ECLI:NL:RBZWB:2015:5351

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
C/02/302311 / KG ZA 15-452
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een bedrijfspand door krakers in kort geding

In deze zaak, die op 11 augustus 2015 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, vorderden eisers, bestaande uit vier personen, de ontruiming van een bedrijfspand aan de Ettenseweg 22-28 in Roosendaal. Het pand was in gebruik genomen door gedaagden, die zonder recht of titel in het pand verbleven. Eisers stelden dat zij eigenaar waren van het pand en dat gedaagden inbreuk maakten op hun eigendomsrecht. De eisers hadden gedaagden eerder gesommeerd om het pand te verlaten, maar gedaagden hadden hieraan geen gehoor gegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat het eigendomsrecht van eisers prevaleerde en dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de ontruiming, aangezien het pand leeg en ontruimd aan Tristar Group BV ter beschikking moest worden gesteld. De rechter verleende verstek tegen de niet verschenen gedaagde(n) en bepaalde dat gedaagden het pand binnen drie dagen na betekening van het vonnis moesten ontruimen. Tevens werden gedaagden veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 1.195,19 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/302311 / KG ZA 15-452
Vonnis in kort geding van 11 augustus 2015
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te gemeente Breda,
2.
[eiser sub 2],
wonende te gemeente Steenbergen,
3.
[eiser sub 3],
wonende te gemeente Bergen op Zoom,
4.
[eiser sub 4],
wonende te gemeente [gemeente] ,
eisers,
advocaat mr. V.G.G. Veldhuis,
tegen

1.[gedaagde] ,

zonder bekende woonplaats, doch verblijvende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Zwiers,
2.
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN HET PAND OF EEN GEDEELTE DAARVAN, STAANDE EN GELEGEN TE (4706 PB) ROOSENDAAL AAN DE ETTENSEWEG 22-28,
gedaagde(n),
niet verschenen.
Eisers zullen hierna [eisers] c.s. (mannelijk enkelvoud) worden genoemd. De verschenen gedaagde sub 1 zal hierna [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juli 2015, met producties genummerd 1 tot en met 6;
  • de brief van 4 augustus 2015 van de zijde van [eisers] c.s., met producties
genummerd 7 tot en met 20;
  • het faxbericht van 4 augustus 2015 van de zijde van [gedaagde] , met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 6 augustus 2015;
  • de pleitnota van de zijde van [eisers] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1.
[eisers] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt om alle bij hen in gebruik zijnde gedeelten van het bedrijfspand binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis met alle zich daarin van hunnentwege aanwezige personen en/of goederen te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en al hetgeen daartoe verder behoort, waaronder in ieder geval de sleutels, ter algehele beschikking te stellen en [eisers] c.s. machtigt om bij gebreke van volledige voldoening en verlating, deze verlating, ontruiming en het ontruimd houden zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie tot één jaar na de datum van het in deze te wijzen vonnis, een en ander op kosten van gedaagden.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Nu niet is gebleken dat aan de dagvaarding enig gebrek kleeft, zal tegen de niet verschenen gedaagde(n) sub 2 verstek worden verleend.
3.2.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
a. [eisers] c.s. is eigenaar van het perceel grond met daarop een kantoor-/bedrijfspand met achtergelegen loodsen, staande en gelegen te (4706 PB) Roosendaal aan de Ettenseweg 22-28, kadastraal bekend als gemeente Roosendaal en Nispen, sectie B, nummer 6214 (hierna: het bedrijfspand). Als gevolg van het vertrek van de laatste gebruiker en de economische crisis staat het bedrijfspand sinds enkele jaren leeg.
b. Tussen [eisers] c.s. als verhuurder en Tristar Group BV als huurder is een huur-overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de huur van het bedrijfspand, welke overeenkomst op 17 juni 2015 door partijen is ondertekend. In het kader van de huurovereenkomst diende [eisers] c.s. het bedrijfspand op uiterlijk 24 juli 2015 leeg en ontruimd aan Tristar Group BV ter beschikking te stellen.
c. Bij brief van 26 juni 2015 heeft [gedaagde] aan de politie te Roosendaal bericht dat hij het bedrijfspand tezamen met twee andere personen sinds drie weken in gebruik heeft genomen.
d. Per aangetekende brief van 7 juli 2015 heeft [eisers] c.s. gedaagden gesommeerd om het bedrijfspand op uiterlijk 9 juli 2015 te 12:00 uur te verlaten, welke brief tevens bij deurwaardersexploot van 8 juli 2015 aan gedaagden is betekend.
e. Gedaagden hebben geen gehoor gegeven aan de sommatiebrief van 7 juli 2015.
3.3.
[eisers] c.s. grondt zijn vordering tot ontruiming - kort gezegd - op de stelling dat gedaagden inbreuk maken op zijn eigendomsrecht, omdat zij het bedrijfspand zonder recht of titel in gebruik hebben genomen. [eisers] c.s. voert verder aan dat hij gedaagden heeft gesommeerd het bedrijfspand te verlaten, maar dat zij hieraan geen gehoor hebben gegeven. Ten slotte stelt [eisers] c.s. een spoedeisend belang te hebben bij de gevorderde ontruiming.
3.4.
Bij de beoordeling van het geschil tussen partijen stelt de voorzieningenrechter voorop dat het eigendomsrecht ex artikel 5:1 BW het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij om van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet in strijdt is met rechten van anderen. Het bepaalde in artikel 5:2 BW geeft de eigenaar van een zaak de bevoegdheid om zijn eigendom op te eisen van een ieder die haar zonder recht of titel onder zich houdt. Dit betekent dat de eigenaar zijn eigendomsrecht kan handhaven tegenover een ieder die daar inbreuk op maakt.
3.5.
Als niet weersproken staat vast dat degenen die in het bedrijfspand verblijven, onder wie Stawiaski, zulks doen zonder recht of titel. Gedaagden maken aldus inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] c.s. Daarmee handelen zij in beginsel onrechtmatig jegens [eisers] c.s. en is [eisers] c.s. bevoegd zijn bedrijfspand van gedaagden op te eisen.
3.6.
Het belang van [eisers] c.s. is gelegen in het beëindigen van het onrechtmatige karakter van de onderhavige situatie. Een ontruimingsvonnis in kort geding is echter slechts toewijsbaar indien de eigenaar van de zaak daarbij een spoedeisend belang heeft en dit belang zwaarder weegt dan het woonbelang van de krakers.
3.7.
[eisers] c.s. stelt onder meer een spoedeisend belang te hebben bij de vordering tot ontruiming, omdat hij het bedrijfspand zo spoedig mogelijk leeg en ontruimd aan Tristar Group BV ter beschikking wenst te stellen. [eisers] c.s. heeft hiertoe onweersproken gesteld dat hij in het kader van de huurovereenkomst die hij heeft gesloten met Tristar Group BV het bedrijfspand op uiterlijk 24 juli 2015 leeg en ontruimd aan haar ter beschikking had moeten stellen. Door de aanwezigheid van gedaagden in het bedrijfspand heeft hij tot op heden geen uitvoering kunnen geven aan de huurovereenkomst als gevolg waarvan hij schade lijdt. Verder heeft [eisers] c.s. onweersproken gesteld dat het bedrijfspand niet kan worden verzekerd door de aanwezigheid van gedaagden, zodat het risico bestaat dat hij schade zal lijden.
3.8.
Tegen de achtergrond van de hiervoor omschreven omstandigheden dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang van [eisers] c.s. bij ontruiming van het bedrijfspand zwaarder te wegen dan het belang van gedaagden om in het pand te kunnen blijven wonen. Dit geldt temeer nu [eisers] c.s. onder verwijzing naar de door hem als productie 9 overgelegde verklaring van mr. F.J.A. Hustin, werkzaam bij de gemeente Roosendaal, onweersproken heeft gesteld dat het bedrijfspand door gedaagden wordt bewoond in strijd met het aldaar geldende bestemmingsplan, nu het bedrijfspand de bestemming ‘Bedrijventerrein-2’ heeft en derhalve niet mag worden bewoond. Gedaagden kunnen dus aan geen enkele wettelijke regeling een woonrecht met betrekking tot het bedrijfspand en bescherming van dat recht aldaar ontlenen. Daarbij komt dat [eisers] c.s. onder verwijzing naar voormelde verklaring van mr. Hustin tevens onweersproken heeft gesteld dat Roosendaal geen specifiek probleem van woningnood kent, zodat er zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die het rechtvaardigen dat een pand in de gemeente Roosendaal wordt gekraakt.
3.9.
Stawiaski heeft als - meest essentieel - verweer naar voren gebracht dat de door [eisers] c.s. gevorderde ontruimingstermijn van 24 uur na betekening van dit vonnis niet haalbaar is. Om die reden heeft Stawiaski voorgesteld om deze termijn vast te stellen op drie dagen na betekening van dit vonnis. Nu [eisers] c.s. hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zal de voorzieningenrechter de ontruimingstermijn vaststellen op drie dagen na betekening van het vonnis.
3.10.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft immers al voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
3.11.
De gevorderde tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis tot één jaar na de datum van het vonnis, zal eveneens worden afgewezen, nu deze vordering niet door [eisers] c.s. is onderbouwd. Bovendien ontbreekt enig spoedeisend belang bij deze vordering, omdat het bedrijfspand door Tristar Group BV in gebruik zal worden genomen.
3.12.
Nu de vordering op grond van het voorgaande zal worden toegewezen zoals hierna in het dictum verwoord, kunnen de overige stellingen en verweren van partijen onbesproken blijven.
3.13.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eisers] c.s. gevallen. Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 1.195,19

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde(n) sub 2;
4.2.
veroordeelt gedaagden om alle bij hen in gebruik zijnde gedeelten van het bedrijfspand binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin van hunnentwege aanwezige personen en/of goederen te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden en al hetgeen daartoe verder behoort, waaronder in ieder geval de sleutels, ter algehele beschikking te stellen;
4.3.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op € 1.195,19;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2015. [1]

Voetnoten

1.type: mj