ECLI:NL:RBZWB:2015:7777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
308141 HA RK 15-221
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Poerink
  • A. Breeman
  • J. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen de rechtbank Zeeland-West-Brabant in huurgeschil

Op 7 december 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen inzake een wrakingsverzoek van een verzoeker in een huurgeschil. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 1 december 2015 en was gericht tegen de gehele rechtbank in verband met een procedure tussen Woningstichting [naam woonstichting] en de verzoeker, evenals een vrijwaringsincident met zijn voormalige echtgenote [naam echtgenote]. De verzoeker stelde dat de gang van zaken in beide procedures hem aanleiding gaf om de rechtbank te wraken.

De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde echter dat het wrakingsverzoek niet gericht was tegen een specifieke rechter, maar tegen het gehele rechterlijk college, wat niet mogelijk is volgens de wet. Bovendien ontbrak een deugdelijke onderbouwing van het verzoek, aangezien de verzoeker niet voldoende toelichting gaf op de ervaren gang van zaken.

Daarom heeft de rechtbank het wrakingsverzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank besloot om, in afwijking van de gebruikelijke procedure, uitspraak te doen zonder het verzoek ter zitting te behandelen, omdat het verzoek duidelijk ongegrond was. De behandeling van de aan het wrakingsverzoek gerelateerde zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
procedurenummer: 308141 HA RK 15-221
Beslissing van 7 december 2015 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), van:
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verder te noemen verzoeker.

1.Procesverloop

Dit blijkt uit het op 1 december 2015 ingekomen wrakingsverzoek.

2.Het verzoek

Verzoeker wraakt de rechtbank in haar geheel ten aanzien van de bij het team kanton Bergen op Zoom dienende procedure met betrekking tot een huurgeschil tussen Woningstichting [naam woonstichting] en verzoeker en zijn voormalige echtgenote [naam echtgenote] , alsmede met betrekking tot het tussen [naam echtgenote] en verzoeker daarin gerezen vrijwaringsincident (procedurenummers 4299584 CV EXPL 15-3738 en 4588044 CV EXPL 15-6248).
Als grondslag voor dit wrakingsverzoek voert verzoeker aan dat de gang van zaken in beide procedures voor hem aanleiding is de rechtbank te wraken.

3.De beoordeling en de gronden daarvoor

3.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van partijen elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden.
3.2.
Die feiten of omstandigheden dienen betrekking te hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. De grondslag van de wraking moet dan ook de betrokken rechter betreffen en niet het (gehele) rechterlijk college, waarvan deze deel uitmaakt.
3.3.
Het voorliggende wrakingsverzoek is gericht tegen alle rechters van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een verzoek om wraking van een rechterlijk college in zijn geheel kan echter niet als een wrakingsverzoek, waarop de hiervoor genoemde bepaling doelt, worden aangemerkt. Een dergelijk wrakingsverzoek is dan ook niet mogelijk. Daarnaast mist het verzoek een deugdelijke onderbouwing, nu verzoeker ermee volstaat de wraking te baseren op de door hem ervaren gang van zaken in de procedures, zonder deze te benoemen of toe te lichten.
3.4.
Dit betekent dat het wrakingsverzoek als kennelijk ongegrond behoort te worden afgewezen.
3.5.
In die kennelijke ongegrondheid ziet de rechtbank aanleiding om -in afwijking van het in artikel 36 Rv neergelegde uitgangspunt- uitspraak te doen zonder dat het wrakingsverzoek ter zitting wordt behandeld. Voor het bestaan van deze mogelijkheid vindt de rechtbank steun bij artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van het Wrakingsprotocol van de Hoge Raad. Hierin is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek kennelijk ongegrond is.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het wrakingsverzoek af;
bepaalt dat de behandeling van de zaken met procedurenummers 4299584 CV EXPL 15-3738 en 4588044 CV EXPL 15-6248 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven op 7 december 2015 door mrs. Poerink, Breeman en De Roos en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Dde Jong, griffier.
--