ECLI:NL:RBZWB:2015:5903

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
02/821382-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hertsig
  • A. van Kralingen
  • J. Pick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van woningoverval met DNA-spoor als bewijs

Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval op 17 oktober 2014 in Roosendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de aangever van achteren benaderde terwijl deze zijn voordeur opende. De daders bedreigden de aangever met een vuurwapen en hebben hem geslagen, waarna zij hem in zijn woning hebben vastgebonden en zijn huis doorzochten. De rechtbank heeft het DNA-spoor op een latex handschoen, aangetroffen op de kleefzijde van tape om de mouwen van de jas van de aangever, als bewijs beschouwd. Dit DNA matchte met dat van de verdachte, wat door de rechtbank als een sterk daderspoor werd gezien. Het alternatieve scenario van de verdediging, dat iemand anders de handschoen had gebruikt, werd door de rechtbank als zeer onaannemelijk geacht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 6.150,= vorderde, waarvan € 150,= ter zake van materiële schade en € 6.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf afgewezen, gezien de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/821382-14 + 02/111403-14 (vord.tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 september 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, Kerkeplaat 25,
raadsman mr. J.H. Kuijpers, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 augustus 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hofstede, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2014 te Roosendaal tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 2, althans één of meer, bankpas(jes) en/of een
rijbewijs en/of een/enige sleutel(s) en/of een paar schoenen, in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of diens mededader(s) (in het donker gekleed en/of met
bivakmuts/gezichtsbedekking):
- die [slachtoffer] , terwijl deze zijn voordeur aan het openen was, van achteren
zijn/is benaderd, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer]
hebben/heeft gericht, en/of
- die [slachtoffer] met dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende
voorwerp, op het hoofd hebben/heeft geslagen/gestompt, en/of
- die [slachtoffer] hebben/heeft toegevoegd 'Maak de deur open en ga naar binnen'
en/of 'Ga op de grond liggen en doe je ogen dicht' en/of 'Waar is je geld'
en/of 'Het wapen is doorgeladen' en/of 'Ik maak je dood, waar is het geld,
ik wil schieten' en/of 'Wil je in je rechter of linker been geschoten
worden' en/of 'Ik ga je dood schieten' en/of 'Wat is de pincode van deze
pasjes', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] hebben/heeft vastgebonden, en/of
- een knie in de nek en/of oor hebben gezet bij die [slachtoffer] en/of dat
vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp, gedeeltelijk in
de mond van die [slachtoffer] hebben/heeft gestopt, en/of
- tegen verschillende plaatsen van het lichaam van die [slachtoffer] dat
vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp, hebben/heeft
geduwd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft aan de ten laste gelegde overval. Hij baseert zich daarbij op het DNA-spoor op onderdelen van een latex handschoen dat matcht met het DNA van verdachte en op de verklaring van getuige [getuige 1] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Hij acht de verklaring van [getuige 1] ongeloofwaardig en hij acht niet onaannemelijk dat [getuige 1] zelf bij de overval betrokken was en dat hij probeert om die overval af te schuiven op verdachte. Voor wat betreft het aangetroffen DNA-spoor op een stukje latex handschoen, dat zou matchen met het DNA van verdachte, kan vastgesteld worden dat een latex handschoen een verplaatsbaar voorwerp is en dat niet duidelijk is op welk deel van de handschoen het spoor is aangetroffen. Niet uitgesloten kan worden dat verdachte een handschoen, die hij eerder heeft gebruikt, bij het vuil heeft gelegd en dat iemand die handschoen heeft gepakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 17 oktober 2014 heeft een overval in een woning in Roosendaal plaatsgevonden.
Aangever [slachtoffer] heeft hierover verklaard [1] dat hij op vrijdag 17 oktober 2014
rond 2.30 uur bij zijn woning aan de [adres] in Roosendaal aankwam. Toen hij aan kwam rijden zag hij een Marokkaanse man uit het steegje rechts naast de rij woningen waar hij woont, lopen. Deze man was donker gekleed en had kort donker haar die volgens aangever een telefoon in zijn handen vast had. Aangever heeft zijn auto weggezet, is uitgestapt en is naar zijn voordeur gelopen. Toen hij bij zijn voordeur stond en de sleutel in het slot aan het steken was, werd hij ineens van achteren benaderd. Hij keek achterom en zag dat twee mannen met bivakmutsen in zijn richting kwamen. De man die voorop liep (dader 1), had een revolver op hem gericht. De ander (dader 2) rende achter dader 1 aan.
De man met de revolver sloeg hem meteen met de kolf op zijn hoofd en zei dat hij de deur open moest maken en naar binnen moest gaan. Aangever heeft met zijn sleutel de deur open gedaan en is de woonkamer in gegaan. Er kwamen zeker twee mannen achter hem aan. Hij moest op de grond gaan liggen en zijn ogen dicht doen. Meteen werden zijn armen gepakt en vastgebonden door dader 2. Hij lag op zijn buik en zijn armen werden op zijn rug vastgebonden met tie-rips. Ook werd er meteen duct tape om zijn handen gedaan. Beide mannen vroegen hem naar geld. Ze vroegen: ‘Waar is je geld’. Aangever zei dat hij alleen maar schulden had. Daarna zijn de daders het hele huis gaan doorzoeken. Hij hoorde een man zeggen dat er boven gekeken moest worden. Daarna hoorde hij iemand de trap op lopen. Een van de mannen is constant bij hem gebleven. Dat was in het begin dader 1. Die bleef vragen waar het geld was. Door dader 2 werd er op dat moment gezocht in zijn huis. Volgens hem werd later het wapen overgegeven aan dader 2 en is dader 1 gaan zoeken. Hij merkte dat er iemand anders met het wapen bij hem stond omdat diegene een andere stem had. Hij hoorde de daders tegen elkaar zeggen: ‘Is het wapen doorgeladen?’. Dit werd gevraagd door dader 2. Dader 1 zei toen dat het wapen inderdaad was doorgeladen. Dader 2 zei dat hij aangever dood zou maken, vroeg naar het geld en zei dat hij wilde schieten. Op een gegeven moment werd hij door dader 2 naar de grond gedrukt. Dader 2 had zijn knie in de nek van aangever gezet. Op dat moment werd het wapen in zijn mond gedaan en had hij de loop van het wapen in zijn mond zitten. Hij heeft het wapen een paar seconden in zijn mond gehad. Ze hebben daarna zijn benen vastgebonden. Net daarvoor deden ze zijn schoenen uit. Het vastbinden gebeurde met tie-rips. Terwijl hij op de grond lag, heeft hij het wapen op meerdere plekken op zijn lichaam gevoeld. Hij hoorde dader 2 aan hem vragen of hij in zijn linker been of in zijn rechter been geschoten wilde worden. Dader 2 zei dat hij aangever dood zou schieten. Ze bleven naar geld vragen. Hij bleef zeggen dat hij niks had.
Er was een moment, in ieder geval nadat de daders boven gezocht hadden, dat er iemand op hem zat en dat hij ook iemand bij de bank zag staan. Op datzelfde moment stond er nog iemand in de gang. Er moeten dus 3 daders zijn geweest. Aangever heeft die dader (dader 3) alleen op dat moment gezien.
Dader 1 was helemaal in het zwart gekleed. Hij had een zwarte jas aan en een zwarte broek. Hij had een zwarte bivakmuts over zijn hoofd. Dit was de man die Arabisch sprak.
Dader 2 was ook helemaal in het zwart gekleed. Dit was de man die Berbers sprak.
Dader 1 of dader 2 had één plastic handschoen aan, zoals een chirurg ze heeft. Aangever heeft de handschoen niet gezien, maar wel gevoeld toen hij op de grond lag. Een van deze twee daders vroeg aan de ander of hij nog handschoenen had. De ander zei dat hij alleen deze had. Toen aangever op de grond lag, hebben ze hem gefouilleerd. Uit zijn portemonnee hebben ze zijn rijbewijs gepakt. Ook hebben ze twee bankpasjes meegenomen. Aangever weet niet waar de sleutels die hij bij zich had, gebleven zijn. De daders vroegen naar de pincodes van de pasjes. Aangever zag na de overval een paar nieuwe schoenen die hij had gekocht, niet meer staan. Die schoenen stonden in de woonkamer.
In een tweede verklaring [2] heeft aangever gezegd dat de daders twee paar nieuwe schoenen van hem hebben meegenomen.
Een over aangever opgemaakte medische verklaring [3] d.d. 17 oktober 2014 te 04.20 uur vermeldt dat aangever een kleine wond op zijn achterhoofd had en dat hij daar wat had gebloed.
[4] Door de politie is op de plaats delict onderzoek gedaan, waarbij sporen zijn veilig gesteld die in aanmerking komen voor DNA-onderzoek, onder andere:
- AAGQ3841NL (jas met aan manchetten duct tape en tie-wraps).
Genoemd spoor is ontvangen door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) en als volgt omschreven: een blauwkleurige jas waarbij de mouwen door middel van zwartkleurige duct tape aan elkaar zijn verbonden. Onder de tape bevinden zich twee witkleurige tie-wraps en twee kleine stukje van en geelkleurige latex handschoen. [5]
[6] Het NFI heeft onder andere DNA-onderzoek gedaan op:
- AAGQ3841NL#03 (bemonstering van stukjes van een latex handschoen, aangetroffen op de kleefzijde van de tape om de mouwen van de jas);
- AAGQ3841NL#04 (bemonstering van het uiteinde van kabelbinder 1, aangetroffen om de mouwen van een jas) en
- AAHU9214NL#01 (bemonstering van het uiteinde van een kabelbinder.
Het resultaat van dit onderzoek is dat:
- AAGQ3841NL#03 een DNA-mengprofiel bevat van (minimaal) 2 personen, waarbij het DNA-hoofdprofiel van verdachte [verdachte] is met een matchkans die kleiner is dan 1 op 1 miljard en daarnaast zijn er zwak aanwezige DNA-kenmerken van aangever [slachtoffer] ;
- AAGQ3841NL#04 een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen (verdachte [verdachte] en aangever [slachtoffer] ) bevat, waarvan de matchkans niet is berekend;
- AAHU9214NL#01 een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen (verdachte [verdachte] en aangever [slachtoffer] ) bevat, waarvan de matchkans niet is berekend.
De rechtbank stelt vast dat de kans dat het DNA van een willekeurig gekozen persoon (niet
zijnde verdachte) matcht met het aangetroffen DNA-profiel op de stukjes van de latex
handschoen kleiner is dan één op één miljard en concludeert dan ook op grond van de
resultaten van het DNA-onderzoek dat verdachte de donor was van het DNA-spoor op de
stukjes latex die zijn aangetroffen op de kleefzijde van de tape om de mouwen van de jas
van aangever [slachtoffer] .
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of dit DNA-spoor een
daderspoor is. Anders dan de raadsman, beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend.
In dit verband overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van aangever kan worden
afgeleid dat één van de daders een latex handschoen droeg en dat de daders blijkbaar maar
één handschoen voorradig hadden. Aannemelijk is dat één van de daders om een andere
handschoen vroeg omdat de handschoen die hij droeg gedeeltelijk aan de tape was blijven
plakken en daarbij kapot was gegaan. Die dader moet naar het oordeel van de rechtbank
verdachte geweest zijn, temeer nu het DNA-profiel van verdachte ook op de kabelbinders
die zich onder het tape bevonden, is aangetroffen. Dat niet is berekend wat de matchkans is
van deze aangetroffen DNA-profielen, maakt niet dat dit opsporingsresultaat geen
bewijswaarde heeft. Weliswaar is de bewijswaarde minder dan van het aangetroffen DNA-
profiel op de stukjes latex handschoen, maar het draagt wel in versterkende mate bij aan de
conclusie dat verdachte één van de daders van de overval is geweest.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat iemand anders, mogelijk [getuige 1]
, een eerder door verdachte gebruikte latex handschoen bij de overval heeft gebruikt,
acht de rechtbank zeer onaannemelijk. Niet alleen heeft verdachte dit scenario niet zelf in de
loop van het strafrechtelijk onderzoek naar voren gebracht en wordt uit dit scenario niet
duidelijk hoe die ander dan aan die latex handschoen is gekomen, maar ook wordt uit dit
scenario niet duidelijk wat dan het motief van die ander, volgens de raadsman mogelijk [getuige 1]
, moet zijn geweest om verdachte de schuld in de schoenen te schuiven. Daarnaast
geeft dit scenario geen verklaring voor de DNA-sporen van verdachte op de kabelbinders.
Dit alternatieve scenario wordt dan ook door de rechtbank terzijde geschoven.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank reeds wettig en overtuigend bewezen dat
verdachte een van de drie daders van de overval op [slachtoffer] is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van getuige [getuige 1] eveneens als
bewijsmiddel kan worden meegenomen. Hoewel de verklaring van [getuige 1]
wellicht vragen oproept, acht de rechtbank zijn verklaring in de kern betrouwbaar en
geloofwaardig, nu [getuige 1] gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de
gebeurtenissen in de nacht van 16 op 17 oktober 2014 en hij onder ede tijdens de zitting op
de rechtbank heeft gepersisteerd bij deze verklaring. De rechtbank acht ook niet
onaannemelijk dat [getuige 1] verdachte nog kende uit het verleden en hem af en toe ziet als
verdachte bij zijn oma komt. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij wel eens bij zijn
oma komt. Dat verdachte zegt [getuige 1] niet te kennen, doet daar niet aan af.
Bovendien komt de verklaring van [getuige 1] overeen met de verklaring van aangever
[slachtoffer] , waarbij de rechtbank uit die verklaringen afleidt dat getuige [getuige 1] de
Marokkaanse man is geweest die aangever vóór de overval uit de steeg zag komen.
[getuige 1] heeft verklaard [7] dat hij verdachte, die hij kent omdat verdachte vroeger bij hem
in de straat woonde en omdat de oma van verdachte nog steeds bij hem in de straat woont,
samen met 2 andere jongens op de avond van 16 oktober 2014 in de buurt van de
[adres] heeft gezien en dat hij verdachte later in dezelfde nacht van 16 op 17
oktober samen met twee jongens aan zag komen rennen over de [straat] , zijnde een
straat die vlakbij de [adres] ligt en daarmee parallel loopt.
Deze verklaring sluit aan bij de aangifte van [slachtoffer] over 3 daders en ook het tijdstip
waarop [getuige 1] verdachte aan zag komen rennen kan passen in de aangifte als zijnde een
tijdstip waarop de overval net daarvoor is gepleegd.
Dat [getuige 1] zelf bij de overval betrokken was, hetgeen door de raadsman en verdachte
wordt gesuggereerd, en dat hij de schuld van de overval in de schoenen van verdachte heeft
willen schuiven, acht de rechtbank, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet aannemelijk.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks17 oktober 2014 te Roosendaal tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 2
, althans één of meer,bankpas
(jes
)en
/ofeen
rijbewijs en
/of een/enigesleutel
(s
)en
/of een paarschoenen,
in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat hij,
verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)(in het donker gekleed en
/ofmet
bivakmuts
/gezichtsbedekking):
- die [slachtoffer] , terwijl deze zijn voordeur aan het openen was, van achteren
zijn
/isgenaderd, en
/of
-
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer]
hebben
/heeftgericht, en
/of
- die [slachtoffer] met dat
vuurwapen, althans datop een vuurwapen gelijkende
voorwerp op het hoofd hebben
/heeftgeslagen
/gestompt, en
/of
- die [slachtoffer] hebben
/heefttoegevoegd 'Maak de deur open en ga naar binnen'
en
/of'Ga op de grond liggen en doe je ogen dicht' en
/of'Waar is je geld'
en
/of'Het wapen is doorgeladen' en
/of'Ik maak je dood, waar is het geld,
ik wil schieten' en
/of'Wil je in je rechter of linker been geschoten
worden' en
/of'Ik ga je dood schieten' en
/of'Wat is de pincode van deze
pasjes', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
/of
- die [slachtoffer] hebben
/heeftvastgebonden, en
/of
- een knie in de nek
en/of oorhebben gezet bij die [slachtoffer] en
/ofdat
vuurwapen, althans datop een vuurwapen gelijkende voorwerp gedeeltelijk in
de mond van die [slachtoffer] hebben
/heeftgestopt, en
/of
- tegen verschillende plaatsen van het lichaam van die [slachtoffer] dat
vuurwapen, althans datop een vuurwapen gelijkende voorwerp, hebben
/heeft
geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft slechts gepleit voor vrijspraak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een woningoverval, zijnde een zeer ernstig strafbaar feit. Aangever [slachtoffer] is door verdachte en zijn mededaders, terwijl zij een bivakmuts op hadden, gedwongen zijn woning binnen te gaan, waarna de aangever, terwijl door de daders om geld werd gevraagd, is bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en is geslagen. Hij is ook ernstig bedreigd op een verbale manier, waarbij aannemelijk is dat aangever de dood in de ogen heeft gekeken, zoals ook uit de toelichting bij het voegingsformulier benadeelde partij blijkt. Zo heeft hij de loop van dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp in zijn mond gehad en is tegen hem gezegd dat hij dood geschoten zou worden.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Uit het voegingsformulier benadeelde partij d.d. 14-8-2015 blijkt dat verdachte tot op heden last heeft van concentratieproblemen op het werk en erg achterdochtig en angstig is. Hij durft niet meer alleen te zijn en is zijn gevoel van veiligheid kwijt geraakt. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, te proberen op deze manier snel aan geld te komen.
Op een dergelijk feit past naar het oordeel van de rechtbank niets anders dan een langdurige gevangenisstraf.
Daar komt nog bij dat verdachte in het verleden al vaker is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten en geweldsdelicten.
De rechtbank ziet geen aanleiding om - in voor verdachte positieve zin - af te wijken van het landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting van 5 jaar gevangenisstraf voor een overval op een woning waarbij meer dan licht geweld of lichte bedreiging is gebruikt.
Zij zal verdachte dan ook tot deze straf, met aftrek van voorarrest, veroordelen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7.819,85, bestaande uit een bedrag van € 1819,85 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 6.000,= ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 6.150,= een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 150,= ter zake van materiële schade en € 6.000,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 17 oktober 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In dit verband merkt de rechtbank op dat door de benadeelde partij in zijn aangifte of andere verklaringen bij de politie niet is gesproken over schade aan een broek, trui en twee i-Phones, zodat die schade als onvoldoende aannemelijk niet voor toewijzing vatbaar is. Weliswaar heeft de benadeelde partij in zijn tweede verklaring gesproken over diefstal van 2 paar nieuwe schoenen, maar nu hij geen facturen van die schoenen heeft overgelegd, acht de rechtbank slechts schade tot een bedrag van € 150,= aannemelijk gemaakt.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 20 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 25 augustus 2014 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, nu zij, gelet op de straf die verdachte thans wordt opgelegd, een tenuitvoerlegging van 20 uur taakstraf niet opportuun acht. De vordering tot tenuitvoer-legging wordt dan ook afgewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 02/111403-14 af;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 6.150,=,waarvan € 150,= ter zake van materiële schade en € 6.000,= ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de
verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 6.150,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 65 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Pick, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 september 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2014244163 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporings-ambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 81.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 042 van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het geschrift, te weten een medische verklaring, pagina 044 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 064 van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, pagina 076 van voornoemd eindproces-verbaal.
6.Het deskundigenverslag van het NFI van 14-01-2015, pagina’s 078 en 079 van voornoemd eind-proces-verbaal.
7.De verklaring van de getuige [getuige 1] , afgelegd op de zitting van 20 augustus 2015.