ECLI:NL:RBZWB:2015:827
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de sluiting van een bedrijfspand op grond van de Opiumwet en de bevoegdheid van de burgemeester
Op 13 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van de gemeente Gilze en Rijen betrokken was. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening van meerdere verzoekers tegen het besluit van de burgemeester om een bedrijfspand te sluiten voor een periode van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De verzoekers, waaronder de eigenaresse van het pand en huurders, maakten bezwaar tegen de sluiting, stellende dat het pand in compartimenten te verdelen is en dat de burgemeester niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het nemen van zijn besluit.
Tijdens de zitting op 12 februari 2015 werd duidelijk dat de burgemeester de sluiting had opgelegd na het aantreffen van hennepstekken in een van de verhuurde ruimtes. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester bevoegd was om het gehele pand te sluiten, omdat de ruimtes functioneel met elkaar verbonden zijn en niet als zelfstandige lokalen kunnen worden beschouwd. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester beleidsvrijheid heeft bij het toepassen van artikel 13b van de Opiumwet en dat de sluiting in overeenstemming is met het beleid van de gemeente.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekers niet voldoende bijzondere omstandigheden hadden aangetoond die een uitzondering op de beleidsregels rechtvaardigen. De financiële gevolgen van de sluiting voor de verzoekers werden als inherent aan de maatregel beschouwd. Uiteindelijk werd het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.