Uitspraak
1.De procedure
2.Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer
3.Het verzoek tot wraking van mr. Kooijman
4.De feiten
5.De gronden van het wrakingsverzoek en het standpunt van verzoeker
Dit terwijl”, zoals de voorzitter expliciet jegens de officier van justitie opmerkte, “
U toch wenst dat bij Fasen in privé voordeel wordt ontnomen”.
“Ik stoor mij er (….) in hoge mate aan dat u in uw brief een negatieve beslissing mijnerzijds koppelt aan een mogelijk wrakingsverzoek uwerzijds. Ik vind een dergelijke wijze ongepast. Het zal hoe dan ook echter geen rolspelen bij mijn beslissing.”
U brengt mr. Kooijman met uw brief in een onmogelijke situatie. Enerzijds wraakt u hem, waardoor hij in de lopende zaak eigenlijk geen beslissing meer kan nemen, maar anderzijds wilt u wel dat hij zich over uw bezwaar uitlaat. Dat is tegenstrijdig met elkaar. Gelet op uw
6.Het standpunt van de mr. Kooijman
7.Het standpunt van de officier van justitie
Er is volgens haar geen sprake geweest van schending van de eisen van een goede procesorde of van de belangen van de verdediging. Het wrakingsverzoek behoort derhalve in haar opvatting in zoverre als ongegrond te worden afgewezen.