan de loop van pistool AAF08665NL.
Het NFI [16] heeft op patroonhuls met nummer AAGH4004NL DNA-sporen aangetroffen welke matchen met het DNA van verdachte [verdachte], met een kans kleiner dan een op een miljard dat het DNA van iemand anders afkomstig is.
[naam 7] [17] heeft verklaard dat hij op 17 januari 2014 iets voor 21.00 uur met zijn auto uit de Biezenbeemd kwam rijden toen een scooter met hoge snelheid langs de verkeerde kant van de vluchtheuvel op hem af kwam rijden. Er zaten twee mannen op met bivakmutsen op. De passagier had een tas vast.
[naam 8] [18] zag op 17 januari 2014 omstreeks 21.30 uur bij haar woning aan [adres 6] te Oosterhout een scooter voorbij rijden in de richting van de [adres 1] of de in richting van de bosschages bij de geluidswal met daarop twee mannen, gekleed in donkere kleding. Ze reden langzaam en hadden geen helm op. Ongeveer een kwartier later kwamen ze terugrijden.
Verbalisant [naam verbalisant 2] [19] treft in de door de getuigen omschreven rijrichting bij de [Adres 7] in de buurt van de geluidswal van de A27 een stapeltje kleding aan, ruikend naar benzine of diesel, dat in brand heeft gestaan en vlak daarbij een handschoen, merk Nike. Zij heeft vastgesteld dat de kledingstukken grotendeels gelijk waren aan de kleding welke de overvallers volgens de camerabeelden hadden gedragen. In het verlengde van die straat trof de verbalisant [naam verbalisant 2] [20] bij de [adres 1] kassabonnen van de [slachtoffer 3] aan waarvan enkele waren gedateerd op de dag van de overval.
Het NFI [21] heeft vastgesteld dat de op de zwarte wollen muts met spoornummer AAGH4004NL aangetroffen DNA-sporen matchen met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] met een kans kleiner dan een op een miljard dat het DNA van iemand anders is.
In de binnenzijde van de Nike handschoen met spoornummer AAGZ0687NL werd een onvolledig mengprofiel van minimaal 2 personen aangetroffen, waarbij het NFI heeft vastgesteld dat de hoofdkenmerken van het DNA-spoor matchen met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte] met een kans kleiner dan een op een miljard dat het DNA van iemand anders is.
Van de binnenzijde van de manchet van de jas (AAGZ0688NL#01 en #02) is een onvolledig DNA-profiel aangetroffen en kan verdachte [verdachte] niet worden uitgesloten als donor.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging, daarop neerkomend dat de getuigen van de overval in sommige gevallen spreken over daders die “niet blank” zouden zijn geweest. Op de camerabeelden en de printen daarvan in het dossier is immers te zien dat de gezichten en ook de overige huid van de daders door vermomming en bedekking niet tot nauwelijks waarneembaar zijn.
Verdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het pistool pas op 25 februari 2014 had geleend. Die verklaring is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden, mede omdat hij heeft geweigerd aan te geven van wie hij het wapen zou hebben geleend.
De verklaring van verdachte [verdachte] over de manier waarop zijn DNA op de patroonhulzen terecht zou zijn gekomen, treft datzelfde lot, alsook zijn uitleg over de sporen welke op de jas werden aangetroffen. [verdachte] zegt dat hij weet hoe dat gebeurd is, maar wenst dat niet te vertellen. Het staat [verdachte] natuurlijk vrij om niet te verklaren, maar door bij dergelijk “hard bewijs” te weigeren enige uitleg te geven, terwijl dit gegeven duidelijk vraagt om nadere uitleg, wordt zijn verklaring op dat punt ongeloofwaardig.
Het door verdachte [medeverdachte] aangevoerde alibi acht de rechtbank ongeloofwaardig, met name gelet op de rapporten van de deskundige De Bekker omtrent het telecomverkeer en de uitstraling van de diverse toestellen op de zendmasten tijdens de avond van de overval.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat het [medeverdachte] en [verdachte] zijn geweest die op de avond van 17 januari 2014 de [slachtoffer 3] in Oosterhout hebben overvallen. Zij acht daarom feit 1 in beide gevallen wettig en overtuigend bewezen. Er was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte], gelet op het feit dat zij allebei donkere kleding droegen die hun huid en gezicht bijna volledig bedekte en het feit dat zij allebei wapens bij zich hadden. Ook tijdens de overval hebben beide overvallers gedreigd met geweld en ook daadwerkelijk geweld gebruikt en na afloop zijn ze samen gevlucht op een scooter.
Ten aanzien van feit 2 heeft [medeverdachte] bekend dat hij dat pistool onder zich heeft gehad. Dat hij het pas kort voor zijn aanhouding zou hebben geleend acht de rechtbank niet geloofwaardig en in strijd met het feit dat hij dat wapen heeft gebruikt tijdens de overval, gelet op hetgeen hierboven is overwogen. [medeverdachte] heeft feit 2 dus gepleegd samen met [verdachte].
Feit 3:
[slachtoffer 11] [22] heeft aangifte gedaan van een inbraak op 25 december 2013 in zijn woning aan de [adres 1] te Oosterhout. In de bijlage bij die aangifte zijn de gestolen goederen omschreven en daarin is opgenomen: (pagina 995) de autopapieren van een personenauto, een Volvo V70 met kenteken [kenteken 1].
Verbalisant [naam verbalisant 4] [23] heeft bij gelegenheid van de doorzoeking op 26 februari 2014 van de woning van verdachte aan [adres 3] te Oosterhout in een wandkast aangetroffen een kentekenbewijs van een Volvo V70, kenteken [kenteken 1], alsmede de aankoopfactoor van die auto, op naam van [slachtoffer 11].
[slachtoffer 12] [24] heeft aangifte gedaan van een inbraak in de nacht van 30 op 31 december 2013 in zijn woning aan de [adres 4] te Oosterhout. In de bijlage bij die aangifte zijn de gestolen goederen omschreven en daarin is opgenomen: (pagina 1035) een reischeque van d-tours.
Verbalisante [naam verbalisant 3] [25] heeft een nader onderzoek gedaan naar de tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen cadeaubon van D-reizen. Het betreft een vakantie-cadeaubon van D-reizen ter waarde van € 400,--.
Verdachte [26] heeft bij de politie verklaard dat hij na zijn detentie in zijn woning allerlei goederen aantrof die anderen daar hadden weggelegd. Hij vermoedde dat ze “fout” waren en had gezien dat er een kentekenbewijs lag en een bon van D-reizen.
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in zijn woning goederen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Verdachte wordt ook verweten de heling van een kluis, c.q. kluiskoffer. Deze werd eveneens bij hem aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij een koffer had aangetroffen. Hij vond dat deze opmerkelijk zwaar was, maar had er niet in gekeken. Verder is er geen bewijs in het dossier dat verdachte wist of kon weten dat de koffer van diefstal afkomstig is en de rechtbank zal hem daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 4:
[slachtoffer 10] [27] heeft aangifte gedaan van diefstal tussen 23 februari 2014 te 18.14 uur en 24 februari 2014 te 07.15 uur uit de achtertuin van zijn woning aan de [adres 5] te Geertruidenberg van zijn motor, merk Honda, kenteken [kenteken 2].
Verdachte [28] heeft op de zitting verklaard dat de motor/scooter, merk Honda, kenteken
[kenteken 2], welke de politie bij zijn woning heeft aangetroffen, door hem gestolen is. Hij heeft op een nacht in Geertruidenberg het slot met een slotentrekker vernield en de motor/scooter meegenomen om deze te verkopen.
De rechtbank acht op grond hiervan ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks17 januari 2014 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, uit een winkel, [slachtoffer 3] [adres 2]), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van
circa6731,44 euro
althans enig geldbedragen
/of2172 [naam winkel]-koopzegels (totaalwaarde 217 euro) en
/of een (groot) aantalemballagebonnen (totaalwaarde 290 euro) en
/oftwee
althans een aantal, geldlades/kassalades en
/ofeen tas (met inhoud),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 1]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9] en
/of een of meerandere in die winkel aanwezige personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s)
- met
eenbivakmutsen voor
zijn/hun gezicht,
althans onherkenbaar,het betreffende winkelbedrijf
is/zijn binnengegaan en
/of
- die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 8] en
/of[slachtoffer 9] en
/of een of meerandere in die winkel aanwezige personen, een
of meervuurwapen
(s) althansen een
of meerop een vuurwapen
(s)gelijkend
(e)voorwerp
(en)en
/ofeen grote moker/hamer,
heeft/hebben voorgehouden/getoond en
/of
- in dat winkelbedrijf direct na binnenkomst
een of meerschoten (in de lucht)
heeft/hebben afgevuurd en
/ofdaarbij
meermalendreigend de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "dit is een overval" en/of "overval" en/of "dit is een overval, geld, geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
/of
- vervolgens een
of meervuurwapen
(s), althansen een
of meerop een vuurwapen
(s)gelijkend
(e)voorwerp
(en), op [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 9]
en/of een of meer andere in de winkel aanwezige personen heeft/hebben gericht
althans duidelijk zichtbaar heeft/hebben getoonden daarbij meermalen dreigend de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "geld, snel, schiet op" en/of "maak de kassa open" en/of "geef al die geld" en/of "nu open maken alle kassa's" en/of "geld" althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en
/ofdaarbij met een grote moker/hamer een metalen rek
heeft/hebben
vernield/omgeslagen en
/of(vervolgens) die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 4] diverse
geldlades/kassalades uit de kassa's hebben laten halen;
2.
hijop
of omstreeks17 januari 2014 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met een ander
(en), althans alleen, een
of meerwapen
svan categorie III, onder 1°, te weten een vuurwapen (merk Beretta, kaliber 7.65), voorhanden
heeft/hebben gehad;
3.
hijop
of omstreeks26 februari 2014 te Oosterhout,
in elk geval in Nederland,
- een kentekenbewijs ([kenteken 1]) en
/ofeen aankoopbewijs (behorende bij een Volvo [kenteken 1]) en
/of
- een kluis/kluiskoffer (met daarin 2 paspoorten en/of een trouwboekje) en/of
- een vakantiebon/reischeque van D-Tours
heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van die goederen wist dat het
(een)door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
hijop een tijdstip in de periode van 23 februari 2014 tot en met 24 februari 2014 te Geertruidenberg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor/scooter (kenteken [kenteken 2]),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 10],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braakverbreking
en/of inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 ½ jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte hooguit voor de feiten 2 en 3 kan worden veroordeeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Twee gemaskerde mannen rennen de supermarkt binnen. Er wordt meteen geschoten en er worden vuurwapens op personeel en klanten gericht. Met een grote mokerhamer wordt een rek tegen de grond geslagen en alle kassa’s moeten leeggemaakt worden. De slachtoffers, jonge medewerkers en/of klanten van de [slachtoffer 3] zijn mede door toedoen van deze verdachte in een uitermate bedreigende situatie terecht gekomen. Behalve een bedreigende situatie, was het ook nog eens bijzonder gevaarlijk en had het nog veel slechter kunnen aflopen als een van de afgevuurde kogels niet in het plafond terecht zou zijn gekomen, maar was afgeketst. Uit de voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat de overval, die slechts 1 minuut en 15 seconden duurde, een enorme impact heeft gehad en voor grote gevoelens van onveiligheid hebben gezorgd.
Verdachte en zijn mededader hebben tot op de zitting geen enkele vorm van spijt getoond. Uit puur geldgewin hebben zij de overval gepleegd. De overval was goed voorbereid en de actie zelf werd goed georganiseerd uitgevoerd, hetgeen het voor de aanwezigen nog angstiger moet hebben gemaakt.
De rechtbank neemt dit de verdachten uiterst kwalijk. Zij hadden kunnen weten dat zij tegenover kwetsbare, angstige en jonge slachtoffers zouden komen te staan, maar toonden geen enkele scrupule.
Daarnaast liet verdachte toe dat, zelfs tijdens zijn detentie, criminele vrienden hun gestolen waren in zijn woning opsloegen en ging hij daarna ook zelf op het dievenpad om door de diefstal van een motor/scooter snel geld te verdienen.
Deze feiten kunnen natuurlijk niet in de schaduw staan van de zeer ernstige overval op de [slachtoffer 3], maar ook hieruit blijkt dat verdachte geen enkele scrupule kent in zijn zucht naar geld en luxe.
Verdachte is pas 26 jaar oud, maar heeft al een fors strafblad opgebouwd, waarop veel vermogens- en geweldsdelicten voorkomen. Hij zit 440 dagen in voorarrest.
Eerdere straffen hebben hem er niet van kunnen weerhouden om zich met name aan de zeer ernstige overval op de [slachtoffer 3] schuldig te maken, wat tot grote verontwaardiging leidt en waar streng tegen moet worden opgetreden.
Voor een dergelijke overval geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van minimaal 3 jaar. In dit geval was echter sprake van extreem veel geweld, waarbij meteen werd geschoten en vervolgens op onschuldig winkelpersoneel en op klanten een vuurwapen werd gericht. Verdachte sloeg ook nog ter dreiging met een grote mokerhamer een rek tegen de grond. Dit dient straf verhogend te werken. Daarnaast heeft verdachte gestolen goederen geheeld en een motorvoertuig gestolen. Ook daarmee dient rekening te worden gehouden bij de bepaling van de hoogte van de straf.
Gelet op alle hierboven genoemde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van 5 jaar passend en geboden.

7.De benadeelde partijen

De navolgende benadeelde partijen hebben een schadevergoeding gevorderd tot het hierna te noemen bedrag:
- [slachtoffer 1], wonende te Oosterhout, vordert € 1.500,-- aan immateriële schade en € 71,42 aan geleden materiële schade (handtas met inhoud);
- [slachtoffer 2], wonende te Oosterhout, vordert € 1.545,-- immaterieel en € 14,-- aan materieel geleden schade;
- [slachtoffer 6], wonende te Oosterhout, vordert € 1.550,-- aan geleden immateriële schade;
- [slachtoffer 8], wonende te Oosterhout, vordert € 1.545,-- aan geleden immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat voor alle benadeelde partijen, zowel winkelpersoneel als klanten, sprake was van een dermate bedreigende situatie, dat zonder meer vast staat dat zij immateriële schade hebben geleden. Zij vorderen wisselende bedragen. De rechtbank gaat er van uit dat de overval op het winkelpersoneel een vergelijkbare impact heeft gehad. Gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd acht de rechtbank de schade tot een bedrag van € 1.500,-- een rechtstreeks gevolg van dit bewezen verklaarde feit en acht de verdachten aansprakelijk voor die geleden immateriële schade.
Dit ligt anders voor [slachtoffer 8], die als klant in de winkel aanwezig was en niet rechtstreeks met een vuurwapen is bedreigd.
Wel moet ook voor haar de situatie als zeer ingrijpend worden beschouwd. De rechtbank stelt in haar geval de geleden immateriële schade vast op een bedrag van € 750,--.
De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde bedragen aan materiële schade zijn niet betwist en zijn voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal daarom dat gedeelte van die vorderingen in hun geheel toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de overige delen van de vorderingen ter zake van immateriële schadevergoeding een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen zullen daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Zij kunnen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu er sprake is van meerdere daders zal de rechtbank de vorderingen hoofdelijk toewijzen.
De door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] gevorderde wettelijke rente is door de verdachten niet weersproken. De rechtbank zal deze toewijzen met ingang van de dag waarop de schade is ontstaan, zijnde 17 januari 2014.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 57, 91, 310, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
feit 2:Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens
en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van
categorie III;
feit 3:Opzetheling, meermalen gepleegd;
feit 4:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan:
- de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te Oosterhout, van € 1.571,42, waarvan
€ 71,42 ter zake van materiële schade en € 1.500,-- ter zake van immateriële schade
en vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 17 januari 2014 tot de dag
der algehele voldoening;
- de benadeelde partij
[slachtoffer 2], wonende te Oosterhout, van € 1.514,--,
waarvan € 14,-- ter zake van materiële schade en € 1.500,-- ter zake van immateriële schade;
- de benadeelde partij
[slachtoffer 6], wonende te Oosterhout, van € 1.500,-- ter zake van immateriële schade, en
- de benadeelde partij
[slachtoffer 8], wonende te Oosterhout, van € 750,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 17
januari 2014 tot de dag der algehele voldoening;.
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partijen in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer:
- [slachtoffer 1] te betalen € 1.571,42, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen
hechtenis en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 januari 2015
tot aan de dag der algehele voldoening;
- [slachtoffer 2] te betalen € 1.514,--, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen
hechtenis;
- [slachtoffer 6] te betalen € 1.500,--, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen
hechtenis, en
- [slachtoffer 8] te betalen € 750,--, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen
hechtenis en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 januari 2014
tot aan de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Moussault, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting op 20 juli 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal genaamd Onderzoek BARMSTEDT, met dossiernummer 20DEA 13019, bestaande uit acht ordners, van de Dienst Regionale Recherche, politie Zeeland West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en per dossier afzonderlijk.
2.Het geschrift, zijnde een specificatie, ordner 4, pagina 287.
3.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 292 e.v..
4.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 298 e.v..
5.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 302 e.v..
6.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 310 e.v..
7.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 332 e.v..
8.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 314 e.v..
9.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 337.
10.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 326 e.v..
11.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 4, pagina 364 e.v..
12.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 6, pagina 843 e.v..
13.Het deskundigenrapport, ordner 6, pagina 855 e.v..
14.Het geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, ordner 2, pagina 283 e.v..
15.Het deskundigenrapport, ordner 6, pagina 878.
16.Het deskundigenrapport, ordner 6, pagina 838.
17.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 343 e.v..
18.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 4, pagina 361 e.v..
19.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 4, pagina 390 e.v..
20.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 4, pagina’s 394 en 410.
21.Het deskundigenrapport, ordner 6, pagina 838 e.v..
22.Het proces-verbaal van aangifte, ordner 6, pagina 991 e.v..
23.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 6, pagina 978.
24.Het proces-verbaal van aangifte, ordner 6, pagina 1030 e.v..
25.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 6, pagina 1021 e.v..
26.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 6, pagina 1092.
27.Het proces-verbaal van aangifte, ordner 6, pagina 1123 e.v..
28.De verklaring van verdachte op de zitting van 6 juli 2015.