ECLI:NL:RBZWB:2015:7929

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
rk 15-004499 en 15-004510
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens onterechte vrijheidsbeneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2015 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door een verzoeker die op 5 oktober 2014 om 3.56 uur door de politie is aangehouden en pas om 15.19 uur diezelfde dag is heengezonden. De verzoeker stelt dat hij recht heeft op een schadevergoeding van € 655,00, bestaande uit € 105,00 voor de schade door ondergane vrijheidsbeneming en € 550,00 voor de kosten van zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet officieel in verzekering is gesteld, maar dat er wel sprake was van een overschrijding van de wettelijke termijn van zes uur met 19 minuten. De officier van justitie heeft erkend dat de termijnoverschrijding een fout was, maar stelde dat deze zo kort was dat er geen reden was om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gronden van billijkheid zijn om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbeneming van de verzoeker als een ongewilde vergissing van de politie moet worden beschouwd, en dat de zeer korte tijdsduur van de overschrijding niet voldoende is om tot toewijzing van het verzoek over te gaan. De rechtbank heeft het verzoek dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
Parket-nummer: 02/220690-14
rk-nummers: 15/004499, 15/004510
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingekomen ter griffie op 18 augustus 2015, in de zaak:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ),
wonende te [adres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C.M. Koole, te 4461 HL Goes, Frans den Hollanderlaan 25.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag van € 655,00 ter zake van:
- de schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis ad € 105,- ;
- de kosten raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van het verzoekschrift in
raadkamer ad € 550,--;
  • het vonnis van 24 juni 2015 waaruit blijkt dat verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken, waaruit blijkt dat verzoeker op 5 oktober 2014 is aangehouden en op
5 oktober 2014 in vrijheid is gesteld;
 het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 17 november 2015, waaruit blijkt dat de door verzoeker gemachtigde raadsvrouw mr. C.M. Koole en officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, mr. R.C.P. Rammeloo zijn gehoord.

2.Het verzoek en het standpunt van de officier van justitie.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij in verband met het strafrechtelijk onderzoek onder bovengenoemd parketnummer op zondag 5 oktober 2014 om 3.56 uur aangehouden is en pas in de middag van die dag om 15.19 uur is heengezonden. Alhoewel verzoeker dus niet officieel in verzekering is gesteld (hetgeen gelet op de overschrijding van de termijn met 19 minuten wel had gemoeten), heeft verzoeker wel de hele zondag 5 oktober 2014 last gehad van vrijheidsbeneming en om die reden wordt tot een forfaitair bedrag van € 105,- verzocht. In de rechtspraak is niet eenduidig vastgesteld wanneer wel en wanneer niet sprake is vrijheidsbeperking/vrijheidsbeneming zoals bedoeld in artikel 89 Wetboek van Strafvordering, komt er aan de rechtbank een zekere vrijheid toe bij de beoordeling van het verzoek. Aan de rechtbank is de vraag te beantwoorden of in dit concrete geval gelet op alle relevante factoren een vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 EVRM aan de orde was of niet. Verzoeker meent dat dit het geval is geweest, aangezien hij het grootste deel van de nacht en het grootste deel van de daaropvolgende dag van zijn vrijheid beroofd is geweest. Het is dan ook redelijk als hem een schadevergoeding wordt toegekend voor de ondergane vrijheidsbeneming.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verzoeker gelet op de in acht te nemen termijn in verzekering gesteld had moeten worden. Dit is een fout geweest, waarvan verzoeker nadeel heeft ondervonden. De termijnoverschrijding is zo kort dat er geen reden is voor toewijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

Het verzoekschrift is tijdig en op de juiste wijze ingediend.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank laatstelijk werd vervolgd.
Artikel 89, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) biedt de rechter de mogelijkheid om een gewezen verdachte op gronden van billijkheid een vergoeding toe te kennen voor de schade die hij ten gevolge van ‘ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis’ heeft geleden. Deze mogelijkheid bestaat alleen indien de zaak is geëindigd zonder oplegging of straf of maatregel.
In deze zaak staat vast dat de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Tevens staat op grond van de stukken vast dat verzoeker op 5 oktober 2014 om 3.56 uur is aangehouden en diezelfde dag om 15.19 uur is heengezonden. Verzoeker is niet in verzekering gesteld. Op grond van vaste rechtspraak is de zes uur termijn ex artikel 61 Sv daarmee met 19 minuten overschreden. Verzoeker is aldus 19 minuten te laat heengezonden.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan het vereiste van artikel 89 Sv dat sprake moet zijn geweest van inverzekeringstelling. Het feit dat verzoeker op 5 oktober 2014 gedurende de periode van 15.00 uur tot 15.19 uur zonder titel van zijn vrijheid is beroofd, beschouwt de rechtbank, gelet op de zeer geringe tijdsduur, als een door de politie ongewilde vrijheidsbeneming in de zin dat sprake zal zijn geweest van een vergissing van de politie door verzoeker niet om 15.00 uur heen te zenden.
Gelet op het voorgaande zijn er geen gronden van billijkheid om een vergoeding toe te kennen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beslissing is op 1 december 2015 gegeven door mr. G.H. Nomes, rechter, in tegenwoordigheid van P. Sadhoe, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
De griffier is niet in staat deze beslissing te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 89 Sv en 591a Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 91 lid 1 Sv).