In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juni 2015, hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Oudriss, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap VAKBOUW 8 BV. De eisers vorderden een veroordeling van de gedaagde tot betaling van een bedrag van € 79.060,=, met een subsidiaire vordering van € 49.560,= en een meer subsidiaire vordering van € 29.500,=, vermeerderd met rente en kosten. De eisers stelden dat zij de gedaagde in gebreke hadden gesteld en dat, na uitblijven van nakoming, de overeenkomst op 2 maart 2015 was ontbonden. De gedaagde is niet verschenen in de procedure.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers voldoende hebben aangetoond dat artikel 13 lid 2 van de koopovereenkomst twee boetebedingen bevat voor verschillende situaties: één voor het verlangen van uitvoering van de overeenkomst en één voor het geval de overeenkomst wordt ontbonden. De primaire vordering tot betaling van € 79.060,= werd niet onrechtmatig of ongegrond geacht en werd toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag werd toegewezen vanaf 10 maart 2015, na het verstrijken van een betalingstermijn van één week die aan de gedaagde was gegund.
Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisers zijn begroot op € 1.506,92. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het anders of meer gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar in aanwezigheid van de griffier mr. Evers.