ECLI:NL:RBZWB:2015:8593

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
02/994518-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Pick
  • A. van Kralingen
  • J. Hertsig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan asbesthoudende dakleien zonder adequate veiligheidsmaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hierna te noemen 'verdachte', die beschuldigd werd van het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan asbesthoudende dakleien van een woning in Ossendrecht. De tenlastelegging betrof het feit dat verdachte op of omstreeks 19 oktober 2012 deze werkzaamheden heeft uitgevoerd zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen, waardoor asbestvezels konden vrijkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd met een hogedrukspuit, wat leidde tot de verspreiding van asbestvezels in de lucht en op de bodem.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 oktober 2015, waar de officier van justitie, mr. Koopmans, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen in de vorm van getuigenverklaringen en documenten, waaronder asbestinventarisatierapporten, en heeft geconcludeerd dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De verdediging heeft betoogd dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat de werkzaamheden door onbekend gebleven personen zijn verricht en er onvoldoende bewijs is voor strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de handelingen van de onbekend gebleven personen kunnen worden toegerekend aan verdachte, omdat deze handelingen passen binnen de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte, als gespecialiseerd bedrijf in het reinigen van daken, op de hoogte had moeten zijn van de risico's van het werken met asbesthoudend materiaal. De rechtbank heeft de opzet van de natuurlijke persoon die de werkzaamheden heeft laten uitvoeren, toegerekend aan de rechtspersoon.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk uitvoeren van de werkzaamheden zonder adequate veiligheidsmaatregelen en heeft zij een geldboete van € 10.000 opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de gezondheid van de bewoners en de financiële positie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/994518-14
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 4 november 2015
in de strafzaak tegen
[bedrijfsnaam]
gevestigd [adres 2]
raadsman mr. Koppen, advocaat te Maastricht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 oktober 2015, waarbij de officier van justitie, mr. Koopmans, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
zij op of omstreeks 19 oktober 2012 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht al dan niet opzettelijk onderhoudswerkzaamheden aan asbesthoudende dakleien van een woning aan de [adres] heeft uitgevoerd, terwijl die handelingen niet op zodanige wijze werden
verricht dat gevaren voor mens en milieu die door zodanige handelingen kunnen ontstaan, werden voorkomen, immers heeft zij toen met een hogedrukspuit de mosaangroei van die dakleien gespoten waarbij asbestvezels vrijkwamen in elk geval konden vrijkomen en/of heeft zij toen geen of onvoldoende maatregelen genomen om het vrijkomen van en/of het verspreiden van die asbestvezels in de lucht en/of op en/of in de bodem te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
art 6 lid 1 Productenbesluit asbest

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het haar tenlastegelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op verklaringen van getuigen en op documenten die zich in het dossier bevinden, waaronder onder meer twee asbestinventarisatierapporten. Het is verdachte geweest die het bedrag voor verrichte werkzaamheden heeft gefactureerd en opgeëist. De officier van justitie is verder van mening dat verdachte, die aangemerkt kan worden als een gespecialiseerd bedrijf in het ontmossen van daken, dit feit opzettelijk heeft begaan. Verdachte had moeten weten wat de risico’s waren van het met een hogedrukspuit reinigen van de leien.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De werkzaamheden op het dak zijn verricht door onbekend gebleven personen. Het onderzoek heeft volstrekt onvoldoende informatie opgeleverd om te komen tot een strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon [bedrijfsnaam] Uit de communicatie en afwikkeling blijkt door de grote variëteit aan presenteerwijzen niet eenduidig op te maken of een rechtspersoon, en zo ja, welke, of dat wellicht gewoon de natuurlijke persoon [naam contractpartij] contractspartij is geweest. Civielrechtelijk is door deze rechtbank uitgemaakt dat het de natuurlijke persoon [naam contractpartij] is geweest die een overeenkomst heeft gesloten met de erven [naam erven] .
De enkele omstandigheid dat door verdachte is gefactureerd is onvoldoende om te komen tot het oordeel dat de gedraging van de onbekend gebleven personen in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden. Daarnaast kan naar de opvatting van de verdediging niet gesproken worden van een opzettelijk handelen. Geconcludeerd is tot vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op verzoek van [naam bedrijf 2] is op 12 mei 2012 een offerte uitgebracht voor het ontmossen en coaten van het dak van de woning gelegen aan de [adres] in Ossendrecht [1] . De offerte van “ [naam bedrijf 3] ”, gevestigd te [vestigingsadres] (mobiel nummer [gsm nummer] ), is ondertekend door “ [naam contractpartij] [voornaam] ”. Aangegeven is dat de offerte is gemaakt naar aanleiding van zijn beoordeling ter plaatse. De offerte is digitaal verstuurd vanaf het emailadres [naam contractpartij] [deel emailadres] , welke mail is ondertekend door [voornaam] [naam contractpartij] , [naam bedrijf 2] .nl [2] . Op 10 oktober 2012 is het totaalbedrag van de offerte aangepast [3] . De adresgegevens in deze aangepaste offerte komen overeen met de adresgegevens zoals vermeld in de offerte van 12 mei 2012.
De werkzaamheden aan het dak zijn op 19 oktober 2012 verricht [4] . Door een van de aanwezige personen werd daarbij tegen de bewoonster van de woning gezegd dat het mos van het dak zou worden gespoten waarna ze het mos in de tuin zouden laten liggen. De werklieden hadden geen speciale kleding aan. Vervolgens is met een hogedrukspuit het mos van het dak van de woning afgespoten [5] . Bij thuiskomst zag een van de bewoners dat overal in de tuin mos lag.
De werkzaamheden zijn op 26 oktober 2012 gefactureerd door [voornaam] [naam en dres v/h bedrijf] [6] [naam en dres v/h bedrijf]
Vanwege ongerustheid en naar aanleiding van een via [naam bedrijf 2] ontvangen emailwisseling waarin gesproken werd over asbestsanering hebben de bewoners een asbestinventarisatierapport op laten stellen. Het onderzoek is verricht door Witteman Asbestonderzoek. Bij het onderzoek is geconstateerd dat de dakleien, een kleefmonster van een kozijn van de eerste verdieping en een kleefmonster van een buitenscherm asbest bevatten van het type chrysotiel en crocidoliet [7] . Ook in de woning aan de [adres] in Ossendrecht werd een asbestbesmetting aangetroffen [8] .
Op grond van het vorenstaande kan wettig en overtuigend bewezen verklaard worden dat op 19 oktober 2012 onderhoudswerkzaamheden zijn verricht aan de woning aan de [adres] te Ossendrecht waarbij asbestvezels zijn vrijgekomen terwijl die handelingen niet op zodanige wijze zijn verricht dat gevaar voor mens en/of milieu die door die handelingen konden ontstaan, werd voorkomen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verrichte handelingen zijn toe te rekenen aan verdachte [bedrijfsnaam]
Een rechtspersoon is strafrechtelijk aansprakelijk indien een verboden gedraging van een natuurlijk persoon aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Volgens vaste jurisprudentie is toerekening aan de rechtspersoon mogelijk indien die strafrechtelijke gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de volgende omstandigheden heeft voorgedaan:
- het gaat om handelen of nalaten van iemand die werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering;
- de gedraging de rechtspersoon dienstig is geweest;
- de rechtspersoon kon beslissen of de gedraging wel of niet zou plaatsvinden en dergelijk gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken werd aanvaard. Onder aanvaarden wordt ook begrepen het niet betrachten van zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De rechtbank is van oordeel dat in een strafzaak, los van de juridische constructie, gekeken dient te worden naar de gang van zaken zoals die zich feitelijk heeft voorgedaan.
[voornaam] [naam contractpartij] heeft zich naar derden toe op diverse wijzen gepresenteerd. Zoals hiervoor al aangegeven zijn beide offertes op briefpapier van [naam bedrijf 3] geprint. De adresgegevens komen overeen met het adres van verdachte [bedrijfsnaam] De eerste offerte is verstuurd vanaf het emailadres [naam contractpartij] [deel emailadres] . De werkzaamheden zijn vervolgens gefactureerd door verdachte [bedrijfsnaam] De offertes en de factuur vermelden ook hetzelfde mobiele telefoonnummer.
Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel houdt verdachte [bedrijfsnaam] zich onder meer bezig met het reinigen van daken.
Vastgesteld wordt dat de hiervoor beschreven werkzaamheden zijn verricht door onbekend gebleven personen. De rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden passen in de normale bedrijfsvoering van verdachte [bedrijfsnaam] Dat de natuurlijk persoon [voornaam] [naam contractpartij] zich naar derden toe niet altijd eenduidig heeft gepresenteerd doet daar niets aan af. Verder kan worden vastgesteld dat het gaat om handelingen van personen die werkzaam zijn geweest ten behoeve van de rechtspersoon, immers het is verdachte [bedrijfsnaam] geweest die de door de onbekend gebleven personen verrichte werkzaamheden heeft gefactureerd.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de handelingen toegerekend kunnen worden aan de rechtspersoon.
Ten aanzien van het opzet overweegt de rechtbank nog het volgende. Opzet van een natuurlijk persoon kan onder omstandigheden worden toegerekend aan de rechtspersoon. Dit is in ieder geval mogelijk wanneer aan een bepaalde functionaris het in het kader van de bedrijfs- of beleidsvoering is opgedragen of overgelaten om activiteiten te verrichten of initiatieven te ontplooien voor de rechtspersoon. Werkzaamheden die medewerkers verrichten binnen hun bevoegdheden vallen daar in ieder geval onder. In een dergelijk geval kan het opzet van een individuele medewerker worden toegerekend aan de rechtspersoon.
[voornaam] [naam contractpartij] presenteert zich naar derden toe als de naamgever en eigenaar van het bedrijf. Voorafgaande aan de ontmossingswerkzaamheden is de situatie ter plaatse beoordeeld door [naam contractpartij] . Naar aanleiding van deze beoordeling zijn de werkzaamheden uitgevoerd zoals hiervoor al aangegeven.
De rechtbank is van oordeel dat [naam contractpartij] , gelet op zijn specifieke expertise, namelijk het reinigen van daken, had kunnen en behoren te weten dat een leien dak van een dergelijke woning asbesthoudend materiaal zou kunnen bevatten. Door zijn handelwijze, namelijk het (laten) schoonspuiten van een leien dak met een hogedrukspuit, heeft [naam contractpartij] voorwaardelijk opzet gehad. Die opzet kan aan de rechtspersoon, [bedrijfsnaam] , toegerekend. De rechtbank acht daarmee de opzetvariant wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
zijop
of omstreeks19 oktober 2012 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht
al dan nietopzettelijk onderhoudswerkzaamheden aan asbesthoudende dakleien van een woning aan de [adres] heeft uitgevoerd, terwijl die handelingen niet op zodanige wijze werden
verricht dat gevaren voor mens en milieu die door zodanige handelingen kunnen ontstaan, werden voorkomen, immers heeft zij toen met een hogedrukspuit de mosaangroei van die dakleien gespoten waarbij asbestvezels vrijkwamen in elk geval konden vrijkomen en
/ofheeft zij toen geen of onvoldoende maatregelen genomen om het vrijkomen van en/of het verspreiden van die asbestvezels in de lucht en/of op en/of in de bodem te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete van € 15.000,=.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de rechtspersoon is geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op ontoelaatbare wijze de leien dakbedekking van een woning met een hogedrukspuit schoongespoten en van mos ontdaan. Door het handelen van verdachte zijn asbestdeeltjes vrijgekomen. Vastgesteld is dat zowel in als buiten de woning asbestdeeltjes zijn aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat asbest een kankerverwekkende stof is.
Bewoners en bezoekers van de woning zijn als gevolg van het handelen van verdachte blootgesteld aan deze kankerverwekkende stof. Voor hen is het nog onduidelijk of zij gezondheidsschade hebben opgelopen. Zij zullen in die onzekerheid blijven verkeren.
Bij dit alles heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan. Juist van verdachte, die zich gespecialiseerd heeft in het reinigen van daken, mag verwacht worden dat zij, alvorens zij een klus aanneemt, zich goed voorbereidt en zich goed verdiept in het te reinigen materiaal. Door zulks na te laten heeft verdachte een wezenlijk gevaar voor de volksgezondheid gevormd.
De rechtbank neemt de omstandigheid dat de bewoners van de woning nog tot eind juni 2013 in de woning zijn verbleven, niet mee als een strafverzwarende omstandigheid nu zij er in augustus 2012 al van op de hoogte waren dat, voorafgaande aan het ontmossen, een asbestsanering zou plaatsvinden. Zowel de eigenaren van de woning, als de tussenpersoon als de huurders waren hiervan op de hoogte.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat zij niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat sprake is van een wat ouder feit. Met de financiële positie van het bedrijf heeft de rechtbank geen rekening kunnen houden nu de vertegenwoordiger van verdachte niet ter zitting is verschenen en de raadsman over die financiële positie geen mededelingen heeft kunnen doen.
Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete van € 10.000,= passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 51 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 9.2.2.1. en 22.2 van de Wet milieubeheer en de artikelen 6 en 17 van het Productenbesluit asbest.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 10.000,=;
Dit vonnis is gewezen door mr. Pick, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Hertsig, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 november 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 15IMT13040 van de politie, eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, team Milieu, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 700.
2.Het geschrift, te weten emailcorrespondentie, pagina 42 van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het geschrift, te weten een offerte van [naam bedrijf 3] , pagina 36 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 25 van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 29 van voornoemd eindproces-verbaal.
6.Het geschrift, te weten een factuur, pagina 83 van voornoemd eindproces-verbaal.
7.Het geschrift, te weten een Asbestinventarisatierapport, pagina 107 van voornoemd eindproces-verbaal.
8.Het geschrift, te weten een Asbestinventarisatierapport, pagina 194 van voornoemd eindproces-verbaal.