Op 15 oktober 2015 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Bergen op Zoom uitspraak gedaan in een zaak betreffende de sanctieoplegging voor het niet hebben van een geldig APK-keuringsbewijs voor een voertuig lichter dan 3500 kg. Het beroep was ingesteld door de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie van € 137,00 had opgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk was, omdat het tijdig was ingesteld en er zekerheid was gesteld voor de betaling van de sanctie. Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn gronden van beroep gehandhaafd en aangevoerd dat hij het voertuig niet op tijd kon laten keuren vanwege administratieve vertragingen.
De officier van justitie stelde voor om het beroep aan te houden, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen en heeft inhoudelijk op de zaak beslist. De kantonrechter oordeelde dat de sanctie niet was opgelegd door een bevoegde ambtenaar, zoals vereist volgens artikel 3, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Dit oordeel was gebaseerd op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juli 2015, waarin werd vastgesteld dat bij geautomatiseerde vaststelling van gedragingen er ruimte moet zijn voor beoordeling van bijzondere omstandigheden.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de inleidende beschikking, waarbij de sanctie was opgelegd, niet in stand kon blijven. Het beroep werd gegrond verklaard en de bestreden beslissing van de officier van justitie werd vernietigd. De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het bedrag van de zekerheidstelling van € 137,00 aan de betrokkene terug te betalen. De beslissing werd vastgelegd in een proces-verbaal, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.