Op 10 september 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker tegen kantonrechter mr. Eijssen. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een huurgeschil tussen verzoeker en [gemachtigde], waarbij verzoeker meende dat de kantonrechter niet onpartijdig was. Het verzoeker was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter had geweigerd om getuigen te horen die volgens verzoeker cruciaal waren voor zijn zaak. Verzoeker voerde aan dat hij ongelijk werd behandeld in vergelijking met de wederpartij, die alle ruimte kreeg om haar standpunten naar voren te brengen.
De procedure begon met een klaagschrift van verzoeker op 1 juli 2015, waarin hij zijn wrakingsverzoek indiende. De kantonrechter, mr. Eijssen, heeft tijdens de comparitie van partijen op 30 juni 2015 aangegeven dat zij nog moest beslissen over het bewijsaanbod van verzoeker om getuigen te horen. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 9 september 2015 heeft verzoeker zijn gronden verder toegelicht, maar de kantonrechter heeft betoogd dat zij verzoeker voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunten naar voren te brengen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen andere gronden voor zijn wrakingsverzoek had aangevoerd en dat het verzoek tot wraking derhalve moest worden afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en de behandeling van de onderliggende zaak met procedurenummer 39000851 CV EXPL 15-1189 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.