Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 september 2015 uitspraak gedaan over de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en Zorgverzekeringswet (Zvw) die aan de belanghebbende waren opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst had de geschatte inkomsten van de belanghebbende uit het knippen van henneptoppen vastgesteld op € 25.000. De rechtbank oordeelde echter dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat hij slechts € 7.200 had verdiend met deze activiteit, en dat hij geen ander inkomen had. De rechtbank concludeerde dat het onjuist was om de bewijslast om te keren, omdat het bedrag aan belasting dat de belanghebbende verschuldigd was, zo gering was dat dit niet leidde tot een significante onjuiste aangifte.
De rechtbank verklaarde de beroepen van de belanghebbende gegrond en verminderde de voorlopige aanslagen tot een belastbaar inkomen van € 7.200. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van € 980 en het terugbetalen van het griffierecht van € 45 aan de belanghebbende. De uitspraak is gedaan in het kader van een procedure die begon met een strafrechtelijk onderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband in de hennepteelt, waarbij de belanghebbende op 22 januari 2013 werd aangehouden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de voorlopige aanslagen niet in stand konden blijven.