4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 26 januari 2015 lag aangever [slachtoffer] te slapen in zijn woning aan de [straat] te Tilburg. Hij zag dat het licht in de gang aanging en stapte zijn bed uit. In de badkamer zag hij een man staan. Deze man was 1.80m, ongeveer 20 jaar oud, Marokkaans uiterlijk, korte donkere jas en een donkere broek. De man begon te schreeuwen, duwde aangever aan de kant en rende richting de voordeur. In de berging zag hij een tweede man, net iets kleiner dan de eerste, ongeveer 20 jaar oud, Marokkaans uiterlijk, donkere jas en een donkere broek. Ook deze man rende weg, maar draaide zich vlak bij de voordeur om en trapte aangever tegen zijn borstkas. Dit deed zeer en aangever is hierdoor gevallen, waarbij hij schaafwonden opliep. De daders hebben het cilinderslot uit de voordeur verwijderd en hebben een zwarte Apple Iphone 4 weggenomen.Aangever verklaarde later met zijn beschrijving van het uiterlijk van de daders te hebben bedoeld dat het ging om licht bruin getinte mannen. Hij herinnerde zich daarnaast nog dat de man die hem een trap gaf een geblokt profiel aan de onderkant van zijn schoen had, wit/grijs van kleur.De huisarts van aangever verklaarde dat aangever schaafwonden op zijn linker bovenarm en een hematoom op zijn rug had. Daarnaast was er sprake van niet zichtbaar letsel in de vorm van een contusie tussen rib musculatuur, contusie van rugmusculatuur en slaapproblemen door herbelevingen.
Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] zijn die nacht belast met de noodhulpdienst en hoorden van de inbraak via de meldkamer. Omstreeks 5:12 uur reden zij vlak voor de kruising van de Moerse Dreef en het Brummenpad te Tilburg. Zij zagen daar twee personen lopen, die zij hebben aangeroepen.Verbalisant [naam verbalisant 1] sprak verdachte aan, en omschrijft hem onder andere als licht getint, zwart haar, rond de 20 jaar en een zwarte jas met bruin leer er op.
Hemelsbreed was de woning waar de inbraak gepleegd was ongeveer 1500 meter van het Brummenpad en Poseidonpad verwijderd.Op 5 meter van waar verdachte en zijn medeverdachte zijn aangehouden, wordt een iPhone in het gras gevonden.Dit blijkt de iPhone van aangever te zijn.
De woning van aangever is onderzocht op sporen. Daarbij zijn een aantal afdrukken van schoensporen veiliggesteld, te weten:
1: AAIJ8412NL op trede 9 trap / hal 1e verdieping woning
2: AAIJ8415NL op tegelvloer woonkamer voor wandkast
3: AAIJ8411NL op trede 10 van trap hal/1e verdieping woning
4: AAIJ8418NL op tegelvloer hal voor meterkast
5: AAIJ8416NL op tegelvloer hal voor meterkast
6: AAIJ8419NL op tegelvloer hal nabij meterkast
7: AAIJ8417NL op tegelvloer hal nabij/voor meterkast
Van de schoenen die verdachte en medeverdachte droegen ten tijde van de aanhouding zijn eveneens afdrukken gemaakt, te weten:
8: AAHN6636NL, zwarte Nike schoenen, afkomstig van [medeverdachte]
9: AAHN6637NL, rode Adidas schoenen, afkomstig van [verdachte]
Het Team Forensische Opsporing heeft de sporen 1 tot en met 7 vergeleken met de afdrukken van de schoenen van verdachten, waarbij is vastgesteld dat:
- spoor 1
waarschijnlijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 8
- spoor 2
mogelijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 8
- spoor 3 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de linkerschoen van spoor 8
- spoor 4
mogelijk isveroorzaakt door de linkerschoen van spoor 9
- spoor 5 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de linkerschoen van spoor 9
- spoor 6
mogelijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 9
- spoor 7 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de rechterschoen van spoor 9
Vormverzuim?
De verdediging heeft gesteld dat er sprake is van een vormverzuim, nu verdachte op straat is aangesproken, en er dusdanige vragen zijn gesteld dat dit dient te worden gezien als een verhoorsituatie. Nu verdachte de cautie niet is gegeven, dient de verklaring die verdachte op straat heeft afgelegd buiten het bewijs gehouden te worden. Hoewel de rechtbank deze verklaring van verdachte niet voor het bewijs heeft gebezigd, wijst de rechtbank op het volgende. In het proces-verbaal dat ziet op het aanspreken van verdachte, staat het volgende vermeld:
“Ik verbalisant [naam verbalisant 1] riep op een duidelijke en verstaanbare wijze naar [verdachte] “stop politie” (…) Ik verbalisant [naam verbalisant 1] deelde aan [verdachte] mede dat hij niet tot het antwoorden verplicht was, en vroeg waarom hij zo laat op straat was.”
In het proces-verbaal dat ziet op de aanhouding van medeverdachte [verdachte] is gelijkluidend geverbaliseerd. Buiten het feit dat gediscussieerd kan worden over de vraag of het verplicht is de cautie te geven voor het vragen naar het waarom van iemands aanwezigheid op een bepaalde plek op een bepaald tijdstip, of over de bewijswaarde van de door verdachte gegeven verklaring, is de stelling van de raadsman dat de cautie niet gegeven zou zijn aantoonbaar onjuist. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim.
De rechtbank overweegt dat het eerst door aangever gegeven signalement weliswaar een verkeerde etnische afkomst bevatte, maar dat zijn aanvullende verklaring hieromtrent, in combinatie met de omschrijving van de kleding, voldoende duidelijk is. Deze omschrijving, maar ook het tijdstip en de plaats van aantreffen van verdachte en medeverdachte en het aantreffen van de iPhone van aangever op 5 meter van deze plaats, draagt in belangrijke mate bij aan het bewijs. Daarnaast zijn de afdrukken van de schoenen van beide verdachten in de woning van aangever aangetroffen. De rechtbank realiseert zich dat de matches zich in de lagere regionen van de bevestigende uitspraken bevinden en dat hiermee doorgaans met enige voorzichtigheid mee om moet worden gegaan. Echter, in dit geval zijn er meerdere afdrukken van beide verdachten in de woning gevonden, waarbij aangever zich zelfs nog weet te herinneren dat de schoenzool van een van de schoenen een geblokt profiel had en licht van kleur was. Dat is het geval bij de schoen van medeverdachte [medeverdachte] . Al deze omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang beziend, maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte dit feit, samen met zijn medeverdachte, heeft gepleegd.