ECLI:NL:RBZWB:2015:5850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
C/02/293124 / HA ZA 15-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van Geloven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en de afweging tussen persoonlijke levenssfeer en vrijheid van meningsuiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 september 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser], een voormalig directeur van de Steve Jobs basisschool te Breda, en de naamloze vennootschap Koninklijke Wegener NV, uitgever van het regionale dagblad BN DeStem. De eiser vorderde schadevergoeding wegens onrechtmatige publicatie van artikelen in de krant die hem in een negatief daglicht stelden. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen, waarbij zij oordeelde dat de publicaties niet onrechtmatig waren. De rechtbank overwoog dat de artikelen de klachten van ouders en oud-medewerkers van de school weergaven en dat de pers een belangrijke rol speelt in het informeren van het publiek over misstanden in het onderwijs. De rechtbank concludeerde dat de vrijheid van meningsuiting van de pers zwaarder woog dan de belangen van [eiser] bij bescherming van zijn eer en goede naam. De rechtbank stelde vast dat de publicaties gebaseerd waren op meerdere bronnen en dat er voldoende gelegenheid was voor wederhoor. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/293124 / HA ZA 15-14
Vonnis van 2 september 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. P.C. Schouten,
tegen
naamloze vennootschap
KONINKLIJKE WEGENER NV,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. J.P. van den Brink.
Partijen zullen hierna [eiser] en Wegener genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 maart 2015 en de daarin genoemde stukken,
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 mei 2015 en de daarin genoemde producties 12 en 13 van de zijde van [eiser] en de aan het proces-verbaal gehechte pleitnotities,
  • de akte wijziging/vermindering van eis van 24 juni 2015,
  • de antwoordakte.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert na vermindering van eis bij akte van 7 januari 2015, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
IV. te verklaren voor recht dat de krant onrechtmatig heeft gehandeld door de openbaarmaking van de artikelen in de krant en op internet;
V. te verklaren voor recht dat de krant aansprakelijk is voor de door [eiser] in het lichaam van de dagvaarding omschreven geleden en nog te lijden schade;
VI. de krant te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden c.q. te lijden schade als gevolg van de in de dagvaarding omschreven onrechtmatige daad als volgt te begroten: € 47.019,00 wegens materiële schade, te vermeerderen met € 10.000,00 immateriële schade, wegens onrechtmatige publicaties, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
2.2.
Wegener voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Bij akte wijziging/vermindering van eis van 24 juni 2015 vraagt [eiser] akte van een wijziging van eis van het onder IV gevorderde als volgt:
“te verklaren voor recht dat Wegener onrechtmatig heeft gehandeld door het publiceren van uitlatingen die de goede naam en eer aanranden van [eiser] in de persartikelen met de kop “Oud-Steve Jobsschool onder vuur” en “Totale anarchie met de iPad in de hand” in het dagblad BN/DeStem, editie Breda, dan wel andere edities van de krant, op 5 april 2015 (rechtbank: lees 2014) en de doorplaatsing van (delen uit) deze artikelen op de website van BN/DeStem vanaf 5 april 2015 (lees 2014) tot het moment van verwijdering van de website.”
3.2.
Wegener maakt bezwaar tegen deze eiswijziging. Wegener voert aan dat zij bij conclusie van antwoord expliciet is ingegaan op vordering IV van [eiser] en dat [eiser] bij comparitie de gelegenheid heeft gehad daarop te reageren, hetgeen niet is gebeurd. Door na de comparitie, terwijl de zaak voor vonnis staat, en zonder valide reden alsnog de eis te willen wijzigen, handelt [eiser] volgens Wegener in strijd met de goede procesorde, aangezien dit een onredelijke vertraging en onnodige extra kosten voor Wegener met zich zou brengen.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de wijziging van eis in dit stadium in strijd met een goede procesorde. Bij conclusie van antwoord heeft Wegener uitdrukkelijk verweer gevoerd tegen vordering IV. Bij gelegenheid van de comparitie heeft [eiser] zijn standpunt over het handelen van Wegener nader toegelicht, waarna de rechtbank heeft bepaald dat vonnis zal worden gewezen. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken welke voorafgaande aan de comparitie voor [eiser] nog niet kenbaar waren en die hem noopten eerst na vonnisbepaling zijn eis te wijzigen. Voorts geldt dat niet deugdelijk is gemotiveerd wat [eiser] met de wijziging beoogt. De rechtbank begrijpt niet de enkele stelling dat deze wijziging dient ter voorkoming van disproportionaliteit. De hierboven onder “het geschil” weergegeven vordering is qua inhoud en strekking voor partijen en de rechtbank duidelijk. Het toestaan van de op 24 juni 2015 verzochte wijziging leidt dan slechts tot onnodige proceskosten voor Wegener en vertraging van het geding. De eiswijziging is dan ook niet toegestaan en blijft buiten beschouwing.
3.4.
De rechtbank stelt in deze zaak tussen partijen de volgende feiten vast.
3.4.1.
Wegener is de uitgever van het regionale dagblad BN DeStem dat in West-Brabant op grote schaal wordt verspreid.
3.4.2.
[eiser] is medeoprichter en directeur geweest van de Steve Jobs basisschool te Breda, een school waarbij het concept van Steve Jobs werd gehanteerd waarbij kinderen iPad-onderwijs krijgen. Dit concept dat later O4NT (‘Onderwijs voor een nieuwe tijd’) is genoemd, is in Nederland ontwikkeld door [naam ontwikkelaar] .
De naam van de school is gewijzigd in Perpetuum. In 2014 is de school gesloten en op 13 mei 2014 is de Stichting Perpetuum in staat van faillissement verklaard.
3.4.3.
Het concept van de Steve Jobs scholen heeft veel kritische aandacht gekregen in de media. De Steve Jobs school in Breda was de eerste school die daadwerkelijk van start ging.
3.4.4.
Op 24 augustus 2013 is een artikel in NRC Handelsblad over de school verschenen. Daarin wordt onder meer ingegaan op de financiële situatie van de school. NRC Handelsblad bericht onder meer:
“Veel geld is er ook niet. Vooralsnog worden de huur van het gebouw en de salarissen van de leerkrachten betaald uit bijdragen van sponsors en particulieren.”
3.4.5.
Op de onderwijssite “Onderwijs voor Morgen” van oktober 2013 staat het volgende vermeld:
“Het lijkt moeilijk voor de leerkrachten om iedereen structureel aan het werk te houden. De jongste kinderen moeten nog aan het concept school op zich wennen; de ouderen aan het zelfstandig werken. Dat is vooral merkbaar als andere leerlingen individuele begeleiding krijgen. Al gaat dat er juist weer erg gestructureerd aan toe. De leerlingen hebben duidelijk plezier in hun een-op-een moment met de juf of meester. De meesten werken na ‘hun’ kwartiertje op eigen initiatief enthousiast verder. Zelf doen is hier het motto. Dat gaat niet in alle gevallen over een nacht ijs. Het concept is vernieuwend in het Nederlands onderwijs. De toekomst zal uitwijzen of het ook in de praktijk een succes is.”
3.4.6.
Op 9 oktober 2013 heeft er een overleg tussen [eiser] en ouders van schoolkinderen plaatsgevonden. In het verslag van dit overleg staat onder meer vermeld dat [eiser] , vanwege de onderbezetting van de leerkrachten op dat moment, het prettig zou vinden om als tijdelijke oplossing de ondersteuning te krijgen van ouders die een dag(deel) in de rol van leerkracht/ondersteuning willen duiken.
3.4.7.
Op 19 november 2013 is in De Correspondent een artikel over de school verschenen. In dit artikel staat onder meer het volgende vermeld:
“Goed om te weten: op de Steve Jobs School Breda zitten maar vijftien leerlingen. De jongste is vier en de oudste dertien jaar. Vijf van die leerlingen zouden in het reguliere onderwijs bovendien een ‘rugzakje’ nodig hebben. Eén juf is alle dagen aanwezig, één juf is vooral verantwoordelijk voor de creatieve ontwikkeling van de jongste kinderen en één juf werkt twee dagen in de week. Ook werkt de school met stagiaires en freelancers. De school bestaat uit verschillende lokalen: voor rekenen, taal, techniek en een lokaal om te spelen. Ook kent ieder lokaal een aangrenzende stilteruimte, waar leerlingen in stilte opdrachten kunnen maken.”
En hoe werkt dat in de praktijk?
Op de dag dat ik de school bezoek, is de juf ziek en de stagiair afwezig. Het gevolg is dat directeur [eiser] voortdurend door het gebouw loopt in een poging de kinderen, vaak tevergeefs, aan het werk te krijgen. In een stilteruimte buigen vier leerlingen zich over een racespelletje en is het allesbehalve stil. De wat oudere kinderen worden afgeleid door de rondrennende kleuters. Leerlingen vragen voortdurend wat zij moeten doen, of spelen een spelletje. Chaos is meester.
Tot zover mijn observatie, want hoeveel voorbeelden ik ook geef, het tegenargument blijft hetzelfde: de juf is ziek. Ik kan niet zeggen hoe de schooldag eruit had gezien als zij er wel was geweest.
Vaste lezer van De Correspondent [naam B] wel. Hij zette als lerarenopleider op de Fontys Hogeschool een minor op over de vraag hoe leren en media zich tot elkaar verhouden en bezocht de school in dat kader enkele weken geleden. Hij e-mailt:
‘Ik zag tijdens mijn bezoek een juf die geen overzicht had en leerlingen nauwelijks stimuleerde en volgde. Ik zag geen leergierige leerlingen die bezig waren met uitdagende opdrachten. Ik zag ze vooral spelen en werkontwijkend gedrag vertonen.
Een voorbeeld. Een leerling was aan het werk in de app ‘Bru-Taal’. Hij kon alle antwoorden correct geven. Ik heb hem uitgedaagd een niveau hoger te gaan. Dat duurde drie antwoorden. Hij vond het te moeilijk, drukte de app weg en ging verder met een topografie-app. De juf had dit niet door.’
Ik denk niet dat de juf veel te verwijten valt, overigens. Van haar wordt verwacht dat zij vijftien leerlingen van verschillende leeftijden en niveaus en met verschillende interesses aan het leren krijgt. Die leerlingen bevinden zich bovendien niet in dezelfde ruimte, maar lopen door het gebouw of zitten verstopt in een van de stilteruimtes. Het is alsof de juf vijftien klassen van één leerling les moet geven, in vijf verschillende lokalen, tegelijk.”
3.4.8.
Op 16 januari 2014 heeft een overleg tussen onder andere [eiser] en ouders van schoolkinderen plaatsgevonden. In de notulen van dit overleg staat het volgende vermeld.
Kinderen

Enkele aanwezige ouders maken zich grote zorgen over de dagelijkse gang van zaken. Zij zijn van mening dat er veel onrust en chaos is en niet voldoende duidelijkheid voor de kinderen inzake regels en consequenties alsmede over de dag/weekindeling.
Het bestuur geeft aan dat de door eerdere teamleden aangebrachte dag/weekindeling bewust is weggehaald omdat deze afweken van het schoolmodel.

Er zijn vanuit enkele ouders zorgen over de voortgang in de ontwikkeling van de kinderen betreffende de kern/leerdoelen door de overheid vastgesteld.

Enkele ouders missen de aanwezigheid van materialen. Zij zijn van mening dat als er niks is, kinderen ook niet iets kunnen pakken om te onderzoeken.

Enkele ouders missen het overzicht waar hun kind mee bezig is, waar ze staan betreffende de kerndoelen en een volgsysteem waarin zij inzage hebben en e.e.a. kunnen volgen. Ook de 6-weken gesprekken zijn tot op heden niet naar ieders tevredenheid.
De schoolleider geeft aan niet eerder een terugkoppeling te hebben ontvangen dat de 6-weken gesprekken niet naar tevredenheid zouden zijn.

Enkele ouders zijn van mening dat er op dit moment geen nieuwe leerlingen moeten worden aangenomen. Ten eerste omdat de school in de huidige situatie het voortbestaan (ook niet op korte termijn) kan garanderen aan de ouders en kinderen en ten tweede omdat nieuwe kinderen vooralsnog niet voor extra financiële middelen zullen zorgen en dus slechts een extra belasting zijn voor het teamlid.”
3.4.9.
Eind januari 2014 wordt de samenwerking die de school met [naam ontwikkelaar] had beëindigd.
3.4.10.
Bij email van 18 maart 2014 worden 6 klachten van ouders en betrokkenen bij Perpetuum aan de Onderwijsinspectie gestuurd. Later volgt nog een zevende schriftelijke klacht en daarnaast klagen nog twee ouders telefonisch bij de Onderwijsinspectie.
3.4.11.
De klagers zijn met hun klachten naar BN DeStem gestapt.
3.4.12.
Op 5 april 2014 heeft BN DeStem een artikel van journalist [naam journalist] (hierna: [naam journalist] ) over de school op de voorpagina van het katern ‘Stad en Streek’ met de kop
“Oud-Steve Jobsschool onder vuur”gepubliceerd.
De intro van het artikel luidt:
“Meerdere klachten bij inspectie over ‘agressieve’ sfeer en ‘slechte’ kwaliteit van onderwijs op Perpetuumschool”
Het artikel bevat onder meer de volgende passage:
“Volgens ouders en oud-medewerkers zou er op de school een ‘grote chaos’ heersen waarin leerlingen regelmatig aan hun lot worden overgelaten. De leiding zou geen controle hebben en directeur [eiser] wordt verweten ‘opvliegend’ te zijn. Van didactisch verantwoord onderwijs zou in het geheel geen sprake zijn. Enkele oud-medewerkers hebben tot op heden hun salaris niet, of slechts deels, ontvangen.
Sommige klagers reppen verder over een frauduleuze administratie. De schoolleiding zou de situatie zo rooskleuriger voordoen dan ze werkelijk is.
De Onderwijsinspectie bevestigt dat er klachten zijn binnengekomen, maar wil hierop inhoudelijk niet reageren. (…)
Directeur [eiser] is naar eigen zeggen niet op de hoogte van de klachten. “Ik herken mij niet in het beeld dat wordt geschetst”, zegt hij.”
Het artikel is op pagina 30/31 van die editie van de krant vervolgd onder de kop
“Totale anarchie met de iPad in de hand”en bevat onder meer de volgende passage.
“De betrokkenen spreken van agressief gedrag tussen de kinderen, een directeur met een opvliegend karakter, een rammelende en zelfs frauduleuze administratie, leerkrachten die onbevoegd zijn en leerlingen die volledig aan hun lot worden overgelaten.”
3.4.13.
Eveneens is op pagina 30/31 een artikel geplaatst onder de kop
“ [naam ontwikkelaar] : ‘Niet op één lijn’. Dit artikel bevat onder meer de volgende passage:
“Eerder nam [naam ontwikkelaar] afstand van de eerste Steve Jobsschool die haar deuren opende: die in Breda. “Dit is een particuliere school zonder financiering. Dat heeft gevolgen. Zeker gezien het lage aantal leerlingen. Er zijn diverse gesprekken geweest, maar uiteindelijk zaten we niet op één lijn. Er was in mijn ogen geen garantie voor kwaliteit. Daarom heb ik er afstand van genomen.”
[naam ontwikkelaar] wijst op het succes van de zeven ‘officiële’ Steve Jobsscholen. “De school in Sneek, ook dit jaar begonnen, zag het leerlingenaantal groeien van zeventig naar tweehonderd.””
3.4.14.
Gelijktijdig is op de website van de krant, www.bndestem.nl, een artikel geplaatst. Verder zijn op diverse media en websites delen van het artikel in een eigen artikel, verslag of samenvatting overgenomen en gepubliceerd en is veelal een link opgenomen die rechtstreeks naar het artikel op de website van de krant leidt.
3.4.15.
Na de publicatie heeft [eiser] telefonisch contact gehad met [naam journalist] en geklaagd over in zijn visie tendentieuze en onjuiste berichtgeving. [eiser] heeft [naam journalist] gevraagd in een rectificatie afstand te nemen van de beschuldiging “frauduleus”. Dit is door [naam journalist] geweigerd. Wel is tussen hen een afspraak gemaakt voor een vraaggesprek over de stand van zaken met betrekking tot de school.
3.4.16.
Op 8 april 2014 heeft de heer [naam woordvoerder] , woordvoerder van de Onderwijsinspectie, telefonisch contact gelegd met de heer [naam hoofdredacteur] , de hoofdredacteur van de krant, om zijn ongenoegen uit te spreken over de omstandigheid dat hij wordt geciteerd en/of dat aan hem wordt toegeschreven in het artikel dat hij zou hebben gezegd dat er “zes klachten” bij de Onderwijsinspectie zijn binnengekomen terwijl hij dat niet heeft gezegd of bevestigd. Hij heeft alleen aan de journalist bevestigd dat er een signaal was afgegeven over de Perpetuumschool bij de Onderwijsinspectie.
3.4.17.
Op 12 april 2014 is vervolgens een artikel in BN DeStem gepubliceerd met de kop
“Kleine school met ‘mondiale visie’ ”
Dit artikel bevat een interview met [eiser] en mevrouw [naam X] , directeur bedrijfsvoering van de Perpetuumschool.
3.4.18.
Op 16 april 2014 heeft [eiser] een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek. De conclusie van de Raad voor de Journalistiek van 7 juli 2014 luidt dat [naam journalist] en BN DeStem journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld en de Raad doet de aanbeveling aan BN DeStem om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren. In de conclusie van de Raad staat bij de beoordeling van de klacht het volgende vermeld:
“De Raad constateert dat in de publicatie van 5 april 2014 een ernstige beschuldiging – te weten: het voeren van een “frauduleuze administratie” – aan het adres van klager is opgenomen, die hem ernstig diskwalificeert.
Deze beschuldiging is in de artikelen toegeschreven aan anonieme bronnen met wie klager bovendien in conflict zou zijn. Noch uit de publicatie noch uit de reactie op de klacht kan de Raad opmaken dat voor de krant voldoende aanleiding bestond om te berichten over klager zoals zij heeft gedaan. De krant had in het artikel meer inzicht moeten geven in het verrichte onderzoek en het beschikbare bronnenmateriaal; dat heeft zij onvoldoende gedaan. Voor de lezers is onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar, waarop de ernstige beschuldiging aan het adres van klager is gebaseerd. Hiermee heeft de krant journalistiek onzorgvuldig gehandeld.”
3.4.19.
BN DeStem heeft op 9 juli 2014 een samenvatting van de hiervoor genoemde conclusie van de Raad gepubliceerd onder het kopje rectificatie.
3.4.20.
Op 10 november 2014 heeft [eiser] Wegener gesommeerd het artikel op de website van de krant te verwijderen en verwijderd te houden en links en/of verwijzingen te doen laten verwijderen van websites die het bericht van de (website van de) krant hebben overgenomen of onderdeel hebben gemaakt van hun eigen berichtgeving.
3.4.21.
Bij email van 16 december 2014 heeft Wegener aan [eiser] onder meer medegedeeld dat zij geen grond ziet voor verwijdering van genoemde publicaties.
3.4.22.
Na betekening van de dagvaarding heeft Wegener gehoor gegeven aan het verzoek het gewraakte artikel van de website en uit het archief van de krant te verwijderen en verwijderd te houden.
3.5.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de publicatie in de krant over zijn persoon in privé (‘opvliegend karakter’) en over zijn persoon in de hoedanigheid van directeur van de school (diverse beschuldigingen) onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW.
[eiser] stelt dat [naam journalist] en de krant niet zorgvuldig te werk zijn gegaan bij het publiceren van het artikel. [eiser] stelt daartoe het volgende.
a. Het belang van de anonieme bron(nen) is niet goed meegewogen en wordt niet benoemd in het artikel. Er wordt geen melding van gemaakt en niet benoemd in het artikel. Er wordt geen melding gemaakt en niet toegelicht dat deze bronnen in conflict zijn met [eiser] en de school.
b. Er is onvoldoende inzicht gegeven in het beschikbare bronnenmateriaal (de aanduiding van de bronnen is vaag en inwisselbaar waardoor er geen onderscheid kan worden gemaakt van welke bron welke informatie afkomstig is en of er in werkelijkheid sprake is van één of meer bronnen).
c. Er is onvoldoende inzicht gegeven in het onderzoek dat door [naam journalist] is verricht.
d. Er is geen deugdelijk onderzoek verricht naar de juistheid van uitlatingen van de bronnen (bijvoorbeeld psychologisch onderzoek dat [eiser] een opvliegend karakter heeft of de werkwijze van de Onderwijsinspectie, enz.).
e. De informatie verkregen van de anonieme bron(nen) is niet (goed) geverifieerd, bijvoorbeeld bij de ouders van de leerlingen op school.
f. Informatie vernomen van de woordvoerder van de Onderwijsinspectie is door de journalist in de quoten die aan deze autoriteit worden toegeschreven, of de weergave van die informatie in het artikel, aangevuld met eigen aannames van de journalist zonder dat dit kenbaar wordt gemaakt aan de lezers (er is niet bevestigd of gesteld door deze woordvoerder dat er zes klachten zijn binnengekomen).
g. Er is informatie weggelaten, waardoor het deel van de gebruikte informatie ten aanzien van bepaalde beweringen die wel zijn gepubliceerd tendentieus is (de indruk wordt gewekt dat de inspectie een spoedcontrole gaat uitvoeren vòòr de paasvakantie, terwijl de woordvoerder [naam journalist] heeft laten weten dat dit een jaarlijkse standaard-inspectie is.).
h. De beschuldigingen zijn voor de publicatie niet voldoende kenbaar aan [eiser] voorgelegd waardoor geen adequaat wederhoor is toegepast.
i. De reactie van [eiser] is niet specifiek genoeg in het artikel van 5 april 2014 en in het interview van 12 april 2014 opgenomen waardoor het eventuele wederhoor niet adequaat in de publicatie is verwerkt.
3.6.
[eiser] stelt dat hij onjuist en in strijd met de feiten is beschadigd door het artikel van 5 april 2014. Er is een verbinding gelegd tussen zijn persoon en een frauduleuze administratie. Het strafrechtelijke karakter van de term ‘fraude’ weegt daarin zwaar. Deze strafrechtelijke aantijging heeft de persoonlijke integriteit van [eiser] beschadigd. Wat betreft zorgvuldigheid dient de lat voor de journalist hoger te worden gelegd indien er verdachtmakingen en publieke voordelingen worden gepubliceerd in strijd met het onschuldbeginsel in artikel 6, tweede lid, EVRM en artikel 14, tweede lid van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.
Door het publiceren van foutieve en misleidende informatie en door het artikel via de website van de krant toegankelijk te houden – en tevens door een snelle rectificatie te weigeren en geen adequaat journalistiek vervolg te geven aan het onderwerp nadat meer informatie beschikbaar was gekomen bij de krant – heeft Wegener onrechtmatig gehandeld jegens hem. [eiser] stelt dat hij door de onrechtmatige handelwijze van Wegener schade heeft geleden en nog zal lijden.
[eiser] stelt voorts dat over zijn persoon in privé de publicatie ‘opvliegend karakter’ en over zijn persoon in de hoedanigheid van directeur van de school diverse beschuldigingen onrechtmatig zijn. Een beschuldiging over zijn persoon in de hoedanigheid van directeur betreft volgens [eiser] ‘frauduleuze administratie’. [eiser] stelt in de dagvaarding niet welke andere beschuldigingen over zijn persoon in de hoedanigheid van directeur onrechtmatig zijn, zodat de rechtbank enkel de publicaties ‘opvliegend karakter’ en ‘frauduleuze administratie’ in de beoordeling zal betrekken.
Ter gelegenheid van de comparitie heeft [eiser] nog een aantal andere uitlatingen genoemd waarvoor volgens [eiser] nog steeds een deugdelijke grondslag ontbreekt.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat deze uitlatingen onrechtmatig jegens hem zijn, geldt dat deze stelling niet nader feitelijk door [eiser] is onderbouwd en reeds daarom zal worden gepasseerd.
3.7.
Uitgangspunt is dat toewijzing van de vorderingen van [eiser] in beginsel een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van Wegener op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van Wegener onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW.
Het belang van Wegener is dat BN DeStem zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste negatieve publiciteit. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. De journalistieke maatstaven zoals neergelegd in de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek zijn in het kader van die door de rechter te verrichten afweging een omstandigheid die weliswaar in de regel gewicht in de schaal zal leggen maar niet doorslaggevend behoeft te zijn.
De bronnen (verwijten onder 3.5. a t/m e)
3.8.
Eén van de functies van de pers is de boodschappersfunctie, waarbij de pers uitlatingen van derden weergeeft. In die functie heeft BN DeStem klachten van ouders en oud-medewerkers in het artikel van 5 april 2014 weergegeven. Dat het gaat om de klachten/meningen van deze ouders en oud-medewerkers en niet om vaststaande feiten blijkt duidelijk uit de artikelen. In het artikel worden aanhalingstekens gebruikt en worden aanduidingen gebruikt als “volgens ouders en oud-medewerkers”, “sommige klagers reppen” en “de betrokkenen spreken”. Ook de uitlatingen ‘opvliegend karakter’ en ‘frauduleuze administratie’ worden duidelijk toegeschreven aan de klagers.
Anders dan [eiser] meent, is het niet zo dat BN DeStem de klachten alleen zou mogen weergeven indien zij deze na onderzoek gegrond zou hebben bevonden. Niet door [eiser] is weersproken dat BN DeStem voor de publicatie over de betreffende (schriftelijke) klachten beschikte en dat bij BN DeStem de identiteit van de klagers bekend was. Met de bronnen was afgesproken dat zij niet met naam en toenaam in de artikelen genoemd zouden worden. Inmiddels heeft het merendeel van de bronnen ingestemd met het noemen van hun naam. De uitlatingen in het artikel zijn dus te herleiden tot bronnen die voor publicatie met naam en toenaam bij BN DeStem bekend waren. Uit het artikel blijkt ook dat het ouders en ex-werknemers zijn die de klachten hebben over de school. Anders dan [eiser] meent, blijkt uit het artikel eveneens dat er meerdere bronnen zijn die de uitlatingen ‘opvliegend karakter’ en ‘frauduleuze administratie’ hebben gedaan. Dat uit het artikel niet blijkt hoeveel bronnen deze uitlatingen hebben gedaan en of dit ouders dan wel ex-werknemers betreft, maakt niet dat BN DeStem onvoldoende waarheidsgetrouw heeft bericht. Van belang is dat in het artikel misstanden op de school aan de orde worden gesteld die de samenleving raken en dat wordt bericht over de wijze waarop innovaties in het onderwijs worden toegepast. Dit betreft onderwerpen die in de publieke belangstelling staan en waarover BN DeStem moet kunnen berichten.
Feiten of omstandigheden op grond waarvan het noodzakelijk is dat in het artikel melding wordt gemaakt en wordt toegelicht dat de bronnen in conflict zijn met [eiser] en de school, zijn door [eiser] niet gesteld. Bovendien geldt dat uit het artikel blijkt dat het “klagers” betreft hetgeen indiceert dat de bronnen kritiek op [eiser] en/of de school hebben. Een nadere toelichting is niet nodig.
3.9.
Voorts geldt dat de publicaties ‘opvliegend karakter’ en ‘frauduleuze administratie’ terug zijn te vinden in de klachten.
Ten aanzien van ‘frauduleuze administratie’ heeft een ouder in zijn klacht (productie 28 Wegener) het volgende vermeld:
“Geen urenregistratie of fraude in urenregistratie. Er werd geen urenregistratie genoteerd bij binnenkomst en vertrek van ouders. Doordat er veel verschillende breng en ophaal tijden zijn is het achteraf bijna onmogelijk een juiste registratie te maken. Deze urenregistratie wordt zo gemanipuleerd dat het er allemaal goed uit ziet en deze wijkt af van de werkelijk aanwezige uren.”
De ouders [naam Y] en [naam Z] hebben in hun klacht (productie 33 Wegener) het volgende vermeld.
“De school houdt geen aanwezigheidsregistratie bij van de kinderen. We hebben daar tijdens de zogenaamde 6-weken gesprekken regelmatig aandacht voor gevraagd, maar nooit inzicht gekregen in de geregistreerde aanwezigheid en het aantal gemaakte uren. We zijn er van overtuigd dat deze er niet is of ‘met de losse pols’ achteraf is ingevuld. Dit is ook niet vreemd, immers deze aanwezigheid zou worden ingevuld door de directeur en deze is zeer regelmatig niet aanwezig wegens verplichting buiten de deur en in het buitenland. Het is dan ook onmogelijk dat hij de aanwezigheidsregistratie nauwgezet heeft kunnen invullen.”
Een andere ouder heeft in zijn klacht (productie 30 Wegener) vermeld:
“Er is gefraudeerd met de aanwezigheid van de kinderen. In werkelijkheid heeft de school geen idee wanneer welke kinderen aanwezig zijn geweest. De schoolleiding gaf aan de tijden wel bij te houden in een app die niet eens bestond. Later heeft hij toegegeven dat hij het niet zo belangrijk vindt en gewoon uren schrijft voor de hele groep.”
en
“Er is gefraudeerd met het LVS. Dit is voordat de inspectie kwam snel in elkaar geknutseld.”
3.10.
Ten aanzien van het genoemde ‘opvliegend karakter’, volgens [naam A] “gauw kwaad worden”, heeft een ouder in zijn klacht (productie 28 Wegener) vermeld:
“Agressief gedrag [eiser] .
Er wordt door [eiser] tegen de kinderen geschreeuwd als ze niet willen luisteren.”
Ouder [naam C] heeft in haar klacht (productie 29 Wegener) vermeld:
“De directeur (dhr [eiser] ) is mijn inziens niet geschikt voor zijn functie. Hij heeft geen goede pedagogische kwaliteiten en heeft herhaaldelijk last van agressieve uitingen richting kinderen en ouders (zowel mondeling als fysiek). Er zijn kinderen die echt bang zijn voor hem, hem niet vertrouwen en dagelijks spanning hierdoor ervaren.”
Een andere ouder heeft in zijn klacht (productie 30 Wegener) vermeld:
“De schoolleider is vaak zelf niet aanwezig op de schoolvloer en lijkt ook niet capabel te zijn, om met deze leerlingen om te gaan. Hij heeft tegen verschillende leerlingen en ouders op zeer agressieve manier gereageerd. Dit alles resulteerde in een enorm agressieve sfeer op school. Door de combinatie met het beperkte zicht op de leerlingen, zijn er verschillende gevaarlijke en zeer beschadigende situaties ontstaan.”
3.11.
Door [eiser] is niet weersproken de stelling van Wegener dat [eiser] als medeoprichter en directeur van de school veelvuldig de media heeft gezocht. [eiser] is een publiek figuur die meer heeft te dulden dan de gemiddelde persoon. Uit de inhoud van de artikelen blijkt ook dat de publicaties ‘opvliegend karakter’ en ‘frauduleuze administratie’ betrekking hebben op [eiser] in zijn hoedanigheid als medeoprichter en directeur van de school en niet op zijn privéleven.
3.12.
Aan de stelling van [eiser] dat de informatie niet goed geverifieerd zou zijn, gaat de rechtbank voorbij. [eiser] betwist niet dat de bronnen deze klachten hadden. Het gaat hier om meerdere bronnen met dezelfde klachten die uitgebreid zijn gemotiveerd. Daarnaast past de inhoud van de klachten in het beeld dat naar voren komt uit het verslag van een gesprek tussen onder meer [eiser] en ouders van schoolkinderen van 16 januari 2014 (rov. 3.4.8.). In het licht hiervan heeft BN DeStem niet onzorgvuldig gehandeld door geen nader onderzoek in te stellen.
De onder 3.4. aangehaalde beslissing van de Raad voor de Journalistiek dat naar journalistieke maatstaven meer inzicht had moet worden gegeven in het verrichte onderzoek en het beschikbare bronnenmateriaal, maakt dit niet anders. Uit de conclusie van de Raad blijkt niet dat deze is gebaseerd op dezelfde feiten en omstandigheden zoals deze in de onderhavige procedure naar voren zijn gebracht en op grond waarvan de rechtbank van oordeel is dat zorgvuldig is gehandeld.
Informatie Onderwijsinspectie (verwijt 3.5. sub f)
3.13.
[eiser] stelt dat in het artikel in de krant is vermeld dat door de woordvoerder van de Onderwijsinspectie is gezegd dat er zes klachten bij de Onderwijsinspectie zijn binnengekomen, terwijl de woordvoerder dit niet heeft gezegd of bevestigd.
3.14.
Wegener voert aan dat de heer [naam woordvoerder] van de Onderwijsinspectie heeft bevestigd dat er klachten zijn binnengekomen, maar zonder het specifieke getal te noemen. Per abuis staat in de krant dat hij dit aantal wel zou hebben genoemd. Volgens Wegener zijn hiervoor excuses aangeboden.
3.15.
Niet door [eiser] is weersproken dat er zes klachten bij de Onderwijsinspectie zijn binnengekomen. In het licht hiervan valt niet in te zien dat de omstandigheid dat in het artikel ten onrechte staat vermeld dat de heer [naam woordvoerder] het aantal klachten zou hebben genoemd, [eiser] heeft geschaad. Deze omstandigheid zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
Weggelaten informatie Onderwijsinspectie (verwijt 3.5. sub g)
3.16.
[eiser] stelt dat er in het artikel informatie is weggelaten, waardoor het deel van de gebruikte informatie ten aanzien van bepaalde beweringen die wel zijn gepubliceerd tendentieus is. [eiser] stelt daartoe dat in het artikel de indruk wordt gewekt dat de inspectie een spoedcontrole gaat uitvoeren vòòr de paasvakantie, terwijl de woordvoerder de journalist heeft laten weten dat dit een jaarlijkse standaard-inspectie is. [eiser] is van mening dat in het artikel vermeld had moeten worden dat er sprake was van een standaard-inspectie.
3.17.
In het artikel van 5 april 2014 staat vermeld:
“ [naam woordvoerder] van de Onderwijsinspectie zegt dat de school nog voor de Paasvakantie inhoudelijk wordt gecontroleerd.”
Dat er sprake is van een spoedcontrole staat in het artikel niet vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in het artikel ook niet de indruk gewekt dat sprake zou zijn van een spoedcontrole. Feiten of omstandigheden op grond waarvan er aanleiding bestond in het artikel te vermelden dat er een standaard-inspectie zou worden uitgevoerd, zijn gesteld noch gebleken. De stelling van [eiser] wordt dan ook als onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd.
Wederhoor (verwijten 3.5. sub h en i)
3.18.
Tussen partijen staat vast dat [naam journalist] op 4 april 2014 met [eiser] heeft gebeld over de publicatie. In het artikel van 5 april 2014 is als reactie van [eiser] is opgenomen:
“Ik herken mij niet in het beeld dat wordt geschetst.”
Of de uitlatingen ‘opvliegend karakter’ en ‘frauduleuze administratie’ [eiser] op 4 april 2014 door [naam journalist] zijn voorgehouden, kan in het midden blijven. Niet door [eiser] is weersproken de stelling van Wegener dat BN DeStem en [eiser] na de publicatie van het artikel op 5 april 2014 hebben afgesproken dat [eiser] in een apart interview nog uitgebreider mocht reageren op de publicatie. Volgens de Leidraad voor de Journalistiek is de journalist ook niet verplicht om de beschuldigde in dezelfde publicatie te laten reageren op de aantijgingen.
Op 11 april 2014 heeft het betreffende interview met [eiser] en [naam X] , destijds directeur bedrijfsvoering van Perpetuum, plaatsgevonden. Als productie 50 heeft Wegener e-mails van 11 april 2014 van [naam journalist] aan [eiser] en [naam X] overgelegd waarbij het te publiceren interview aan hen beiden is toegestuurd. [naam X] heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt de door haar gewenste aanpassingen door te geven. [eiser] heeft dit niet gedaan. Dat volgens [eiser] zijn reactie niet specifiek genoeg in het interview van 12 april 2014 is opgenomen, kan de krant dan ook niet worden aangerekend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] voldoende de gelegenheid gehad zijn weerwoord te doen. Dat de Raad voor de Journalistiek heeft geoordeeld dat [eiser] de nadelen die hij door het artikel van 5 april 2014 heeft ondervonden onvoldoende heeft kunnen herstellen, is geen reden anders te oordelen. Uit de conclusie van de Raad voor de Journalistiek blijkt onder meer niet dat bij de beoordeling is betrokken het verweer van Wegener dat [eiser] voor publicatie van het interview de gelegenheid had wijzigingen voor te stellen maar dat [eiser] dit heeft nagelaten.
3.19.
Alle hiervoor weergegeven omstandigheden in aanmerking genomen wordt geconcludeerd dat Wegener niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door het artikel te laten plaatsen. Dit betekent dat er geen grond is het belang van [eiser] op bescherming van zijn eer of goede naam zwaarder te laten wegen dan het belang van Wegener om haar mening vrij te uiten. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
3.20.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wegener worden begroot op:
- griffierecht € 1.909,00
- salaris advocaat €
2.235,00(2,5 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 4.144,00
3.21.
De door Wegener gevorderde veroordeling in de nakosten zijn toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Wegener tot op heden begroot op € 4.144,00,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. van Geloven en in het openbaar uitgesproken op
2 september 2015.