In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende, die een bijstandsuitkering ontving, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had in haar aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2011 een aftrek geclaimd voor hoge ziektekosten die zij in het buitenland had gemaakt, specifiek in Kenia. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat deze kosten daadwerkelijk door haar zijn betaald of op haar zijn gedrukt. Hierdoor werd de aftrek terecht geweigerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2011 met vier kinderen in [woonplaats] woonde en een uitkering ontving van € 13.679. De inspecteur had vragen gesteld over de geclaimde zorgkosten en had een dieetverklaring opgevraagd. De belanghebbende had een bedrag van € 7.893 aan zorgkosten opgevoerd, maar de rechtbank concludeerde dat zij geen betalingsbewijzen had overgelegd en dat het niet aannemelijk was dat zij deze kosten zelf had betaald, gezien haar inkomen.
De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de aftrek van de buitenlandse ziektekosten werd afgewezen. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en het griffierecht aan haar vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.