ECLI:NL:RBZWB:2015:6831

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
23 oktober 2015
Zaaknummer
02/800060-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • K. Kok
  • J. Janssen
  • M. Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met geweld in vereniging te Tilburg

Op 23 oktober 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak met geweld. De zaak betreft een inbraak die plaatsvond op 26 januari 2015 in Tilburg, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een woning binnendrong en een iPhone van de eigenaar, [slachtoffer], heeft gestolen. Tijdens de inbraak werd geweld gebruikt tegen de eigenaar, die door de verdachten werd geduwd en getrapt, wat resulteerde in verwondingen. De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2015 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging betwistte de bewijsvoering en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, onder andere omdat er geen camerabeelden of DNA-bewijs waren en de verdachte niet voldeed aan het signalement.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangifte van de eigenaar, de processen-verbaal van bevindingen, en het schoenspooronderzoek. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak en dat zij geweld hebben gebruikt om de diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uren opgelegd en werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partij, [slachtoffer], die een schadevergoeding van € 950,45 vorderde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, aangezien de schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 800060-15 en 029411-14 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [woonplaats] aan de [adres] ,
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 oktober 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Verheijen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2015 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [straat] , heeft weggenomen een I phone (merk Apple, type 4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die I phone onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of tegen de borstkas, althans het lichaam heeft/hebben getrapt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is gevallen;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte, de processen-verbaal van bevindingen en het schoenspoor onderzoek.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Allereerst wijst de raadsman op het feit dat er op straat een verhoorsituatie is ontstaan, waarbij verdachte de cautie niet is gegeven. Het uit dit verhoor verkregen bewijs dient dan ook te worden uitgesloten van het bewijs. Daarnaast zijn er geen camerabeelden en er is geen DNA of dactyloscopisch bewijs aangetroffen. Verdachte voldoet evenmin aan het signalement wat gegeven wordt, nu zijn lengte anders is dan omschreven, hij duidelijk geen Marokkaans uiterlijk heeft en de kleding niet klopt met de omschrijving die gegeven wordt. De iPhone is pas veel later, en op 5 meter afstand, van de plaats delict gevonden, waardoor er meerdere scenario’s mogelijk zijn hoe deze telefoon daar is gekomen. Verdachte ontkent iets met de inbraak te maken te hebben, was op weg naar huis, en bevond zich op een logische route naar zijn huis. Verdachte had geen inbrekerswerktuig bij zich en de resultaten van vergelijking van de schoensporen die zijn aangetroffen in de woning van aangever vallen in de laagst mogelijke categorie van bevestigende antwoorden. Deze resultaten hebben slechts een marginale bewijskracht, als deze er al is. Al met al is de verdediging van mening dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om het feit bewezen te kunnen verklaren. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 26 januari 2015 lag aangever [slachtoffer] te slapen in zijn woning aan de [straat] te Tilburg. Hij zag dat het licht in de gang aanging en stapte zijn bed uit. In de badkamer zag hij een man staan. Deze man was 1.80m, ongeveer 20 jaar oud, Marokkaans uiterlijk, korte donkere jas en een donkere broek. De man begon te schreeuwen, duwde aangever aan de kant en rende richting de voordeur. In de berging zag hij een tweede man, net iets kleiner dan de eerste, ongeveer 20 jaar oud, Marokkaans uiterlijk, donkere jas en een donkere broek. Ook deze man rende weg, maar draaide zich vlak bij de voordeur om en trapte aangever tegen zijn borstkas. Dit deed zeer en aangever is hierdoor gevallen, waarbij hij schaafwonden opliep. De daders hebben het cilinderslot uit de voordeur verwijderd en hebben een zwarte Apple Iphone 4 weggenomen. [1] Aangever verklaarde later met zijn beschrijving van het uiterlijk van de daders te hebben bedoeld dat het ging om licht bruin getinte mannen. Hij herinnerde zich daarnaast nog dat de man die hem een trap gaf een geblokt profiel aan de onderkant van zijn schoen had, wit/grijs van kleur. [2] De huisarts van aangever verklaarde dat aangever schaafwonden op zijn linker bovenarm en een hematoom op zijn rug had. Daarnaast was er sprake van niet zichtbaar letsel in de vorm van een contusie tussen rib musculatuur, contusie van rugmusculatuur en slaapproblemen door herbelevingen. [3]
Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] zijn die nacht belast met de noodhulpdienst en hoorden van de inbraak via de meldkamer. Omstreeks 5:12 uur reden zij vlak voor de kruising van de Moerse Dreef en het Brummenpad te Tilburg. Zij zagen daar twee personen lopen, die zij hebben aangeroepen. [4] Verbalisant [naam verbalisant 1] sprak verdachte aan, en omschrijft hem onder andere als licht getint, zwart haar, rond de 20 jaar en een zwarte jas met bruin leer er op. [5]
Hemelsbreed was de woning waar de inbraak gepleegd was ongeveer 1500 meter van het Brummenpad en Poseidonpad verwijderd. [6] Op 5 meter van waar verdachte en zijn medeverdachte zijn aangehouden, wordt een iPhone in het gras gevonden. [7] Dit blijkt de iPhone van aangever te zijn. [8]
De woning van aangever is onderzocht op sporen. Daarbij zijn een aantal afdrukken van schoensporen veiliggesteld, te weten:
1 [9] : AAIJ8412NL  op trede 9 trap / hal 1e verdieping woning
2: AAIJ8415NL  op tegelvloer woonkamer voor wandkast
3: AAIJ8411NL  op trede 10 van trap hal/1e verdieping woning
4: AAIJ8418NL  op tegelvloer hal voor meterkast
5: AAIJ8416NL  op tegelvloer hal voor meterkast
6: AAIJ8419NL  op tegelvloer hal nabij meterkast
7: AAIJ8417NL  op tegelvloer hal nabij/voor meterkast [10]
Van de schoenen die verdachte en medeverdachte droegen ten tijde van de aanhouding zijn eveneens afdrukken gemaakt, te weten:
8: AAHN6636NL, zwarte Nike schoenen, afkomstig van [medeverdachte] [11]
9: AAHN6637NL, rode Adidas schoenen, afkomstig van [verdachte] [12]
Het Team Forensische Opsporing heeft de sporen 1 tot en met 7 vergeleken met de afdrukken van de schoenen van verdachten, waarbij is vastgesteld dat:
- spoor 1
waarschijnlijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 8
- spoor 2
mogelijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 8 [13]
- spoor 3 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de linkerschoen van spoor 8 [14]
- spoor 4
mogelijk isveroorzaakt door de linkerschoen van spoor 9
- spoor 5 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de linkerschoen van spoor 9 [15]
- spoor 6
mogelijkis veroorzaakt door de rechterschoen van spoor 9
- spoor 7 veroorzaakt is door een soortgelijke schoen als de rechterschoen van spoor 9 [16]
Vormverzuim?
De verdediging heeft gesteld dat er sprake is van een vormverzuim, nu verdachte op straat is aangesproken, en er dusdanige vragen zijn gesteld dat dit dient te worden gezien als een verhoorsituatie. Nu verdachte de cautie niet is gegeven, dient de verklaring die verdachte op straat heeft afgelegd buiten het bewijs gehouden te worden. Hoewel de rechtbank deze verklaring van verdachte niet voor het bewijs heeft gebezigd, wijst de rechtbank op het volgende. In het proces-verbaal dat ziet op het aanspreken van verdachte, staat het volgende vermeld:
“Ik verbalisant [naam verbalisant 1] riep op een duidelijke en verstaanbare wijze naar [verdachte] “stop politie” (…) Ik verbalisant [naam verbalisant 1] deelde aan [verdachte] mede dat hij niet tot het antwoorden verplicht was, en vroeg waarom hij zo laat op straat was.”
In het proces-verbaal dat ziet op de aanhouding van medeverdachte [verdachte] is gelijkluidend geverbaliseerd. Buiten het feit dat gediscussieerd kan worden over de vraag of het verplicht is de cautie te geven voor het vragen naar het waarom van iemands aanwezigheid op een bepaalde plek op een bepaald tijdstip, of over de bewijswaarde van de door verdachte gegeven verklaring, is de stelling van de raadsman dat de cautie niet gegeven zou zijn aantoonbaar onjuist. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim.
De rechtbank overweegt dat het eerst door aangever gegeven signalement weliswaar een verkeerde etnische afkomst bevatte, maar dat zijn aanvullende verklaring hieromtrent, in combinatie met de omschrijving van de kleding, voldoende duidelijk is. Deze omschrijving, maar ook het tijdstip en de plaats van aantreffen van verdachte en medeverdachte en het aantreffen van de iPhone van aangever op 5 meter van deze plaats, draagt in belangrijke mate bij aan het bewijs. Daarnaast zijn de afdrukken van de schoenen van beide verdachten in de woning van aangever aangetroffen. De rechtbank realiseert zich dat de matches zich in de lagere regionen van de bevestigende uitspraken bevinden en dat hiermee doorgaans met enige voorzichtigheid mee om moet worden gegaan. Echter, in dit geval zijn er meerdere afdrukken van beide verdachten in de woning gevonden, waarbij aangever zich zelfs nog weet te herinneren dat de schoenzool van een van de schoenen een geblokt profiel had en licht van kleur was. Dat is het geval bij de schoen van medeverdachte [medeverdachte] . Al deze omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang beziend, maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte dit feit, samen met zijn medeverdachte, heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks26 januari 2015 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [straat] , heeft weggenomen een I phone (merk Apple, type 4),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die I phone onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimmingen
/ofwelke diefstal werd
voorafgegaan en/ofvergezeld en
/ofgevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofzijn mededader
(s)hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,die [slachtoffer] tegen het lichaam
heeft/hebben geduwd en
/oftegen de borstkas,
althans het lichaam heeft/hebben getrapt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is gevallen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair stelt de verdediging dat geen straf of maatregel zou moeten volgen, nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair voert de verdediging aan dat er in het PJ rapport opgenomen is dat het volwassenenstrafrecht niet passend is. Artikel 77c Sr, met het bijbehorende sanctiestelsel, dient dan ook te worden toegepast. Dat in acht nemend, is de verdediging van oordeel dat verdachte, die al 99 dagen heeft vastgezeten, voldoende gestraft is. Hoewel er in het PJ rapport geen uitspraken zijn gedaan over de toerekeningsvatbaarheid, is de verdediging van mening dat er, gelet op de problemen in de persoonlijkheid van verdachte, wel degelijk een verminderde toerekeningsvatbaarheid mag worden meegenomen. Uit het laatste voortgangsverslag van de reclassering blijkt dat verdachte voldoende inzet toont op het RIBW, hij naar school gaat, een nuttige dagbesteding heeft en hard werkt aan zijn toekomst. Een gevangenisstraf past hier niet bij. Indien dit toch wordt overwogen, dient te worden meegenomen dat verdachte al 6 weken gesloten heeft gezeten binnen het RIBW, en dat bepaald zou moeten worden dat de straf uitgezeten kan worden in een jeugdinrichting. Indien een voorwaardelijke straf wordt overwogen, kan verdachte akkoord gaan met de voorgestelde bijzondere voorwaarden, behalve met de ambulante behandeling door de GGZ.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak in vereniging, waarbij geweld is gebruikt. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Niet alleen heeft aangever een aantal lichte verwondingen opgelopen, maar blijkens zijn schriftelijke slachtofferverklaring hebben hij en zijn vrouw nog regelmatig last van hetgeen hen is overkomen. Zij zijn angstig en voelen zich minder prettig in hun eigen, zelf gebouwde woning.
De verdediging heeft aangevoerd dat het jeugdstrafrecht zou moeten worden toegepast, nu dit geadviseerd zou zijn in het Pro Justitia rapport d.d. 31 juli 2015. De rechtbank gaat ervan uit dat in het rapport sprake is van een verschrijving, nu als antwoord op de gestelde vraag 8 (Zijn er argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van betrokkene, die aanleiding geven het strafrecht het minderjarigenstrafrecht toe te passen?) is gegeven: “Nee, het volwassenstrafrecht is niet passend bij betrokkene”. Dit antwoord is innerlijk tegenstrijdig. Daarnaast duiden de argumenten die er op volgen op het wel van toepassing zijn van het volwassen strafrecht. De rechtbank gaat er, gelezen het volledige rapport en de overige stukken die zien op de persoon van verdachte, van uit dat het volwassenstrafrecht wél passend is. Zij ziet geen aanleiding in het dossier om een andere conclusie te rechtvaardigen.
De rechtbank is van oordeel dat voor een feit als het onderhavige in principe slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Een reden om hiervan af te wijken zou kunnen liggen in zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hiertoe is door de raadsman aangevoerd dat verdachte inmiddels in een RIBW verblijft en in positieve zin werkt aan zijn toekomst. Hoewel er in een eerder voortgangsverslag nog strijd was over het gebruik van cannabis, is de reclassering op dit moment tevreden over verdachte. Gelet hierop, maar ook op het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het voor verdachte niet passend zou zijn om terug te gaan naar de gevangenis. Dat neemt niets weg van de ernst die de rechtbank toekent aan deze feiten, wat tot uitdrukking zal komen in een andere strafmodaliteit. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een forse voorwaardelijke gevangenisstraf wel op zijn plaats is. Van matiging op grond van verminderde toerekeningsvatbaarheid kan, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake zijn. In geen van de rapporten is een dergelijke conclusie getrokken, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om dit aan te nemen.
Gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank kent ten aanzien van soortgelijke feiten, en gelet op alle hierboven geschetste omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich laat begeleiden door de Reclassering Nederland, zich zal laten behandelen bij Het Dok en zal verblijven bij De Sluis, passend en geboden is. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren worden opgelegd. Het is nu aan verdachte om te laten zien dat hij deze kans met beide handen aangrijpt.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 950,45, waarvan € 750,- ten aanzien van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 januari 2015 tot aan de datum der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
Voor zover noodzakelijk, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de arrondissementsrechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 1 mei 2014 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 27, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld door twee verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 80 dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden vooraarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) zal naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich binnen drie dagen na heden zal melden bij Reclassering Nederland, Alleenhouderstraat 25 te Tilburg. Hierna moet verdachte zich blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van het reclasseringstoezicht gegeven worden;
- dat verdachte medewerking zal verlenen aan diagnostisch onderzoek en de eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling of gedragsinterventies, bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek Het Dok of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar/reclassering zullen worden gegeven;
-dat verdachte zal verblijven bij terugkeervoorziening RIBW De Sluis of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan de regels van de woonvoorziening en het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Beslag
- gelast, voor zover mogelijk, de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten zijn schoenen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 1 mei 2014 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 029411-14
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een werkstraf voor de duur van 50 uren;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 950,45, waarvan € 750,- ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 950,45 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 26 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 19 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kok, voorzitter, mr. Janssen en mr. Schild, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 oktober 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL204M 2015022175 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 186.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever, pag. 68-69
3.Geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring, pag. 82
4.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 84
5.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 94
6.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 98
7.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 105
8.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 113
9.De nummering van de sporen is afkomstig van het vergelijkend schoensporenonderzoek, pag. 135
10.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pag. 159 en 160
11.In beslag genomen onder verdachte [medeverdachte] , kennisgeving inbeslagneming, ongenummerd in dossier
12.In beslag genomen onder verdachte [verdachte] , kennisgeving inbeslagneming, ongenummerd in dossier.
13.Proces-verbaal van het FTO, pag. 137
14.Proces-verbaal van het FTO, pag. 138
15.Proces-verbaal van het FTO, pag. 139
16.Proces-verbaal van het FTO, pag. 140