ECLI:NL:RBZWB:2015:7012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
02-666395-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Brouwer
  • M. Moussault
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 25 oktober 2013 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de Baarleseweg te Chaam, waarbij twee inzittenden van een Ford om het leven kwamen. De verdachte, bestuurder van een Volvo, reed met een snelheid van ten minste 123 km per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 80 km per uur was. De verdachte had alcohol gedronken, met een ademalcoholgehalte van 300 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de wettelijke limiet ligt. Tijdens de zitting op 13 oktober 2015 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag, wat leidde tot het fatale ongeval. De verdediging betwistte de mate van schuld en stelde dat er geen causaal verband was tussen het alcoholgebruik en het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam had gehandeld, en dat zijn rijgedrag, in combinatie met het alcoholgebruik, had geleid tot de fatale aanrijding. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 36 maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de gevolgen van het gedrag van de verdachte, dat niet alleen de slachtoffers, maar ook hun nabestaanden onherstelbaar leed had aangedaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/666395-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Van Rijsbergen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 oktober 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is op 20 oktober 2015 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
hij op 25 oktober 2013 in de gemeente Alphen-Chaam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo), daarmede
rijdende over de weg, de Baarleseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
na het gebruik van alcoholhoudende drank, met dat motorrijtuig rijdende met
een snelheid van (tenminste) ongeveer 123 kilometer per uur, althans met een
(aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen daar toegestane maximumsnelheid van
80 kilometer per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid dan toen voor
een veilig verkeer ter plaatse vereist was,
- niet, althans niet voldoende en/of bij voortduring zijn, verdachtes,
aandacht te richten en/of gericht te houden, op het zich voor hem, verdachte,
gelegen weggedeelte van die weg en/of op het zich aldaar bevindende overige
verkeer
en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende, het door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen,
althans niet de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
tijdig en/of behoorlijk/voldoende te verminderen (tot de toen daar geldende
maximumsnelheid)
en/of
- niet, althans niet tijdig en/of voldoende, met het door hem, verdachte,
bestuurde motorijtuig uit te wijken, althans geen, althans onvoldoende,
maatregelen te treffen teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen,
op het moment dat hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig een, zich voor hem, verdachte, eveneens op die weg, in gelijke
richting als hij, verdachte, rijdend/bevindend motorijtuig (personenauto,
Ford) tot op (zeer) korte afstand was genaderd,
(mede) ten gevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (personenauto, Volvo) (met hoge/aanzienlijke snelheid)
tegen (de achterzijde van) voormeld motorijtuig (personenauto, Ford) is
gebotst/gereden, waardoor de inzittenden van genoemd motorrijtuig (personenauto, Ford),
genaamd: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorrijtuig (personenauto, Volvo)
heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek, als bedoeld in
artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300
microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde
lucht bleek te zijn
en/of
zulks terwijl het feit (mede) werd veroorzaakt doordat hij, verdachte, een
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige
mate heeft overschreden;
artikel 6 jo. 175 lid 2 en 3 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans indien het voorgenoemde niet tot een veroordeling mocht
en/of zou kunnen leiden:
hij op 25 oktober 2013 in de gemeente Alphen-Chaam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto, Volvo) daarmede rijdende over de weg, de
Baarleseweg, na het gebruik van alcoholhoudende drank, met dat motorijtuig rijdende met een snelheid van (tenminste) ongeveer 123 kilometer per uur, althans met een
hogere snelheid dan de toen daar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer
per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid dan toen voor een veilig
verkeer ter plaatse vereist was,
- niet, althans met voldoende en/of bij voortduring zijn, verdachtes,
aandacht te richten en/of gericht te houden, op het zich voor hem, verdachte,
gelegen weggedeelte van die weg en/of op het zich aldaar bevindende overige
verkeer
en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende, het door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft afgeremd en/of tot stilstand heeft
gebracht, althans niet de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig tijdig en/of behoorlijk/voldoende heeft verminderd (tot de toen
daar geldende maximumsnelheid)
en/of
- niet, althans niet tijdig en/of voldoende, met het door hem, verdachte,
bestuurde motorijtuig is uitgeweken, althans geen, althans onvoldoende,
maatregelen heeft getroffen teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen,
op het moment dat hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig een, zich voor hem, verdachte, eveneens op die weg, in gelijke
richting als hij, verdachte, rijdend/bevindend motorrijtuig (personenauto,
Ford) tot op (zeer) korte afstand was genaderd,
waarna hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto, Volvo) (met hoge/aanzienlijke snelheid) tegen (de achterzijde
van) voormeld motorrijtuig (personenauto, Ford) is gebotst/gereden, waarna
genoemd motorijtuig (personenauto, Ford) tegen een in de berm staande boom is
gebotst en/of vervolgens in brand is geraakt, waarbij de inzittenden (genaamd:
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) van voormeld motorrijtuig (personenauto, Ford) om
het leven zijn gekomen, door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
en/of
hij op 25 oktober 2013 in de gemeente Alphen-Chaam als bestuurder van een
motorvoertuig (personenauto, Volvo), rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Baarleseweg, zijn, verdachtes, snelheid niet zodanig
heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was om zijn, verdachtes,
motorvoertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze wij was, immers is het door hem, verdachte,
bestuurde motorvoertuig in botsing/aanrijding gekomen met een zich voor zijn,
verdachtes, motorvoertuig op die weg bevindend motorvoertuig (personenauto,
Ford, met als inzittenden: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ).
artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig als verkeersdeelnemer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte tenminste 123 km per uur heeft gereden en zonder (voldoende) te remmen en snelheid te verminderen, en zonder uit te wijken, achterop de voor hem rijdende Ford is gereden, terwijl hij niet alleen meer had gedronken dan maximaal was toegestaan, maar ook met een aanzienlijk hogere snelheid heeft gereden dan maximaal ter plaatse was toegestaan als gevolg waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het leven zijn gekomen. Zij baseert zich daarbij op het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, het NFI-rapport d.d. 4 april 2015, hetgeen deskundigen Spek en Schot hebben gerapporteerd en ter zitting aangevuld en het proces-verbaal ademanalyse. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van schuld, heeft de officier van justitie tevens meegewogen dat verdachte bekend was met de Baarleseweg en het aldaar aanwezige eetcafé en dus met het feit dat er op die plaats verkeer de weg op kan rijden. Gelet hierop had verdachte aanzienlijk voorzichtiger moeten rijden dan hij heeft gedaan.
Gelet op de inhoud van het dossier en de huidige stand van de jurisprudentie, kan volgens de officier van justitie niet worden bewezen dat er sprake is geweest van roekeloos rijgedrag van verdachte. Wel kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig heeft gereden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, kijkend naar de huidige jurisprudentie, het rijgedrag van verdachte niet als roekeloos kan worden aangemerkt.
Verder is de verdediging van mening dat niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van gedragingen die als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam moet worden aangemerkt zodat verdachte ook hiervan vrij dient te worden gesproken. Er kan geen causaal verband worden aangenomen tussen het alcoholgebruik van verdachte en het verkeersongeval. Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte niet bij voortduring zijn aandacht op de weg heeft gehad. Er zijn hiervoor geen aanwijzingen. Er resteert aldus één gedraging, te weten het overschrijden van de snelheidslimiet door 123 km per uur te rijden waar 80 km per uur is toegestaan. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en de vaststaande feiten, kan in dit geval naar de mening van de verdediging de snelheidsovertreding niet worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. De verdediging is hierbij uitgegaan van 123 km per uur aangezien dit volgens de deskundigen de laagst mogelijke snelheid is geweest en vaststelling van een snelheid hierboven een lager betrouwbaarheidsniveau met zich meebrengt.
Ten aanzien van het rijgedrag van de Ford is opgemerkt dat de bestuurster bij het oprijden van de weg het voorrangsbord heeft genegeerd en geen voorrang aan verdachte heeft verleend.
Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is de verdediging van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte niet bij voortduring zijn aandacht op de weg heeft gehad. Er zijn geen hiervoor geen aanwijzingen. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op vrijdag 25 oktober 2013 [1] omstreeks 19.45 uur vond er op de Baarleseweg te Chaam ter hoogte van eetcafé Klein Amerika een ongeval plaats tussen twee personenauto’s (een Volvo en een Ford), ten gevolge waarvan de inzittenden [2] van de Ford om het leven kwamen.
[slachtoffer 1] (bestuurder Ford) ging die avond haar vriendin [slachtoffer 2] ophalen bij het eetcafé. Vanaf de parkeerplaats van het eetcafé reden zij de Baarleseweg op in de richting van Chaam. Op datzelfde moment kwam verdachte aanrijden en reed tegen de achterkant van de Ford aan. De Ford vloog vrijwel direct hierna in brand. Aan de slachtoffers kon geen hulp meer worden geboden.
Verdachte [3] heeft over die avond verklaard dat hij onderweg naar huis was. Hij had een personeelsbijeenkomst gehad en een aantal biertjes gedronken. Verdachte reed vrijwel dagelijks over de Baarleseweg en was bekend met de situatie ter plaatse. Ineens kwam er een auto schuin voor hem, dat was een fractie van een seconde voor de botsing. Het was in een flits.
Verdachte heeft verklaard dat hij in zijn beleving niet achterop de auto was gebotst, maar dat er een uitwijk naar links was. Verdachte kon niet zeggen of hij al dan niet had geremd.
Na het ongeval werd een blaastest bij verdachte afgenomen en de uitgeademde hoeveelheid alcohol werd vastgesteld op 300ug/l. [4]
Daarnaast werd er onderzoek verricht door de verkeersongevallendienst en de unit forensische opsporing [5] . Hierbij werd het volgende vastgesteld. Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden aan de Baarleseweg te Chaam, gemeente Alphen-Chaam, ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats van eetcafé Klein Amerika. Er was geen straatverlichting en het was donker op het tijdstip dat het ongeval plaatsvond. De Baarleseweg is een voorrangsweg met een recht wegverloop waarop een maximale toegestane snelheid geldt van 80 km per uur. Het zicht voor de bestuurder van de Volvo werd ten tijde van het ongeluk niet belemmerd. De Ford reed ten tijde van het ongeval geheel op de rijstrook van de Baarleseweg komende vanaf de uitrit van het parkeerterrein van eetcafé Klein Amerika en gaande in de richting van Chaam. De Volvo reed ten tijde van het ongeval op diezelfde rijstrook, tevens gaande in de richting van Chaam. Op enig moment reed de Volvo met de voorkant tegen de achterkant van de Ford.
Met gebruikmaking van de schades aan de betreffende voertuigen en de afdruk van de kentekenplaten van de Ford op de motorkap van de Volvo kon worden vastgesteld dat de Ford zich op het moment van de botsing geheel op de rijstrook richting Chaam bevond, waarbij de voorzijde van de Ford al geheel in de richting van Chaam was gericht. Gelet op de positie en de hoogte van de aangetroffen sporen werd voorts vastgesteld dat de Ford, na de botsing met de Volvo in een slipbeweging is geraakt en vervolgens met de achterzijde tegen de boom is gebotst. Ten gevolge van de botsing met de boom, is het zeer aannemelijk dat de door de klap van de botsing gedeformeerde achteras van de Ford, de brandstoftank kapot heeft geslagen. Hierdoor is de brandstof uit de brandstoftank gelopen en op de hete onderdelen van de Ford terecht gekomen waardoor er brand is ontstaan en de Ford volledig is uit gebrand. Aan beide voertuigen werden geen gebreken dan wel omstandigheden geconstateerd die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben.
Voorts werd de digitale gegevensdrager van de Volvo uitgelezen. Hierin werd een snelheid van 126 km/per uur geregistreerd op het moment dat de airbag werd geactiveerd. Het NFI [6] heeft nader onderzoek verricht ten aanzien van de geregistreerde snelheid. Geconcludeerd werd dat de geregistreerde snelheid van 126 km per uur tot stand kon komen als de Volvo direct voorafgaande aan de botsing met de Ford een snelheid had tussen 123 km per uur en 157 km per uur. Ter zitting [7] en bij de rechter-commissaris [8] heeft deskundige Spek hier een nadere toelichting op gegeven. De snelheid van 126 km per uur is de geregistreerde snelheid op enig moment in of net voor de botsing. De meting van 126 km per uur benadert de snelheid waarmee de Volvo het eerste contact heeft gehad met de Ford. De 126 km per uur komt overeen met de draaisnelheid van de wielen indien de Volvo een constante snelheid zou hebben gehad. Als de auto afremt, normaal bij een remeffect, dan draaien de wielen langzamer. Dit betekent dat de Volvo harder reed dan de geregistreerde snelheid van 126 km per uur. De draaisnelheid van de voorwielen van een auto neemt echter heel snel af bij een remming zoals in onderhavig geval door de botsing met de Ford. Het afmeten van de snelheid van de auto als geheel, aan de draaisnelheid op het moment van remming is niet zuiver aangezien de wielen op dat moment een veel lagere snelheid hebben dan dat de auto heeft. De geregistreerde snelheid van 126 km per uur kon tot stand komen als de Volvo direct voorafgaande aan de botsing met de Ford een snelheid had tussen 123 km per uur en 157 km per uur. De snelheid van 123 km per uur betreft de absolute minimumsnelheid. De werkelijke snelheid zal eerder rond de 157 km per uur hebben gelegen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Of sprake is van een dergelijke schuld hangt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst ervan en de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank vooreerst van oordeel dat er geen sprake is van roekeloos rijgedrag.
Kijkend naar bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een viertal gedragingen. De rechtbank zal deze achtereenvolgens bespreken:
Rijden onder invloed
Uit de verklaring van verdachte is gebleken dat verdachte op 25 oktober 2013 is gaan rijden nadat hij alcohol had gedronken. Verder is uit de ademanalyse is gebleken dat verdachte meer alcohol had gedronken dan voor een bestuurder van een motorrijtuig wettelijk is toegestaan. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu er geen causaal verband kan worden aangetoond tussen het verkeersongeval en het alcoholgebruik, deze gedraging niet mee kan worden genomen ten aanzien van de vraag of er sprake is geweest van schuld. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Voor een bewezenverklaring hoeft niet te worden
vastgestelddat het rijgedrag door het gebruik van alcohol nadelig is beïnvloed. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het overmatig gebruik van alcoholhoudende drank de rijvaardigheid negatief beïnvloed. Dit betekent dat een strafverzwarende omstandigheid, zoals alcoholgebruik uit artikel 175 lid 3 WVW in dit verband ook kan bijdragen aan het bewijs. De rechtbank verwijst hierbij onder meer naar een uitspraak van de Hoge Raad d.d. 16 december 2014 (NJ 2015/107).
Overschrijden van de snelheidslimiet
Naast het rijden onder invloed heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overschrijding van de snelheidslimiet. Daar waar voor de Baarleseweg een maximum toegestane snelheid van 80 km per uur geldt, heeft verdachte tenminste 123 km per uur gereden. De rechtbank baseert zich hierbij op bovengenoemde onderzoeken en de eigen verklaring van verdachte ter zitting. [9] Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de snelheid op
minimaal123 km per uur moet worden vastgesteld. In bovengenoemde onderzoeken is immers duidelijk aangegeven dat 123 km per uur de minimale snelheid van de Volvo betrof. De werkelijke snelheid heeft eerder rond de 157 km per uur gelegen.
Aandacht op de weg
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte zijn aandacht niet voldoende op de weg heeft gehouden. Uit de verklaring van verdachte is gebleken dat hij slechts een fractie voorafgaande aan de botsing de Ford in het vizier kreeg. Of hij geremd heeft weet hij niet meer en ook de deskundigen hebben niet kunnen achterhalen op welk moment er is geremd. [10] Duidelijk is echter dat verdachte de Ford pas op een zeer laat moment heeft gezien. De Ford is vanuit de uitrit van het parkeerterrein van eetcafé Klein Amerika de rijbaan van de Baarleseweg richting Chaam opgereden. Op het moment van de botsing stond de Ford geheel recht op de rijbaan. Verdachte voerde die avond verlichting [11] en de Ford [12] was voorzien van reflectiemateriaal dat zowel bij zij-aanzicht als bij achteraanzicht van de Ford waarneembaar was. Als verdachte zijn aandacht voldoende bij de weg had gehouden, had hij de Ford op het moment dat deze de uitrit afreed om de Baarleseweg op te draaien, al kunnen zien. Uit het feit dat verdachte de Ford pas een fractie voorafgaande aan de botsing in het vizier kreeg, blijkt dat verdachte zijn aandacht niet voldoende op de weg had dan wel heeft gehouden.
Als gevolg hiervan heeft verdachte ook niet tijdig kunnen remmen en/of uit kunnen wijken.
Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van schuld, dienen, zoals hierboven is weergegeven, naast de gedragingen ook de overige omstandigheden mee te worden gewogen.
Verdachte reed vrijwel elke dag over de Baarleseweg. Hij wist dat het een onverlichte weg betrof waar een maximum toegestane snelheid gold van 80 km per uur. Daarnaast wist hij dat er zich aan de Baarleseweg een eetcafé met parkeerplaats bevond van waaruit auto’s de weg op konden rijden, juist rond het tijdstip ( omstreeks 19.45 uur) waarop verdachte daar reed. Ondanks deze wetenschap en het feit dat het donker was, heeft verdachte op geen enkele manier zijn rijgedrag aangepast. Na een aantal alcoholische versnaperingen te hebben genuttigd is verdachte in de auto gestapt, heeft daarbij veel te hard gereden en ook niet voldoende opgelet. Dit terwijl verdachte juist op het punt waar het ongeval heeft plaatsgevonden erg bedachtzaam en oplettend had moeten zijn. Dit heeft hem echter niet doen besluiten zijn verkeersgedrag aan te passen. Integendeel, verdachte is met onverminderde snelheid langs de uitrit gereden en heeft daarbij niet voldoende zijn aandacht op de weg gehouden. Pas op het laatste moment zag verdachte de Ford en was er geen enkele mogelijkheid de aanrijding nog te voorkomen. Verdachte is in volle vaart tegen de Ford gereden waardoor beide inzittenden zijn overleden.
De hiervoor geschetste gedragingen leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte welbewust het onaanvaardbare risico heeft genomen met alle ernstige gevolgen van dien en dat hij aldus in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld waardoor er een aanrijding heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan twee jonge vrouwen zijn overleden.
Dat de bestuurster van de Ford geen voorrang zou hebben verleend doet hier niet aan af. Immers kan niet worden vastgesteld dat de bestuurster verdachte al kon zien bij het oprijden van de Baarleseweg. Daarnaast behoefde zij er geen rekening mee te houden dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid dan de maximale toegestane snelheid geldende op de Baarleseweg aan kwam rijden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop 25 oktober 2013 in de gemeente Alphen-Chaam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo), daarmede
rijdende over de weg, de Baarleseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalin hoge,
althans aanzienlijkemate onvoorzichtig en
/ofonachtzaam
en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
na het gebruik van alcoholhoudende drank, met dat motorrijtuig rijdende met
een snelheid van
(tenminste
) ongeveer123 kilometer per uur,
althans met een
(aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen daar toegestane maximumsnelheid van
80 kilometer per uur, in ieder geval met een te hoge snelheid dan toen voor
een veilig verkeer ter plaatse vereist was,
-
niet, althansniet voldoende en/of bij voortduring zijn, verdachtes,
aandacht te richten en/of gericht te houden, op het zich voor hem, verdachte,
gelegen weggedeelte van die weg en/of op het zich aldaar bevindende overige
verkeer
en
/of
- niet
, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende, het door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig af te remmen
en/of tot stilstand te brengen,
althans niet de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
tijdig en/of behoorlijk/voldoende te verminderen (tot de toen daar geldende
maximumsnelheid)
en/of
- niet,
althans niet tijdig en/of voldoende, met het door hem, verdachte,
bestuurde motorijtuig uit te wijken,
althans geen, althans onvoldoende,
maatregelen te treffen teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen,
op het moment dat hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig een, zich voor hem, verdachte, eveneens op die weg, in gelijke
richting als hij, verdachte, rijdend
/bevindendmotorijtuig (personenauto,
Ford) tot op
(zeer
)korte afstand was genaderd,
(mede)ten gevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (personenauto, Volvo)
(met hoge
/aanzienlijkesnelheid
)
tegen
(de achterzijde van
)voormeld motorijtuig (personenauto, Ford) is
gebotst/gereden,
waardoor de inzittenden van genoemd motorrijtuig (personenauto, Ford),
genaamd: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood,
zulks terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorrijtuig (personenauto, Volvo)
heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek, als bedoeld in
artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300
microgram,
in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde
lucht bleek te zijn
en
/of
zulks terwijl het feit (mede) werd veroorzaakt doordat hij, verdachte, een
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige
mate heeft overschreden
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Het Wetboek van Strafrecht kent verschillende levensdelicten dat wil zeggen misdaden die de dood van een ander tot gevolg hebben. Die delicten worden onderscheiden in opzetdelicten en schulddelicten. Bij opzetdelicten – zoals doodslag – kan worden gezegd dat de dader opzet op de dood van een ander heeft gehad of – in gewoon Nederlands – dat hij de dood van die ander heeft gewild. De wetgever heeft er voor gekozen de rechter de mogelijkheid te geven de dader van doodslag te straffen met een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaar. Bij schulddelicten – zoals het onderhavige verkeersdelict – heeft de dader de dood niet gewild, maar is de dood van het slachtoffer wel het gevolg van verwijtbaar gedrag van de dader. In die gevallen heeft de wetgever een veel lagere gevangenisstraf mogelijk gemaakt, omdat hij de dader zijn gedrag bij doodslag veel zwaarder aanrekent dan bij een dodelijk verkeersongeval. In het onderhavige geval, waarbij meerdere slachtoffers zijn te betreuren en sprake is van twee strafverzwarende omstandigheden, is het wettelijk strafmaximum een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor ten hoogste vijf jaar.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hiervoor vermelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die thans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 25 oktober 2013 zich als bestuurder van een personenauto in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam gedragen. Als gevolg daarvan is hij met de door hem bestuurde personenauto, Volvo, in aanrijding gekomen met de auto van de beide slachtoffers. Ten gevolge van deze aanrijding zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komen te overlijden.
Met het overlijden van de slachtoffers is de nabestaanden zeer groot en onherstelbaar leed toegebracht, hetgeen ook is gebleken uit de slachtofferverklaring die mevrouw [moeder slachtoffer 2] , moeder van [slachtoffer 2] , en de heer [vertekenwoordiger ouders slachtoffer 1] , vertegenwoordiger van de ouders van [slachtoffer 1] , ter terechtzitting hebben voorgedragen. De nabestaanden hebben geen afscheid van hun dochters en zussen kunnen nemen en worden nog elke dag herinnerd aan en geconfronteerd met het gemis. Twee jonge vrouwen zijn in de bloei van hun leven overleden doordat verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld.
Voorts is door het bewezen verklaarde de rechtsorde ernstig geschokt.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank allereerst gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat verdachte nog geen jaar voorafgaande aan het ongeval is bestraft vanwege het rijden onder invloed. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden wederom onder invloed van alcohol een auto te besturen.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het de verdachte betreffend reclasseringsadvies alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte de last van deze wetenschap zijn verdere leven met zich mee moet dragen. In zoverre heeft het ongeval ook op hem een negatieve impact gehad, hoewel die impact minder diepgaand is dan het onbeschrijflijke leed dat hij voor anderen heeft aangericht. In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank er evenwel van overtuigd dat verdachte oprecht spijt heeft van hetgeen hij de nabestaanden van de slachtoffers heeft aangedaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat onverantwoord rijgedrag en alcoholgebruik in het verkeer zwaar bestraft moet worden. De rechtbank is zich er evenwel van bewust dat bestraffing nimmer recht doet aan de ernst van de gevolgen. Zo ook in dit geval.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Voorts zal de rechtbank mede ter bescherming van de verkeersveiligheid aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
De rechtbank heeft wat betreft de duur van de op te leggen straffen enerzijds aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van overtreding van artikel 6 WVW, waarbij het slachtoffer is overleden en sprake is van een grove verkeersfout.
Anderzijds heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
De rechtbank zal om die reden een lagere gevangenisstraf en kortere ontzegging van de rijbevoegdheid aangewezen dan gevorderd door officier van justitie.
Al hetgeen hiervoor is overwogen in aanmerking genomen, vormt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden een passende sanctie. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van 3 jaar.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen zoals is geadviseerd in het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt. Kijkend naar de hoogte van de opgelegde straf acht de rechtbank het niet opportuun ook nog een deel voorwaardelijk op te leggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 6, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet en een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;

Bijkomende straffen

- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Brouwer en mr. Moussault, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 november 2015

Voetnoten

1.Het relaasproces-verbaal, pagina’s 9 tot en met 15 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2013212547 van Politie Midden-en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 122.
2.Het losbladig rapport DNA-verwantschapsonderzoek, pagina 2.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 13 oktober 2015.
4.Het geschrift, te weten ademonderzoekprocedure, pagina 114 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2013212547 van Politie Midden-en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 122.
5.Het losbladig proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, pagina’s 5, 6, 7, 8, 9, 20, 22, 26, 28, 29, 33, 36, 40, 41 en 42.
6.Het losbladig rapport NFI, beoordeling snelheidsregistratie naar aanleiding van een verkeersongeval in Chaam op 25 oktober 2013, opgemaakt door ir. A.C.E. Spek.
7.De verklaring van de deskundige Spek, afgelegd op de zitting van 13 oktober 2015.
8.Het proces-verbaal van verhoor deskundige ir. A.C.E. Spek door de rechter-commissaris.
9.De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 13 oktober 2015.
10.De verklaring van de deskundige Spek, afgelegd op de zitting van 13 oktober 2015.
11.Het losbladig proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, pagina 28.
12.Het losbladig aanvullend proces-verbaal aangaande reflectiemateriaal d.d. 13 augustus 2015.