Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 december 2014.
- het proces-verbaal van de comparitie van 27 januari 2015.
2.De feiten
3.Het geschil
- te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [eisers] op 4 augustus 2013 is overkomen en [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van alle materiële en immateriële schade, welke [eisers] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van dit ongeval en deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
- [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser sub 1] een voorschot aan schadevergoeding van een bedrag van € 9.519,91 te betalen, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 9.244,84 vanaf 1 augustus 2014 tot de dag van de algehele voldoening.
- [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres sub 2] een voorschot aan schadevergoeding van een bedrag van € 15.901,38 te betalen, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 15.441,93 vanaf 1 augustus 2014 tot de dag van de algehele voldoening.
- althans op bovenstaande vordering(en) vonnis te wijzen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
4.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
€ 275,07
€ 459,45
1.158,00(2 punten × tarief € 579,00)