Uitspraak
RECHTBANK
1.[verzoeker] ,
[verzoekster] ,
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De gronden voor wraking
4.Het standpunt van de voorzieningenrechter
- Kort voor de zitting werd zij door de griffer erop geattendeerd dat verzoekers via een briefje hadden verzocht om bijstand van tolk in de Engelse taal. Via de voicemail van verzoekers is aan hen bericht, dat zij, indien zij een tolk wensten, die zelf naar de zitting mee dienden te brengen.
- Omdat bij het vaststellen op de zitting wie waren verschenen, duidelijk werd dat er geen tolk aanwezig was, is haar insteek geweest om te bezien of er een praktische oplossing voor dit probleem was.
- Om die reden is onder meer aan verzoekers gevraagd of zij Nederlands konden verstaan en begrijpen, is de zitting onderbroken om te informeren of er toevallig een tolk in de Engelse taal in het gerechtsgebouw aanwezig was die verzoekers wilde bijstaan, en heeft zij vervolgens gevraagd of het mogelijk was de zitting later op de ochtend te laten plaatsvinden met een door verzoekers alsnog geregelde tolk.
- Omdat dit alles niet tot een oplossing leidde, heeft zij de advocaat van de ABN AMRO Bank gevraagd of zij er bezwaar tegen had om in het Engels het woord te voeren, waarmee zij instemde. Daarbij heeft zij aan beide partijen aangegeven, dat het haar bedoeling was om te bekijken of iedereen elkaar kon begrijpen en dat, als dat niet het geval zou blijken te zijn, de verdere behandeling niet door zou kunnen gaan.
- Zodra de advocaat van de ABN Amro Bank met de toelichting van haar verzoekschrift begon, maakte verzoeker sub 1. bezwaar tegen deze gang van zaken, wat uiteindelijk heeft geleid tot het voorstel dat verzoekers schriftelijk verweer (vertaald in Nederlands) zullen indienen, waarna de ABN Amro Bank daarop, eveneens schriftelijk, zal reageren. Met dit voorstel hebben verzoekers ingestemd, waarna de behandeling ter zitting is gesloten.
5.Het standpunt van de ABN AMRO Bank.
Aan een inhoudelijke behandeling van de zaak kon door de opstelling van verzoekers niet worden toegekomen. Van een partijdig optreden door de voorzieningenrechter, dan wel het wekken van enige schijn daarvoor, is geen sprake geweest.