4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 1 januari 2015, omstreeks 13.51 uur kwam bij de 112- centrale te Driebergen een melding binnen van iemand die zei dat hij was neergestoken aan de [straat] te Tilburg.De politie ging ter plaatse. Op het trottoir werd een hevig bloedende man aangetroffen.De man kwam rond 14.25 uur in het ziekenhuis te Tilburg te overlijden.
In de kleding werd een portemonnee aangetroffen met een legitimatiebewijs van [slachtoffer] .Het lichaam werd geïdentificeerd door middel van het identiteitsbewijs dat de overledene bij zich had. Het bleek te gaan om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).
Volgens het sectierapport wordt het overlijden als gevolg van acuut opgetreden zuurstofgebrek en algehele weefselschade door massaal bloedverlies en door functieverlies van de rechterlong opgelopen door de steekverwonding, zonder meer verklaard.
Dezelfde dag kwam er een melding binnen bij de politie dat door beveiligingsmedewerkers een verwarde man was aangetroffen in een bedrijfspand in Vlijmen. De man werd door de politie bij zijn moeder afgezet.Die dag belde de moeder van verdachte naar de politie dat zij via de media had vernomen dat iemand doodgestoken was in de [straat] te Tilburg en dat haar zoon die dag in verwarde toestand bij haar was afgezet. Haar zoon woont in een studentenwoning aan de [straat] te Tilburg. De moeder van de man verklaarde dat het haar niet zou verbazen dat haar zoon er iets mee te maken zou hebben.Het bleek te gaan om verdachte.
Het pand waarin [slachtoffer] woonde werd doorzocht. De politie vond op de achterkamer op de bovenetage een mes op het bed. Het lemmet was besmeurd met bloed.De eigenaar van de woning heeft verklaard dat het pand is verdeeld in drie afzonderlijke wooneenheden en dat de kamer aan de achterzijde boven werd gehuurd door verdachte.
Bij verdachte is op 4 januari 2015 DNA afgenomen onder identiteitszegel RABD4929NL.Het mes is onderzocht op DNA sporen. Op het mes is een bloedspoor aangetroffen en veiliggesteld onder AAHN6194NL.Op het lemmet van het mes aan beide zijden zijn bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld onder AAHN6194NL#01 en AAHN6194#02. Het heft van het mes is bemonsterd en sporen zijn veiliggesteld onder AAHN6194NL#03. Bij [slachtoffer] van [slachtoffer] is DNA afgesplitst van het stoffelijk overschot onder AAHL2369NL. De sporen op het mes zijn vergeleken met het DNA profiel van [slachtoffer] van [slachtoffer] en van verdachte. Deze vergelijking leverde op dat het DNA op het lemmet van het mes matcht met het DNA profiel van [slachtoffer] . De kans dat deze vergelijking zou passen bij een willekeurig persoon is kleiner dan één op één miljard. Het DNA op het heft van het mes komt overeen met het DNA profiel van verdachte. De kans dat deze vergelijking zou passen bij een willekeurig persoon is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] heeft gedood door hem tweemaal met een mes te steken.
Tussenconclusie:
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht door hem in het bovenlichaam te steken, waarbij massaal bloedverlies plaatsvond en er functieverlies in de rechterlong plaatsvond.
Voorbedachte raad
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord (waarbij met voorbedachte raad is gehandeld) of aan doodslag.
Naar vaste jurisprudentie is er sprake van voorbedachte raad als een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
In 2012 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen, waarin met betrekking tot de vraag of er sprake is van voorbedachte raad, het volgende is overwogen: “Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotseling hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.”
In onderhavige zaak ziet de rechtbank zich geconfronteerd met het feit dat de voorbedachte raad feitelijk alleen zou kunnen worden afgeleid uit de verklaringen die verdachte zelf heeft afgelegd. Het is aan de rechtbank om de in het dossier opgenomen verklaringen te wegen en te waarderen. De rechtbank zal hetgeen verdachte in de politieverhoren en ter terechtzitting heeft verklaard over de gebeurtenissen op 1 januari 2015, bespreken in het licht van de zojuist aangehaalde jurisprudentie, waarbij telkens zal worden verwezen naar de betreffende paginanummers uit het eindproces-verbaal.
Verdachte heeft tijdens zijn vijfde verhoor op 15 januari 2015 (pagina’s 182, 184 en 185) verklaard dat hij wil bekennen dat hij [slachtoffer] heeft gestoken, dat hij cocaïne had gebruikt en dat het niet gepland was. Het ging om een impuls. [slachtoffer] deed de deur open en verdachte heeft hem gelijk in zijn borst gestoken.
Op de vraag van de politie waarom hij een mes pakte, heeft verdachte verklaard dat hij niet wist waarom hij het mes had gepakt en dat hij niet weet waarom hij hem gestoken heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij meteen stak toen [slachtoffer] de deur opendeed.
Verdachte heeft tijdens zijn zesde verhoor op 23 januari 2015 (pagina’s 196, 198 en 199) verklaard dat hij zich agressief voelde nadat hij coke had gebruikt, dat hij gelijk helemaal pumped up was, ook wel agressief, dat hij is opgestaan, naar de keukenla is gelopen, een mes heeft gepakt en naar beneden is gelopen. Hij weet niet waarom hij naar de benedenbuurman ging. Verdachte heeft geklopt op de deur en toen [slachtoffer] deze opendeed, heeft hij meteen gestoken. Verdachte heeft ook verklaard dat zijn computer het niet deed en dat dat zijn woede verergerde.
Verdachte heeft tijdens zijn zevende verhoor op 28 januari 2015 verklaard dat hij [slachtoffer] had gestoken. Op pagina 211 heeft hij verklaard dat hij frustraties had omdat de computer het niet deed, maar dat dat niet de reden is geweest waarom hij hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) heeft gestoken. Hij heeft ook verklaard dat hij geen haat tegen [slachtoffer] had. Op pagina 212 heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] heeft vermoord om haat. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem verveelde door de router expres uit te zetten en dat hij hem daarom vermoord heeft. Op pagina 213 heeft verdachte verklaard dat hij na het cocaïnegebruik had besloten om [slachtoffer] te vermoorden. Op pagina 214 heeft verdachte verklaard dat hij coke heeft gebruikt nadat zijn pc het niet deed en dat hij het leven niet meer zag zitten. Verdachte heeft op pagina 215 verklaard dat hij wel haat tegen [slachtoffer] had en dat hij eerder had zitten liegen.
Tijdens zijn achtste verhoor op 5 februari 2015 op pagina 222 heeft verdachte verklaard dat hij eerst een joint heeft gedraaid, dat zijn pc niet aanging, hij vervolgens cocaïne heeft gebruikt, gek werd, gelijk is opgestaan, een mes heeft gepakt, naar beneden is gelopen, heeft aangeklopt en toen de deur open ging [slachtoffer] heeft gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf na het cocaïnegebruik niet meer kon controleren en dat hij overal het schijt aan had. Hij werd agressief, is in één keer opgestaan en heeft het feit gepleegd. Op pagina 224 heeft verdachte verklaard dat hij niet weet waarom hij juist [slachtoffer] heeft aangevallen en dat hij hem niet diep haatte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich de dag voorafgaand aan de gebeurtenissen al niet goed voelde, dat hij toen een wurgpoging deed bij een vriend en niet weet waarom hij dat deed. Hij heeft verder verklaard dat het doodsteken van [slachtoffer] in een opwelling is gebeurd en dat hij [slachtoffer] niet haatte. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet waarom hij het mes heeft gepakt.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in ieder geval niet wisselend heeft verklaard over de volgorde van handelen, namelijk dat hij een joint had gerookt, dat zijn pc niet aanging, hij vervolgens cocaïne heeft gebruikt, het mes heeft gepakt en heeft gestoken meteen toen [slachtoffer] de deur opende. Deze volgorde wordt derhalve door de rechtbank als vaststaand beschouwd.
Uit het zevende verhoor zou afgeleid kunnen worden dat er bij verdachte sprake is geweest van voorbedachte raad nu verdachte tijdens dat verhoor verklaard heeft dat hij [slachtoffer] heeft gedood omdat hij haat voelde en dat hij na het coke-gebruik heeft besloten om [slachtoffer] te vermoorden. Echter, eerder tijdens ditzelfde verhoor heeft hij verklaard dat hij géén haat voelde jegens [slachtoffer] . Door de verdediging is betoogd dat verdachte in de periode van dit verhoor in de isoleercel zat en dat hij onder die omstandigheden emotioneel labiel was en van het verhoren af wilde zijn. De verdediging heeft in dat kader genoemd het bevestigende antwoord van verdachte op de vraag van de verbalisanten op pagina 215 in het dossier dat hij van de verhoren af wilde zijn. De rechtbank is van oordeel dat niet uitgesloten kan worden dat de omstandigheden van de isoleercel in die periode van invloed zijn geweest op de inhoud van zijn verklaringen.
Verdachte heeft bovendien op veel meer momenten verklaringen afgelegd die de voorbedachte raad juist tegenspreken. In meerdere verklaringen zegt hij dat hij niet wist wat hij deed en dat hij zichzelf niet meer onder controle had na het cocaïnegebruik. Ook heeft hij steeds verklaard dat hij meteen toen [slachtoffer] de deur opende, heeft gestoken. Dit alles duidt veeleer op een uitvoering in plotseling hevige drift dan op voorbedachte raad.
Alles overwegende zijn er naar het oordeel van de rechtbank teveel contra-indicaties in de verklaringen van verdachte om wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde moord. De doodslag acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.