ECLI:NL:RBZWB:2015:6066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
301832 HA RK 15-121
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Poerink
  • A. van der Lende-Mulder Smit
  • J. Hopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in huurgeschil tussen verzoeker en gemachtigde

Op 10 september 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker tegen kantonrechter mr. Eijssen. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een huurgeschil tussen verzoeker en [gemachtigde], waarbij verzoeker meende dat de kantonrechter niet onpartijdig was. Het verzoeker was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter had geweigerd om getuigen te horen die volgens verzoeker cruciaal waren voor zijn zaak. Verzoeker voerde aan dat hij ongelijk werd behandeld in vergelijking met de wederpartij, die alle ruimte kreeg om haar standpunten naar voren te brengen.

De procedure begon met een klaagschrift van verzoeker op 1 juli 2015, waarin hij zijn wrakingsverzoek indiende. De kantonrechter, mr. Eijssen, heeft tijdens de comparitie van partijen op 30 juni 2015 aangegeven dat zij nog moest beslissen over het bewijsaanbod van verzoeker om getuigen te horen. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 9 september 2015 heeft verzoeker zijn gronden verder toegelicht, maar de kantonrechter heeft betoogd dat zij verzoeker voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunten naar voren te brengen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen andere gronden voor zijn wrakingsverzoek had aangevoerd en dat het verzoek tot wraking derhalve moest worden afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en de behandeling van de onderliggende zaak met procedurenummer 39000851 CV EXPL 15-1189 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: [woonplaats]
Procedurenummer: 301832 HA RK 15-121
Beslissing van 10 september 2015 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • een van verzoeker op 1 juli 2015 ingekomen klaagschrift, hetwelk dient te worden aangemerkt als een wrakingsverzoek, gericht tegen mr. [voorl.] Eijssen, kantonrechter bij deze rechtbank;
  • het procesdossier van de hierna te noemen zaak, waar onder het proces-verbaal van de daarin op 30 juni 2015 gehouden comparitie van partijen;
  • de op 4 augustus 2015 ingekomen schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. [voorl. adv.] Schmidt, advocaat te Roermond en gemachtigde van [gemachtigde] , eiseres in conventie en verweerster in reconventie in de hierna te noemen zaak, en
  • de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 9 september 2015, waarbij zijn verschenen verzoeker en mr. Eijssen, beiden voornoemd.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Eijssen, hierna te noemen de kantonrechter, belast met de behandeling van de zaak van [gemachtigde] tegen verzoeker met procedurenummer 39000851 CV EXPL 15-1189.
2.2.
De kantonrechter berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.De feiten en de gronden voor wraking

3.1.
De hiervoor genoemde procedure betreft een huurgeschil tussen [gemachtigde] en verzoeker, waarin zij over en weer (in conventie en in reconventie) betaling van een geldsom vorderen.
3.2.
In de zaak heeft op 30 juni 2015 ten overstaan van de kantonrechter een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen eiseres [gemachtigde] met haar gemachtigde mr. Schmidt, alsmede verzoeker. Na het horen van partijen heeft de kantonrechter de comparitie gesloten en heeft zij vonnis bepaald op 22 juli 2015. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
3.3.
In zijn wrakingsverzoek voert verzoeker aan dat de kantonrechter op de comparitie heeft meegedeeld, dat zij de door verzoeker opgegeven getuigen niet wil horen. Tussen [gemachtigde] en die getuigen, allen medehuurders van dezelfde woning, hebben zich volgens verzoeker de feiten waarop het geschil betrekking heeft, afgespeeld. Verzoeker stelt dat het horen van die getuigen voor de zaak onontbeerlijk is, omdat dit de enige manier is om zijn stellingen te bewijzen. Verzoeker meent dat hij door de weigering van de kantonrechter om de getuigen te horen, ongelijk wordt behandeld.
3.4.
Daarnaast voert verzoeker aan dat hij op de comparitiezitting moeite moest doen om zijn verhaal te mogen vertellen, terwijl de wederpartij daarvoor van de kantonrechter alle gelegenheid kreeg.
3.4.
Ter gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker de gronden voor wrakingsverzoek toegelicht.

4.Het standpunt van de kantonrechter

4.1.
De kantonrechter voert aan dat verzoeker, zoals in het proces-verbaal van de comparitiezitting is opgenomen, op de zitting heeft verklaard dat zij getuigen moet horen, waarop zij heeft meegedeeld, dat zij niets “moet” en dat zij daarover nog moet beslissen. In geen geval heeft zij het bewijsaanbod middels getuigen van klager afgewezen.
4.2.
Verder betoogt de kantonrechter dat zij verzoeker alle ruimte heeft gegeven om zijn standpunten naar voren te brengen, waarvan hij ook gebruik heeft gemaakt, hetgeen ook blijkt uit het proces-verbaal. Dit wordt nog eens bevestigd door de gemachtigde van partij [gemachtigde] , blijkens zijn ingekomen schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek. Ofschoon dit niet uit het proces-verbaal expliciet blijkt, heeft zij verzoeker, met instemming van [gemachtigde] , de gelegenheid gegeven zijn pleitnotitie voor te lezen en heeft zij daarnaast, voorafgaande aan het sluiten van de zitting, verzoeker gevraagd of hij verder nog iets wilde aanvoeren. Dit bleek niet het geval te zijn, aldus de kantonrechter.
4.3.
Van een onpartijdige opstelling dan wel van een daartoe gewekte schijn is volgens de kantonrechter op geen enkele wijze sprake geweest. Het wrakingsverzoek behoort dan ook in haar opvatting te worden afgewezen.

5.Het standpunt van [gemachtigde]

Blijkens de ingekomen schriftelijke reactie van de gemachtigde van [gemachtigde] is ook zij van mening dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen. Daartoe worden dezelfde standpunten als die van de kantonrechter aangevoerd.

6.De beoordeling en de gronden daarvoor

6.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid in de zin van artikel 36 Rv geldt als uitgangspunt, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
Van een dergelijke zwaarwegende aanwijzing is echter niet gebleken. Met zowel de kantonrechter als [gemachtigde] moet worden vastgesteld, dat de kantonrechter, anders dan verzoeker meent, zich nog niet heeft uitgelaten over het door hem gedaan bewijsaanbod om getuigen te horen. Blijkens het proces-verbaal van de comparitie, waarvan de inhoud door verzoeker niet wordt betwist, heeft de kantonrechter ten aanzien daarvan verklaard, dat zij daarover nog moet beslissen.
6.4.
Ook de door verzoeker aangevoerde wrakingsgrond dat hij, in tegenstelling tot [gemachtigde] , moeite moest doen om zijn verhaal te mogen vertellen, mist een deugdelijke feitelijke grondslag, dan wel is op zijn minst niet aannemelijk.
Uit het proces-verbaal van de gehouden comparitie kan anders niet worden afgeleid, dan dat de kantonrechter verzoeker evenals partij [gemachtigde] alle gelegenheid heeft gegeven voor het aanvoeren en toelichten van zijn standpunten. Verzoeker heeft ter gelegenheid van de behandeling van zijn wrakingsverzoek erkend, dat de kantonrechter hem bovendien nog in de gelegenheid heeft gesteld zijn pleitnotities voor te lezen, waarvan hij ook gebruik heeft gemaakt en dat zij hem eveneens bij het sluiten van de comparitie heeft gevraagd of hij nog verder iets wilde aan te voeren of toelichten.
6.5.
Nu verzoeker geen andere gronden aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, betekent dit dat zijn verzoek behoort te worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met procedurenummer 39000851 CV EXPL 15-1189 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van het wrakingsverzoek
Deze beschikking is gegeven op 10 september 2015 door mrs. Poerink, Van der Lende-Mulder Smit en Hopmans, in tegenwoordigheid van De Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
---