ECLI:NL:RBZWB:2015:6292
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Hopmans
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van betalingscapaciteit en objectieve voorzienbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 september 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, een heer die in Breda woont, had op 20 juli 2015 een verzoekschrift ingediend, waarin hij vroeg om de toepassing van de wettelijke schuldsanering. Tijdens de zitting op 16 september 2015 werd de verzoeker gehoord. Hij verklaarde dat hij één schuld had aan DSB Bank van € 37.343,02, ontstaan doordat hij in 2008 een lening had afgesloten voor een vriend die deze nooit had terugbetaald. De verzoeker gaf aan dat hij momenteel een fulltime dienstverband had en een netto inkomen van ongeveer € 1.300,- per maand, en dat hij een betalingsregeling had getroffen van € 100,- per maand voor zijn schuld.
De rechtbank beoordeelde het verzoek aan de hand van de criteria uit de Faillissementswet. Artikel 284, eerste lid, Fw stelt dat een schuldenaar kan verzoeken om de schuldsaneringsregeling indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet kan voortgaan met het betalen van zijn schulden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker zijn betalingsverplichtingen nakwam en geen nieuwe schulden maakte. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren dat de verzoeker in de toekomst niet zou kunnen blijven betalen. De enkele opmerking van de verzoeker dat het financieel krap was, was onvoldoende om aan te nemen dat hij niet in staat zou zijn om zijn schulden af te lossen.
Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen, omdat de verzoeker in staat was om zijn schuld aan DSB Bank af te lossen en er geen situatie was waarin hij in redelijkheid niet in staat kon worden geacht om door te gaan met het betalen van zijn schulden. De beslissing werd genomen door mr. Hopmans en is openbaar uitgesproken op 23 september 2015.