Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het vonnis van 24 juni 2015 waaruit blijkt dat verzoeker is vrijgesproken;
- de stukken, waaruit blijkt dat verzoeker op 5 oktober 2014 is aangehouden en op
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2015 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door een verzoeker die op 5 oktober 2014 om 3.56 uur door de politie is aangehouden en pas om 15.19 uur diezelfde dag is heengezonden. De verzoeker stelt dat hij recht heeft op een schadevergoeding van € 655,00, bestaande uit € 105,00 voor de schade door ondergane vrijheidsbeneming en € 550,00 voor de kosten van zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet officieel in verzekering is gesteld, maar dat er wel sprake was van een overschrijding van de wettelijke termijn van zes uur met 19 minuten. De officier van justitie heeft erkend dat de termijnoverschrijding een fout was, maar stelde dat deze zo kort was dat er geen reden was om het verzoek toe te wijzen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gronden van billijkheid zijn om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbeneming van de verzoeker als een ongewilde vergissing van de politie moet worden beschouwd, en dat de zeer korte tijdsduur van de overschrijding niet voldoende is om tot toewijzing van het verzoek over te gaan. De rechtbank heeft het verzoek dan ook afgewezen.