In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in een procedure die was ingesteld op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eiser, die indirect aandeelhouder is van de gedaagde vennootschap, vorderde inzage in bepaalde documenten om zich te kunnen verdedigen in een procedure wegens bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser rechtmatig belang heeft bij de gevraagde documenten, die relevant zijn voor zijn verdediging tegen de vorderingen van de curator en crediteuren van de failliete vennootschap. De rechtbank heeft de vordering van de eiser grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele documenten waarvan de rechtbank oordeelde dat de eiser geen rechtmatig belang had. De gedaagden zijn veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis de gevraagde documenten te verstrekken, met een dwangsom van € 1.000 per dag voor het geval zij hieraan niet voldoen. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van de eiser. In reconventie hebben de gedaagden een vordering ingesteld tegen de eiser, maar deze is afgewezen, omdat de rechtbank geen misbruik van procesrecht heeft vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van inzage in documenten voor de verdediging in rechtszaken, vooral in situaties van bestuurdersaansprakelijkheid.