Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de beschikking van 5 juni 2015 van de kinderrechter, waarbij is bepaald dat er een zitting zal plaatsvinden op donderdag 23 juli 2015 over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van verzoekers kinderen;
- het e-mailbericht van 19 juli 2015 waarin verzoeker de zittingsrechter vraagt om de zitting van 23 juli 2015 uit te stellen;
- het e-mailbericht van 20 juli 2015 waarin de griffie antwoordt dat het gevraagde uitstel niet wordt verleend;
- het e-mailbericht van 22 juli 2015 van verzoeker waarin hij de zittingsrechter wraakt;
- het proces-verbaal van de terechtzitting met gesloten deuren van 23 juli 2015;
- de op 10 augustus 2015 ontvangen schriftelijke reactie van de kinderrechter op het wrakingsverzoek;
- de behandeling van het wrakingsverzoek op 13 augustus 2015 ter zitting van de wrakingskamer, waarbij zijn verschenen: verzoeker in persoon en mr. R.G.J. van Kerkhof, advocaat van de moeder van de betreffende kinderen;
- de pleitaantekeningen van verzoeker.
2.Het verzoek
3.De feiten
waardoor ik nog steeds niet in de gelegenheid gesteld wordt de inmiddels al anderhalf jaar bij de WSG bekende aantoonbare onwaarheden en onvolledigheden uit de dossiers te laten verwijderen dan wel te laten aanpassen / aanvullen door de door mij aantoonbare feiten en is zodoende het verzoek voor verlenging willens en wetens ingediend met onjuiste informatie en onvolledige informatie’.
dat na overleg met de zittingsrechter is besloten om geen uitstel te verlenen’, heeft verzoeker op 22 juli 2015 geschreven dat hij de zittingsrechter wraakt omdat zij alle schijn van partijdigheid wekt. Het wrakingsverzoek is als volgt toegelicht: ‘
Een gelijkwaardig proces is niet mogelijk omdat ik als belanghebbende, de vader van de kinderen, géén inzage heb gehad in de gegevens, de zogenaamde dossiers aan de hand waarvan(…)
dit verzoek aan de rechtbank is opgesteld en ingediend. Vader heeft immers niet de mogelijkheid een verweer te voeren en eigen plan van aanpak op te stellen daar niet bekend is waar dit verzoek op gebaseerd is.’