ECLI:NL:RBZWB:2015:6830

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
23 oktober 2015
Zaaknummer
02/800057-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • K. Kok
  • J. Janssen
  • M. Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met geweld in Tilburg

Op 23 oktober 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak met geweld. De zaak vond plaats in Tilburg op 26 januari 2015, waar de verdachte samen met een medeverdachte een woning binnendrong en een iPhone van de aangever heeft gestolen. Tijdens de inbraak werd de aangever, die in zijn woning sliep, door de verdachten bedreigd en fysiek aangevallen. De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2015 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was en dat er sprake was van een vormverzuim omdat de verdachte niet de cautie was gegeven. De rechtbank vond de verklaringen van de aangever en de aangetroffen sporen overtuigend genoeg om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de inbraak en het gebruik van geweld. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 950,45 vorderde. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, waardoor de verdachte ook een jeugddetentie van 6 maanden opgelegd kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 800057-15 en 800489-13 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te Tilburg,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te [verblijfplaats] ,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 oktober 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Verheijen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [straat] , heeft weggenomen een I phone (merk Apple, type 4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die I phone onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of tegen de borstkas, althans het lichaam heeft/hebben getrapt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is gevallen;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte, de processen-verbaal van bevindingen en het schoenspoor onderzoek.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat er op straat een verhoorsituatie is ontstaan, waarbij verdachte de cautie niet is gegeven. Het uit dit verhoor verkregen bewijs dient dan ook te worden uitgesloten van het bewijs. Daarnaast is er geen fotoconfrontatie geweest, zijn er geen camerabeelden en er is geen DNA of dactyloscopisch bewijs aangetroffen. Verdachte voldoet evenmin aan het signalement wat gegeven wordt, nu hij kleiner is dan omschreven, duidelijk geen Marokkaans uiterlijk heeft en de kleding niet klopt met de omschrijving die gegeven wordt. De iPhone is pas veel later, en op 5 meter afstand, van de plaats delict gevonden. De contact- en zendmast gegevens van de telefoon van verdachte en medeverdachte zeggen niets over de exacte plaatsen waar zij zijn geweest. Ten slotte vallen de conclusies, getrokken in het schoenspooronderzoek, in de laagst mogelijke positieve categorie. Hieraan dient slechts een (zeer) beperkte bewijswaarde te worden toegekend. Al met al is de verdediging van mening dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om het feit bewezen te kunnen verklaren. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 26 januari 2015 lag aangever [slachtoffer] te slapen in zijn woning aan de [straat] te Tilburg. Hij zag dat het licht in de gang aanging en stapte zijn bed uit. In de badkamer zag hij een man staan. Deze man was 1.80m, ongeveer 20 jaar oud, Marokkaans uiterlijk, korte donkere jas en een donkere broek. De man begon te schreeuwen, duwde aangever aan de kant en rende richting de voordeur. In de berging zag hij een tweede man, net iets kleiner dan de eerste, ongeveer 20 jaar oud, Marokkaans uiterlijk, donkere jas en een donkere broek. Ook deze man rende weg, maar draaide zich vlak bij de voordeur om en trapte aangever tegen zijn borstkas. Dit deed zeer en aangever is hierdoor gevallen, waarbij hij schaafwonden opliep. De daders hebben het cilinderslot uit de voordeur verwijderd en hebben een zwarte Apple Iphone 4 weggenomen. [1] Aangever verklaarde later met zijn beschrijving van het uiterlijk van de daders te hebben bedoeld dat het ging om licht bruin getinte mannen. Hij herinnerde zich daarnaast nog dat de man die hem een trap gaf een geblokt profiel aan de onderkant van zijn schoen had, wit/grijs van kleur. [2] De huisarts van aangever verklaarde dat aangever schaafwonden op zijn linker bovenarm en een hematoom op zijn rug had. Daarnaast was er sprake van niet zichtbaar letsel in de vorm van een contusie tussen rib musculatuur, contusie van rugmusculatuur en slaapproblemen door herbelevingen. [3]
Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] zijn die nacht belast met de noodhulpdienst en hoorden van de inbraak via de meldkamer. Omstreeks 5:12 uur reden zij vlak voor de kruising van de Moerse Dreef en het Brummenpad te Tilburg. Zij zagen daar twee personen lopen, die zij hebben aangeroepen. [4] Verbalisant [naam verbalisant 2] sprak verdachte aan en omschrijft hem als licht getint, 1.70-1.75m groot en ongeveer 20 jaar oud, donkerblauwe jas, lichte broek en zwarte sportschoenen met witte zool. [5]
Hemelsbreed was de woning waar de inbraak gepleegd was ongeveer 1500 meter van het Brummenpad en Poseidonpad verwijderd. [6] Op 5 meter van waar verdachte en zijn medeverdachte zijn aangehouden, wordt een iPhone in het gras gevonden. [7] Dit blijkt de iPhone van aangever te zijn. [8]
De woning van aangever is onderzocht op sporen. Daarbij zijn een aantal afdrukken van schoensporen veiliggesteld, te weten:
1 [9] : AAIJ8412NL  op trede 9 trap / hal 1e verdieping woning
2: AAIJ8415NL  op tegelvloer woonkamer voor wandkast
3: AAIJ8411NL  op trede 10 van trap hal/1e verdieping woning
4: AAIJ8418NL  op tegelvloer hal voor meterkast
5: AAIJ8416NL  op tegelvloer hal voor meterkast
6: AAIJ8419NL  op tegelvloer hal nabij meterkast
7: AAIJ8417NL  op tegelvloer hal nabij/voor meterkast [10]
Van de schoenen die verdachte en medeverdachte droegen ten tijde van de aanhouding zijn eveneens afdrukken gemaakt, te weten:
8: AAHN6636NL, zwarte Nike schoenen, afkomstig van [verdachte] [11]
9: AAHN6637NL, rode Adidas schoenen, afkomstig van [medeverdachte] [12]
Het Team Forensische Opsporing heeft de sporen 1 tot en met 7 vergeleken met de afdrukken van de schoenen van verdachten, waarbij is vastgesteld dat:
- spoor 1
waarschijnlijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 8
- spoor 2
mogelijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 8 [13]
- spoor 3 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de linkerschoen van spoor 8 [14]
- spoor 4
mogelijk isveroorzaakt door de linkerschoen van spoor 9
- spoor 5 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de linkerschoen van spoor 9 [15]
- spoor 6
mogelijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 9
- spoor 7 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de rechterschoen van spoor 9 [16]
Vormverzuim?
De verdediging heeft gesteld dat er sprake is van een vormverzuim, nu verdachte op straat is aangesproken, en er dusdanige vragen zijn gesteld dat dit dient te worden gezien als een verhoorsituatie. Nu verdachte de cautie niet is gegeven, dient de verklaring die verdachte op straat heeft afgelegd buiten het bewijs gehouden worden. Hoewel de rechtbank deze verklaring van verdachte niet voor het bewijs heeft gebezigd, wijst de rechtbank op het volgende. In het proces-verbaal dat ziet op het aanspreken van verdachte, staat het volgende vermeld:
“Op enig moment riep ik verbalisant [naam verbalisant 2] naar de man op een harde en verstaanbare wijze “Politie stoppen”. (…) Ik verbalisant [naam verbalisant 2] zag dat [verdachte] bleef staan. (…) Ik verbalisant [naam verbalisant 2] deelde aan [verdachte] mede, dat hij niet tot het antwoorden verplicht was en vroeg aan hem wat hij aan het doen was. Ik verbalisant [naam verbalisant 2] hoorde [verdachte] zeggen “ik kon niet slapen, ik ben gaan wandelen, ik heb een jointje gerookt omdat ik thuis van mijn ouders niet mag roken, nu ga ik naar huis” of woorden van gelijke strekking.”
In het proces-verbaal dat ziet op de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] is gelijkluidend geverbaliseerd. Buiten het feit dat gediscussieerd kan worden over de vraag of het verplicht is de cautie te geven voor het vragen naar het waarom van iemands aanwezigheid op een bepaalde plek op een bepaald tijdstip, of over de bewijswaarde van de door verdachte gegeven verklaring, is de stelling van de raadsman dat de cautie niet gegeven zou zijn aantoonbaar onjuist. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim.
De rechtbank overweegt dat het eerst door aangever gegeven signalement weliswaar een verkeerde etnische afkomst bevatte, maar dat zijn aanvullende verklaring hieromtrent, in combinatie met de omschrijving van de kleding, voldoende duidelijk is. Deze omschrijving, maar ook het tijdstip en de plaats van aantreffen van verdachte en medeverdachte en het aantreffen van de iPhone van aangever op 5 meter van deze plaats, draagt in belangrijke mate bij aan het bewijs. Daarnaast zijn de afdrukken van de schoenen van beide verdachten in de woning van aangever aangetroffen. De rechtbank realiseert zich dat de matches zich in de lagere regionen van de bevestigende uitspraken bevinden en dat hiermee doorgaans met enige voorzichtigheid mee om moet worden gegaan. Echter, in dit geval zijn er meerdere afdrukken van beide verdachten in de woning gevonden, waarbij aangever zich zelfs nog weet te herinneren dat de schoenzool van een van de schoenen een geblokt profiel had en licht van kleur was. Dat is het geval bij de schoen van verdachte. Al deze omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang beziend, maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte dit feit, samen met zijn medeverdachte, heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks26 januari 2015 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [straat] , heeft weggenomen een I phone (merk Apple, type 4),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die I phone onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimmingen
/ofwelke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofzijn mededader
(s)hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,die [slachtoffer] tegen het lichaam
heeft/hebben geduwd en
/oftegen de borstkas,
althans het lichaam heeft/hebben getrapt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is gevallen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte geen straf toekomt, gelet op het gevoerde verweer tot vrijspraak.
Subsidiair stelt de verdediging dat, indien het feit bewezen wordt verklaard, het een inbraak betreft en geen woningoverval. De ernst dient dan ook niet te worden overdreven, zeker nu het letsel bij aangever beperkt is gebleven. Verdachte is nog erg jong en heeft geen uitgebreid strafblad. Hij gaat naar school en heeft een baan, waardoor gevangenisstraf niet passend zou zijn. Daarnaast dient er, voor zover er geen bewijsuitsluiting is gevolgd, rekening te worden gehouden met het vormverzuim ten aanzien van de verhoorsituatie op straat. De straf dient hoe dan ook ernstig gematigd te worden, zodat verdachte snel weer naar school en aan het werk kan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak in vereniging, waarbij geweld is gebruikt. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Niet alleen heeft aangever een aantal lichte verwondingen opgelopen, maar blijkens zijn schriftelijke slachtofferverklaring hebben hij en zijn vrouw nog regelmatig last van hetgeen hen is overkomen. Zij zijn angstig en voelen zich minder prettig in hun eigen, zelf gebouwde woning. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij, alvorens te vluchten, zich heeft omgedraaid en aangever tegen de borstkas heeft getrapt, dit in een situatie waarin hij ook gewoon had kunnen vluchten.
De rechtbank is van oordeel dat voor een feit als het onderhavige in principe slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Een reden om hiervan af te wijken zou kunnen liggen in zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van verdachte. Om inzicht te kunnen krijgen in deze omstandigheden, zijn een psycholoog, een psychiater en de Reclassering Nederland verzocht een rapport over verdachte uit te brengen. Verdachte heeft echter geweigerd om mee te werken aan deze onderzoeken. Van omstandigheden die tot een andere strafmodaliteit, dan wel matiging van de strafmaat zouden moeten leiden, is dan ook niet gebleken. De omstandigheid dat het een jeugdige verdachte betreft die een baantje heeft en graag naar school zou gaan, is niet zodanig bijzonder dat dit het afwijken van de strafmaat noodzakelijk maakt. De rechtbank ziet dan ook geen redenen om op een voor verdachte positieve wijze van de straf af te wijken – temeer niet nu verdachte eerder al voor een soortgelijk feit is veroordeeld – en zal hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gelet hierop, maar ook op de oriëntatiepunten die voor soortgelijke feiten gelden, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 950,45, waarvan
€ 750,- ten aanzien van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 januari 2015 tot aan de datum der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

Voor zover noodzakelijk, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van jeugddetentie voor de duur van 6 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 januari 2014 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Nu verdachte inmiddels de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, zal de jeugddetentie, conform artikel 77dd, derde lid, Wetboek van Strafrecht, als gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 77dd, 77ee, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld door twee verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast, voor zover mogelijk, de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten zijn schoenen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 28 januari 2014 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 800489-13
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
6 maanden jeugddetentie, welke zullen worden opgelegd als 6 maanden gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 950,45, waarvan € 750,- ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 950,45 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 19 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kok, voorzitter, mr. Janssen en mr. Schild, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 oktober 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL204M 2015022175 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 186.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever, pag. 68-69
3.Geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring, pag. 82
4.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 84
5.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 96-97
6.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 98
7.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 105
8.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 113
9.De nummering van de sporen is afkomstig van het vergelijkend schoensporenonderzoek, pag. 135
10.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 159 en 160
11.In beslag genomen onder verdachte [verdachte] , kennisgeving inbeslagneming, ongenummerd in dossier
12.In beslag genomen onder verdachte [medeverdachte] , kennisgeving inbeslagneming, ongenummerd in dossier.
13.Proces-verbaal van het FTO, pag. 137
14.Proces-verbaal van het FTO, pag. 138
15.Proces-verbaal van het FTO, pag. 139
16.Proces-verbaal van het FTO, pag. 140