Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
informatieblad WSNPen e-mailberichten van 5 en 21 augustus 2015 overgelegd. Het gevolg van het huwelijk is dat schuldenaren hoofdelijk aansprakelijk zijn geworden voor elkaars schuldenlast. Dit betekent een nieuwe schuldenlast voor [partij 1] ten bedrage van € 23.495,67 en een nieuwe schuldenlast voor [partij 2] ten bedrage van € 78.435,87. Er is derhalve sprake van een bovenmatige nieuwe schuldenlast die schuldenaren willens en wetens zijn aangegaan, aldus de bewindvoerder. Schuldenaren hebben ter zitting verklaard dat zij wisten dat een huwelijk in gemeenschap van goederen zou betekenen dat zij elkaars schuldenlast erbij zouden krijgen. Omdat zij elkaars schuldenlast altijd als gezamenlijke schulden zagen, hebben zij er naar eigen zeggen niet bij stilgestaan dat zij door het huwelijk pas feitelijk aansprakelijk zouden worden voor elkaars schulden.
informatieblad WSNPstaat zelfs letterlijk dat een huwelijk in gemeenschap van goederen ertoe zal leiden dat schuldenaar de schulden van zijn of haar nieuwe echtgenoot op zich zal nemen en dat deze schulden worden aangemerkt als nieuwe schulden die kunnen leiden tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Dit gegeven heeft de bewindvoerder kort voor het huwelijk, bij e-mailbericht van 5 augustus 2015, nogmaals herhaald. Niet in geschil is dat schuldenaren aanvankelijk zelf aansprakelijk en draagplichtig voor hun eigen schuldenlast waren en dat dit veranderd is doordat zij gehuwd zijn in gemeenschap van goederen. De schuldeisers worden in beginsel benadeeld, nu beide schuldenaren met de nieuwe schulden worden geconfronteerd. Ter zitting hebben schuldenaren aangegeven dat zij wisten wat een huwelijk in gemeenschap van goederen zou betekenen voor hun schuldenlast. Van schuldenaren had redelijkerwijs mogen worden verwacht dat zij ook op de hoogte waren van het effect van hun huwelijk voor de schuldsaneringsregeling, helemaal nu blijkt dat de bewindvoerder hen hier meerdere malen op attent heeft gemaakt. De rechtbank rekent het schuldenaren daarom ook in het bijzonder aan dat zij, ondanks de herhaaldelijke waarschuwingen van de bewindvoerder, toch gehuwd zijn in gemeenschap van goederen, zonder verder acht te slaan op de belangen van hun schuldeisers met wie zij ingevolge de wettelijke schuldsaneringsregeling geacht werden en worden rekening te houden, terwijl zij er ook voor hadden kunnen kiezen om een huwelijk aan te gaan met uitsluiting van gemeenschap. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank met de bewindvoerder van oordeel dat er sprake is van een bovenmatige nieuwe schuldenlast die schuldenaren willens en wetens zijn aangegaan.