Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de belastingrente die in rekening is gebracht bij de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting (vpb) 2013. De belanghebbende had op 4 juli 2014 een bedrag van € 16.516 voldaan, voordat de nadere voorlopige aanslag was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de belastingrente terecht en voor de juiste periode in rekening was gebracht, ondanks het feit dat de belanghebbende op eigen initiatief had betaald. De rechtbank stelde vast dat de wetgever een objectieve en redelijke rechtvaardiging had voor het verschil in belastingrente tussen vennootschapsbelastingplichtigen en niet-vennootschapsbelastingplichtigen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.