In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar en bewoner van de woning aan de Burgemeester van Poppelstraat 22 te Gilze, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Gilze en Rijen om zijn woning voor de duur van drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van zes hennepplanten in een kas in de achtertuin van de woning. De burgemeester gedoogde de aanwezigheid van vijf hennepplanten, omdat dit aantal werd verondersteld voor eigen gebruik te zijn. De voorzieningenrechter heeft ter zitting vastgesteld dat verzoeker betoogde dat de aanwezigheid van één plant meer dan het gedoogde aantal niet automatisch betekent dat er sprake is van handel. Hij voerde aan dat er geen bewijs was van daadwerkelijke handel in softdrugs en dat de sluiting van de woning een disproportionele maatregel zou zijn, vooral gezien de gezinssituatie van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel er zes hennepplanten zijn aangetroffen, niet is gebleken van een handelsvoorraad van meer dan 30 gram softdrugs, zoals vereist volgens het Damoclesbeleid van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester mogelijk niet bevoegd was om tot sluiting over te gaan, gezien de onduidelijkheden rondom de handel en de gezinssituatie van verzoeker. Daarom heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst en verweerder opgedragen het griffierecht van € 167,-- aan verzoeker te vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 980,--. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.