Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een woning in het kader van de erfbelasting. De belanghebbende, die geen bezwaar had gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de nagelaten woning, betwistte de waarde die door de inspecteur van de Belastingdienst was vastgesteld. De WOZ-waarde voor 2013 was vastgesteld op € 320.000, terwijl de woning uiteindelijk voor € 227.500 was verkocht. De inspecteur had de waarde voor de erfbelasting verlaagd tot € 306.000, maar de rechtbank oordeelde dat de WOZ-waarde van € 313.000, die voor 2014 was vastgesteld, in aanmerking moest worden genomen voor de erfbelasting. De rechtbank oordeelde dat de stelling van de belanghebbende dat de verkoopprijs als waarde moest worden genomen, niet kon worden gevolgd, omdat de wetgeving dit niet toestaat. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de waarde zoals vastgesteld door de inspecteur.