ECLI:NL:RBZWB:2015:8817

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
C/12/79625 / HA ZA 11-338
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en hulploon bij hulpverlening aan een vastgelopen motorjacht

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bergingsbedrijf, [eiseres in conventie], dat hulp heeft verleend aan een motorjacht, eigendom van [gedaagde1], dat op een strekdam was vastgelopen. Op 17 augustus 2010 vroeg de schipper van het jacht om sleepbootassistentie, waarna de sleepboot 'Multratug 5' van [eiseres in conventie] ter plaatse kwam. Het jacht kon niet direct worden losgetrokken en liep bij hoog water vol water. De volgende dag heeft [eiseres in conventie] het jacht met een bok van de strekdam gehaald en naar de haven gesleept. [eiseres in conventie] vorderde betaling van de kosten voor de verleende hulp, maar [gedaagde1] en [gedaagde2] betwistten de aansprakelijkheid en stelden dat de hulpverlening onzorgvuldig was uitgevoerd.

De rechtbank oordeelde dat er geen (regie)overeenkomst van opdracht was gesloten, maar dat er sprake was van hulpverlening in de zin van het Hulpverleningsverdrag 1989. De rechtbank concludeerde dat de hulpverlening succesvol was en dat [eiseres in conventie] recht had op een hulploon van € 30.000,00. De rechtbank wees de vordering van [eiseres in conventie] tot betaling van € 114.764,06 af, maar kende wel het hulploon toe. De vordering in reconventie van [gedaagde1] en [gedaagde2] tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gestelde schade.

De rechtbank veroordeelde [gedaagde1] en [gedaagde2] hoofdelijk tot betaling van het hulploon en de proceskosten, en wees de overige vorderingen af. Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: 79625 / HA ZA 11-338
Vonnis van 9 december 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie],
gevestigd te Terneuzen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie
advocaat: mr. K.M. Moeliker te Middelburg,
tegen

1.[gedaagde1] ,

wonende te Brasschaat, België,
2. de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde2],
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaat: mr. C.J. IJdema te Middelburg.
Partijen zullen hierna respectievelijk als [eiseres in conventie] , [gedaagde1] en [gedaagde2] worden aangeduid. Gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie, zullen gezamenlijk [gedaagden in conventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2012 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 2 oktober 2012, alsmede de op die comparitie genomen conclusie van antwoord in reconventie, met productie 4 t/m 10;
- de conclusie van repliek in conventie;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende akte in conventie (houdende (voorwaardelijke) vermeerdering van de grondslag van eis en houdende een provisionele vordering), met productie 11;
- de akte in conventie en in reconventie houdende antwoord op de voorwaardelijke vermeerdering van de grondslag van eis, tevens houdende antwoord op de provisionele vordering, met producties 5 t/m 7;
- de antwoordakte aan de zijde van [eiseres in conventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 17 augustus 2010 is het toen aan [gedaagde1] in eigendom toebehorende en bij [gedaagde2] verzekerde motorjacht “NO WOMAN NO CRY” (type Davis 68, 21 meter lang, 5,5 meter breed bouwjaar 1999 – hierna: het jacht) op de Schelde, ter hoogte van boei 91, vastgelopen op een strekdam. Omstreeks 14.15 uur die dag is vanaf het jacht daarvan melding gemaakt aan Centrale Zandvliet en is om sleepboot assistentie gevraagd. De sleepboot “Multratug 5” van [eiseres in conventie] is ter plaatse gekomen. Het jacht is niet losgetrokken. Bij hoog water is het jacht vol water gelopen. De twee opvarenden zijn met de Multratug 5 aan wal gebracht. Onderweg is contact gelegd met de heer H. [woordvoerder gedaagde2] (hierna te noemen: [woordvoerder gedaagde2] ) van [gedaagde2] .
2.2.
Op dezelfde dag (om 19:26 uur) bericht de heer L. [directeur eiseres in conventie] (hierna te noem: [directeur eiseres in conventie] ), directeur van [eiseres in conventie] , aan [gedaagde1] (met een c.c. aan [woordvoerder gedaagde2] ):
(…)
“Als ook overlegd met de heer [woordvoerder gedaagde2] van [gedaagde2] [R.I.C.], uw verzekeraar, zullen wij de bok DELTA, materieel en mensen mobiliseren om een poging te doen het jacht vannacht/morgenochtend te verwijderen van haar huidige positie. Onze bergingsleider ter plaatse is [gedaagden in conventie] .
Op dit moment houdt onze sleepboot MULTRAG 5 tot nader order “de wacht” op locatie. Dit om te zien wat er gebeurt met het schip. Het kan nl. zijn dat een luchtzak veroorzaakt dat het schip van positie afdrijft.
(…)
2.3.
Op 18 augustus 2010 heeft [eiseres in conventie] het jacht met de bok “Delta” van de strekdam gehaald en naar de haven van Breskens gesleept.
2.4.
Op 25 augustus 2010 heeft [eiseres in conventie] een ‘internal costs sheet’ aan [woordvoerder gedaagde2] (met een eindbedrag van € 114.764,06) toegezonden, met het verzoek om een definitief bedrag overeen te komen. In dit kader heeft de bergingsleider, de heer [gedaagden in conventie] , een “Statement of Facts hulpverlening ‘No Women No Cry’” opgesteld, met een omschrijving van de door [eiseres in conventie] verrichte werkzaamheden vanaf 17 augustus t/m 19 augustus 2010, beginnende bij het bestellen van de bok.
2.5.
[gedaagden in conventie] zijn niet overgegaan tot betaling van voornoemd bedrag van
€ 114.764,06.
2.6.
Na daartoe verleend verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Middelburg) heeft [eiseres in conventie] op 24 februari 2011 ten laste van [gedaagde1] en [gedaagde2] conservatoir beslag gelegd op het jacht. Dat beslag is opgeheven toen bleek dat het jacht inmiddels was verkocht en geleverd aan een derde.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
in conventie
3.1.
[eiseres in conventie] vordert (na vermeerdering van eis) dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
-
primair:[gedaagden in conventie] hoofdelijk of wel ieder voor zich veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 114.764,06, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 17 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening,
-
subsidiair:[gedaagden in conventie] hoofdelijk ofwel ieder voor zich veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 50.000,-- aan hulploon en een bedrag van € 64.764,06 aan
‘special compensation’ (totaal € 114.764,06), althans een bedrag van € 30.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen hulploon en ‘special compensation’, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 17 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van [gedaagden in conventie] in de kosten - waaronder de beslagkosten en nakosten - van deze procedure.
3.2.1.
Zij stelt (primair) dat zij in opdracht van [gedaagde1] en/of [gedaagde2] het jacht – nadat bleek dat het bij hoog water niet kon worden losgetrokken omdat het inmiddels water had gemaakt – zo snel mogelijk (op regiebasis) van de strekdam heeft verwijderd en naar de haven van Terneuzen heeft gesleept, waar vervolgens reparatiewerkzaamheden zijn verricht.
In dit verband wijst [eiseres in conventie] op voornoemde e-mail van [directeur eiseres in conventie] d.d. 17 augustus 2010 aan [gedaagde1] . [eiseres in conventie] verwijst naar een telefoongesprek, waarin zij, nadat [woordvoerder gedaagde2] om een prijsopgave had gevraagd, heeft aangegeven die vanwege de onzekere factoren en de toestand van het jacht niet te kunnen geven, waarop [woordvoerder gedaagde2] heeft ingestemd met het verwijderen van het jacht op regie-basis. Voorts geeft [eiseres in conventie] aan dat [gedaagde1] , noch [woordvoerder gedaagde2] , in de daarop volgende e-mailwisseling bezwaar heeft gemaakt tegen de in voormelde e-mail vermelde plan van aanpak tot verwijdering van het jacht, waarin overigens niet over ‘hulpverlening’ of ‘no cure no pay’ wordt gesproken. Naar de mening van [eiseres in conventie] moet het stilzwijgen van [gedaagde1] (en [woordvoerder gedaagde2] ) dan ook worden opgevat als een toestemming tot het verwijderen van het jacht.
[eiseres in conventie] mocht er in redelijkheid op vertrouwen dat [gedaagden in conventie] opdracht had gegeven tot het verwijderen van het jacht en dat zij de daaraan verbonden kosten zou betalen. In dit kader voert Multaship nog aan dat zij er op grond van art. 3:61 lid 2 BW gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde1] als eigenaar van het jacht, alsmede [woordvoerder gedaagde2] als woordvoerder van [gedaagde2] , bevoegd waren om de opdracht tot verwijdering van het jacht te geven. Volgens [eiseres in conventie] mochten [gedaagden in conventie] er op hun beurt niet in redelijkheid op vertrouwen dat een professioneel bergingsbedrijf haar werkzaamheden voor niets, dan wel voor minder dan de reële (kost)prijs, zou verrichten.
3.2.2.
[eiseres in conventie] stelt zich op het standpunt dat de daadwerkelijk door haar op regie-basis gemaakte kosten, zoals vermeld in de ‘internal costs sheet’, dienen te worden vergoed, waarbij een uplift van 25% dient te worden gehanteerd, zodat een (totaal)bedrag van
€ 114.764,06 dient te worden voldaan. Bij de berekening van dit bedrag dient volgens haar aansluiting te worden gezocht bij de SCOPIC-tarieven (Appendix A), omdat het gebruikelijk is om deze tarieven te hanteren bij een (regie)overeenkomst als de onderhavige. Volgens [eiseres in conventie] heeft zij ingevolge de overeenkomst van opdracht in ieder geval recht op een op de gebruikelijke wijze berekend loon, dan wel een redelijk loon.
Daarbij dienen tevens de niet in het loon begrepen onkosten te worden vergoed.
3.2.3.
Subsidiair stelt [eiseres in conventie] dat sprake is geweest van hulpverlening in de zin van het Hulpverleningsverdrag 1989 (hierna te noemen: het Hulpverleningsverdrag). Uit dien hoofde heeft zij in ieder geval recht op hulploon ad € 50.000,-- en een aanvulling daarop in de zin van een speciale compensatie ad € 64.764,06 .
3.3.1.
[gedaagden in conventie] voert verweer. Hij stelt dat sprake geen sprake is geweest van een overeenkomst met [eiseres in conventie] voor het verrichten van activiteiten. Met [gedaagde1] noch met [woordvoerder gedaagde2] is gesproken over opdracht, regie of prijzen. Voor het geval de rechtbank (toch) tot het oordeel mocht komen dat op regiebasis is gecontracteerd, betwist [gedaagden in conventie] dat de in de ‘internal costs sheet’ genoemde acties zijn verricht en dat de SCOPIC-tarieven (Appendix A) als basis kunnen dienen voor de berekening van de kosten en de uplift van 25%.
Daarnaast betwist [gedaagden in conventie] (ter comparitie en bij conclusie van dupliek in conventie (onder nummers 7.1. t/m 7.6)) dat de door [eiseres in conventie] (in de ‘internal costs sheet’) in rekening gebrachte bedragen redelijk zijn. Dit verweer komt er (in algemene zin) onder meer op neer [eiseres in conventie] te veel personeel (te lang en onnodig) heeft ingezet en daarvoor te hoge kosten heeft berekend. Daarbij is [gedaagden in conventie] van mening dat de sleepboot Multratug 5 en de bok onnodig lang zijn ingezet, dat het onduidelijk is waar de prijs van de bok op is gebaseerd en dat ten onrechte kosten van (bij [eiseres in conventie] reeds in bezit zijnde) apparatuur in rekening zijn gebracht. Voorts geeft [gedaagden in conventie] aan dat materiaal verloren is gegaan door onoordeelkundig gebruik door [eiseres in conventie] , dat de motoren slechts gedeeltelijk geconserveerd zijn en dat deze conservering ondeugdelijk is uitgevoerd, terwijl, gezien de gebruikelijke tijdsbesteding, onredelijk hoge loonkosten zijn opgevoerd. Daarnaast wordt, bij gebreke van onderliggende logboeken en urenstaten, betwist dat de genoemde personeelsleden en schepen gedurende de gehele op de ‘internal costs sheet’ vermelde tijd zijn ingezet en dat kosten ter zake office support zijn gemaakt en in rekening gebracht kunnen worden. Tenslotte ontbreekt volgens [gedaagden in conventie] een grondslag voor de uplift van 25%. Naar de mening van [gedaagden in conventie] komt, uitgaande van een overeenkomst van opdracht op regie-basis, een redelijk loon dan ook niet boven een bedrag van € 30.000,-- uit.
3.3.2.
Volgens [gedaagden in conventie] zou hooguit sprake kunnen zijn van hulpverlening (als bedoeld in art. 1 sub a van het Hulpverleningsverdrag 1989), maar daarvoor is te weinig gesteld. Indien en voor zover echter geoordeeld zou worden dat sprake is van hulpverlening, dan zouden slechts werkzaamheden die hebben geleid tot een gunstig gevolg voor vergoeding in aanmerking komen, met als plafond de geredde waarde. Het (bij de hulpverlening beschadigde) jacht was destijds € 50.000,-- waard (voor dat bedrag heeft [gedaagde1] het jacht begin 2011 verkocht). De hulpverlening door [eiseres in conventie] is echter onprofessioneel, onzorgvuldig en zelfs schadeveroorzakend geweest. Aldus is [eiseres in conventie] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als goed hulpverlener ex art. 8:560 lid 1 sub a BW (en art. 8 Hulpverleningsverdrag), dan wel heeft zij in strijd gehandeld met op haar rustende (on)geschreven verplichtingen, zodat het hulploon op nihil dient te worden vastgesteld, aldus [gedaagden in conventie] .
in reconventie
3.4.
[gedaagden in conventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres in conventie] veroordeelt tot betaling aan hem van € 570.000,--, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
17 augustus 2010, althans 20 juli 2011, althans 27 juni 2012 en te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten ad € 2.500,-- en proceskosten, alsmede de nakosten.
3.5.
[gedaagden in conventie] stelt daartoe dat hij schade heeft geleden als gevolg van de onzorgvuldig en onoordeelkundig uitgevoerde hulpverlening. Daardoor is het jacht vervuld geraakt; vervolgens heeft [eiseres in conventie] de motoren van het jacht ondeugdelijk geconserveerd of laten conserveren. Daardoor had het schip na hulpverlening nog slechts een waarde van
€ 50.000,--, terwijl dat daarvoor € 650.000,-- was. Was wel succesvol hulp verleend, dan had het loon daarvoor maximaal € 30.000,-- bedragen; de schade die [gedaagde1] c.s lijdt bedraagt dus € 570.000,--. Zou een regieovereenkomst worden aangenomen, dan heeft [eiseres in conventie] niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend opdrachtnemer, en is zij schadeplichtig. Zelfs na verrekening met de gestelde regiekosten resteert dan nog een vordering van ruim € 450.000,--.
3.6.
[eiseres in conventie] voert verweer. Zij stelt dat de grondslag van de vordering onduidelijk is. [gedaagde1] noch [gedaagde2] stellen onvoldoende waarop zij hun respectievelijke vorderingsrechten baseren. Voor zover op grond van onzorgvuldige hulpverlening wordt gevorderd, stelt [eiseres in conventie] dat art. 8 van het Hulpverleningsverdrag niet zonder meer als grondslag van een vordering tot schadevergoeding kan dienen. Overigens betwist [eiseres in conventie] dat onzorgvuldig is gehandeld. Het is niet aan haar te wijten dat het schip is vastgelopen en vervuld geraakt. Dat laatste kon plaatsvinden omdat (walstroom-) kabeldoorvoeringen door de schipper ( [gedaagde1] ) niet waterdicht waren afgesloten; dat is niet aan [eiseres in conventie] gemeld. Vervolgens is het jacht verwijderd in het kader van een overeenkomst van opdracht dan wel in het kader van hulpverlening. De motoren van het jacht zijn in opdracht van [eiseres in conventie] tijdig en deugdelijk geconserveerd; dat is uitgevoerd door Terneuzen Port Service te Terneuzen. [eiseres in conventie] betwist de gestelde waardes van het jacht voor en na de hulpverlening.
in het incident
3.7.
[eiseres in conventie] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde1] veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 30.000,--, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 18 augustus 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf 25 juni 2014, althans van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van [gedaagde1] in de kosten van het incident.
3.8.
[eiseres in conventie] vordert aldus bij wijze van provisionele eis een voorschot op het in conventie in de hoofdzaak vast te stellen door [gedaagden in conventie] verschuldigde bedrag. [gedaagden in conventie] heeft zelf het standpunt heeft ingenomen dat bij een succesvolle hulpverlening (ook als sprake is van een regieovereenkomst) een bedrag van € 30.000,-- een redelijk beloning is. Deze gerechtelijke erkentenis impliceert dat de vordering van [eiseres in conventie] in ieder geval tot dat bedrag kan worden toegewezen. Voor verrekening is geen plaats, nu de (in reconventie ingediende) tegenvordering allerminst liquide is.
3.9.
[gedaagden in conventie] voert verweer. Hij stelt dat geen sprake is van een gerechtelijke erkenning; het bedrag van € 30.000,-- is slechts genoemd bij de berekening van het bedrag dat [gedaagden in conventie] in reconventie vordert en gaat uit van hypothetische elementen. Ook de stelling dat [gedaagden in conventie] zich op verrekening zou beroepen is niet juist; [gedaagden in conventie] stelt zich op het standpunt dat in de gegeven omstandigheden het hulploon op nihil moet uitkomen.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak en het incident

4.1.
Ingevolge art. 5 lid 1 sub a en b EEX-verordening (EG-verordening nr. 44/2001) is de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Middelburg) bevoegd om van het geschil in het
incident en de hoofdzaak kennis te nemen.
4.2.
Op grond van art. 4 lid 1 sub b van de Rome I-verordening (EG-verordening nr. 593/2008) is Nederlands recht op rechtsverhouding tussen [eiseres in conventie] en [gedaagden in conventie] van toepassing.
in de hoofdzaak
in conventie
primaire grondslag
4.3.
Allereerst dient beoordeeld te worden of sprake is van door [eiseres in conventie] gestelde opdracht van [gedaagde1] , dan wel [gedaagde2] , aan [eiseres in conventie] tot verwijdering van het schip ex art. 7:400 BW op regiebasis. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.4.
Uit de stellingen van [eiseres in conventie] leidt de rechtbank af dat het aanvankelijk de bedoeling van [eiseres in conventie] was dat zij met de sleepboot Multratug 5 hulp aan [gedaagde1] zou verlenen in die zin dat zij het jacht zou wegslepen van de strekdam opdat [gedaagde1] weer zelfstandig verder kon varen. Toen dit niet mogelijk bleek, is – zo stelt [eiseres in conventie] – overleg met de heer [woordvoerder gedaagde2] van [gedaagde2] gevoerd over de verwijdering en berging van het jacht en het verplaatsen daarvan naar de haven van Breskens en is daartoe door [woordvoerder gedaagde2] opdracht verleend. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres in conventie] aldus dat haar standpunt is dat de hulpverlening (op grond van het Hulpverleningsverdrag) op dat moment ‘van kleur is verschoten’ en is gewijzigd in voornoemde overeenkomst van opdracht op regiebasis, waarbij op grond van nacalculatie zou worden gefactureerd.
4.5.1.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres in conventie] onvoldoende heeft gesteld waaruit zou kunnen blijken (zo nodig na bewijslevering, voor zover de stellingen zijn betwist) dat sprake is geweest van een op 17 augustus 2010 gesloten (regie)overeenkomst van opdracht tot verwijdering en berging van het jacht. Zij overweegt daartoe als volgt.
4.5.2.
[eiseres in conventie] verwijst naar een e-mail van [directeur eiseres in conventie] van 17 augustus 2010. In dat bericht staat slechts de wijze waarop zal worden getracht om het jacht te verwijderen vermeld. Deze e-mail bevat geen bewoordingen die erop duiden dat een overeenkomst van opdracht tot verwijdering op regie-basis zou zijn gesloten. Evenmin kan deze e-mail, gelet op haar inhoud, als een aanbod tot het verwijderen van het jacht op regie-basis worden beschouwd. [eiseres in conventie] noemt ook een telefoongesprek met [woordvoerder gedaagde2] , waarin deze zou hebben ingestemd met regie; nu dit telefoongesprek niet nader wordt aangeduid (er wordt geen datum genoemd, terwijl het gesprek slechts wordt genoemd in verband met berichtgeving van de kant van [woordvoerder gedaagde2] op 14 september 2010), terwijl [eiseres in conventie] zich hier voorts vooral beroept op stilzwijgen van de kant van [gedaagde1] en [gedaagde2] , kan naar het oordeel van de rechtbank ook hieruit niets worden afgeleid over wat op 17 augustus 2010 is afgesproken. Dat er andere contacten zijn geweest tussen partijen, is niet gesteld.
4.5.3.
Tenslotte blijkt uit hetgeen door [eiseres in conventie] is overgelegd, dat zij zelf ook ervan uit ging dat geen sprake was van een (regie)overeenkomst van opdracht, maar van hulpverlening. Immers, bergingsleider [gedaagden in conventie] heeft het bij de ‘internal costs sheet’ behorende overzicht van het feitelijke beloop van de verwijdering aangeduid als ‘Statement of Facts
Hulpverlening’ (productie 1b bij dagvaarding). Ook de heer [directeur eiseres in conventie] spreekt in zijn e-mail van 23 februari 2011 aan [woordvoerder gedaagde2] over hulp die op 17 augustus 2010 is verleend.
subsidiaire grondslag:
4.6.
[eiseres in conventie] heeft in deze procedure lange tijd betwist dat sprake is geweest van hulpverlening. Pas bij conclusie van dupliek in reconventie tevens akte in conventie heeft zij alsnog hulpverlening (subsidiair, voor het geval een regie-overeenkomst niet komt vast te staan) aan haar vordering ten grondslag gelegd. In deze gang van zaken ziet de rechtbank – anders dan [gedaagde1] – geen grond de vordering op de hier bedoelde grondslag direct af te wijzen. [eiseres in conventie] heeft de subsidiaire grondslag voldoende onderbouwd en [gedaagden in conventie] heeft tegen deze vermeerdering van grondslag van eis voorts inhoudelijk verweer kunnen voeren.
4.7.
Nu Nederland partij is bij het Hulpverleningsverdrag hebben de verdragsbepalingen op grond van art. 2 rechtstreekse toepassing (en zijn overigens ook opgenomen in boek 8 van het BW). Art. 6 van het verdrag bepaalt voorts dat dit Verdrag van toepassing is op iedere hulpverlening, behalve voor zover een overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend anders bepaalt. Van hulpverlening is sprake bij iedere daad of werkzaamheid die is verricht om hulp te verlenen aan een in bevaarbaar water of in welk ander water dan ook in gevaar verkerend schip of andere zaak (art. 1 sub a Hulpverleningsverdrag). Tussen partijen is in dit verband niet in geschil dat het jacht van [gedaagde1] in gevaar verkeerde en dat [eiseres in conventie] hulp aan [gedaagde1] heeft verleend door zijn jacht van de strekdam te verwijderen en vervolgens te bergen.
4.8.1.
Dan dient beoordeeld te worden of [eiseres in conventie] aanspraak heeft op hulploon conform art. 8:561 BW/art. 13 van het Hulpverleningsverdrag, alsmede een ‘special compensation’ conform art. 14 van het Hulpverleningsverdrag. Ingevolge art. 12 van dit verdrag geeft hulpverlening die met gunstig gevolg is verleend, recht op hulploon. De rechtbank stelt vast dat daarvan in dit geval sprake is geweest: het schip is gered. [gedaagden in conventie] stelt echter dat de hulpverlening onzorgvuldig is geweest: had [eiseres in conventie] juist gehandeld, dan was het jacht veel eerder los gekomen. Voorts is er schade aan het jacht veroorzaakt. Om die reden zou er geen grond zijn voor hulploon.
4.8.2.
[gedaagden in conventie] stelt dat ten onrechte niet direct met een lange lijn is vlot getrokken, dat het schip niet waterdicht is gemaakt en dat onvoldoende pompen zijn ingezet. [eiseres in conventie] heeft gemotiveerd aangegeven waarom vlottrekken met een lange lijn niet mogelijk was (de afstand was te groot en er waren geen mogelijkheden een lange lijn aan het jacht te bevestigen), waarom zij geen reden had het jacht waterdicht te maken (er was geen reden aan te nemen dat het schip niet waterdicht was, terwijl later bleek dat de schipper de (walstroom-)kabeldoorvoeringen niet waterdicht had afgesloten) en dat naar mogelijk was pompen zijn ingezet (voor meer had het jacht geen voorziening). In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft [gedaagden in conventie] te weinig gesteld om – eventueel na bewijslevering – te komen tot de conclusie dat er sprake is geweest van onzorgvuldige hulpverlening.
4.8.3.
Waar [gedaagden in conventie] stelt dat door de hulpverlening schade is ontstaan, stelt de rechtbank vast dat die stelling nauwelijks is onderbouwd. Om die reden kan die stelling er niet toe leiden dat geen hulploon verschuldigd is. Overigens heeft [gedaagden in conventie] in reconventie aanspraak gemaakt op vergoeding van schade; de gestelde schade zal daar verder worden beoordeeld.
4.9.1.
Art. 13 van het verdrag (art. 8:563 BW) noemt de criteria waarmee bij de vaststelling van dat loon rekening wordt gehouden. Eén van die criteria is de geredde waarde van het schip; [eiseres in conventie] verwijst in dat verband naar hetgeen daarover door [gedaagden in conventie] is gesteld, namelijk dat de geredde waarde in ieder geval € 50.000,-- bedraagt. Op welke wijze met de overige criteria moet worden rekening gehouden, geeft [eiseres in conventie] niet aan. Evenmin legt zij uit waarom zij, gelet op het bepaalde in art. 14 van het verdrag (art. 8:564 BW), recht zou hebben op ‘special compensations’, of waarom bij de bepaling van het loon in dit geval zou moeten worden uitgegaan van de tarieven in Appendix A (SCOPIC).
4.9.2.
De rechtbank zal het hulploon vaststellen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat vast staat dat voor de hulpverlening een sleepboot en een bok is ingeschakeld, dat een duikteam betrokken is geweest en dat de gehele operatie meer dan anderhalve dag in beslag heeft genomen. Niet is gebleken van bijzonder gevaar of van omstandigheden die maken dat een bijzonder loon moet worden toegekend. De geredde waarde van het jacht is niet goed vast te stellen: [gedaagde1] stelt een waarde voorafgaand aan de hulpverlening van € 650.000,-- en erna van € 50.000,00; in elk geval die laatste waarde wordt door [eiseres in conventie] betwist. Uit de overgelegde gegevens en foto’s blijkt dat gered is een modern, goed onderhouden motorjacht met een lengte van 21 meter. Al deze omstandigheden in aanmerking nemen komt de rechtbank in redelijkheid tot een hulploon ter hoogte van € 30.000,--. Zij zal [gedaagden in conventie] – nu zij geen duidelijkheid hebben gegeven in de mogelijk al vastgestelde onderlinge draagplicht – hoofdelijk veroordelen tot betaling van dit bedrag aan [eiseres in conventie] . Nu geen sprake is van een handelsovereenkomst zal de gevorderde wettelijke handelsrente niet kunnen worden toegewezen; wel zal de gevorderde wettelijke rente bij gebreke van betwisting worden toegewezen al verzocht.
4.10.
Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagden in conventie] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie] tot op heden begroot op:
- dagvaardingskosten € 76,31
- vast recht € 3.529,--
- beslagexploot € 433,21
- salaris advocaat
€ 5.684,--(4 x tarief V, € 1.421,--)
totaal € 9.722,52,
alsmede in de nakosten.
in reconventie
4.11.
De vordering in reconventie betreft een vordering tot schadevergoeding; [gedaagden in conventie] stelt dat [eiseres in conventie] haar werkzaamheden – kennelijk: als hulpverlener – niet naar behoren heeft uitgevoerd. [gedaagden in conventie] verwijt [eiseres in conventie] dat zij niet heeft voorkomen dat het jacht vervuld raakte en dat zij de motoren ondeugdelijk heeft geconserveerd. [eiseres in conventie] heeft uitdrukkelijk verweer gevoerd tegen deze verwijten.
4.12.1.
Met betrekking tot het eerste verwijt heeft [eiseres in conventie] aangegeven dat het vervuld raken van het jacht vooral het gevolg van het – door [gedaagden in conventie] niet betwiste – feit dat [gedaagde1] de (walstroom-)kabeldoorvoeringen niet waterdicht had afgesloten en dat niet aan [eiseres in conventie] had medegedeeld. Waar [gedaagden in conventie] stelt dat het aan [eiseres in conventie] was om zelf na te gaan – voordat zij besloot het schip niet direct vlot te trekken, maar eerst hoogwater af te wachten – of het schip mogelijk niet waterdicht is, stelt hij aan een hulpverlener te hoge eisen. [eiseres in conventie] mocht ervan uit gaan dat [gedaagde1] voer met een waterdicht schip, dan wel dat hij, als dat anders was, daarvan zelf aan [eiseres in conventie] mededeling zou doen. De rechtbank ziet dan ook in het vervuld raken van het jacht niet een fout aan de kant van [eiseres in conventie] .
4.12.2.
Waar het gaat om het tweede verwijt (het ondeugdelijk conserveren van de motoren) heeft [gedaagden in conventie] tegenover de betwisting door [eiseres in conventie] geen nadere onderbouwing van zijn stelling gegeven. Hij heeft niet nader toegelicht op welke grond hij aannam dat de conservering van de motoren deel uitmaakte van de hulpverlening, en evenmin op welke wijze [eiseres in conventie] daarbij zijns inziens (onjuist) heeft gehandeld.
In welke mate de gestelde schade met het één of met het ander te maken heeft, wordt evenmin nader aangegeven.
4.13.1.
Het causale verband tussen de gestelde tekortkoming en de gestelde omvang van de schade is niet toegelicht. Voorts is geen duidelijkheid gegeven over wie welk deel van de schade heeft geleden (hoe luidt de verzekeringsovereenkomst tussen [gedaagde1] en [gedaagde2] , is [gedaagde2] verplicht iets aan [gedaagde1] uit te keren en zo ja, welk bedrag, heeft er betaling plaatsgevonden, welke deel van de gestelde schade is voor rekening van [gedaagde1] gebleven.
4.13.2.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld of en zo ja, welke fout(en) er door [eiseres in conventie] is/zijn gemaakt, kan niet worden vastgesteld wat van die (mogelijke) fout(en) de gevolgen zijn geweest, en of en zo ja in welke mate daardoor door [gedaagde1] en/of door [gedaagde2] schade is geleden. De rechtbank zal de vordering als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
4.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagden in conventie] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie] tot op heden begroot op:
- salaris advocaat € 5.160,-- (2 x tarief VII, € 2.580,--),
alsmede in de nakosten.
in het incident
4.15.
Aangezien in het voorgaande op de in conventie ingediende vordering volledig wordt beslist, is er geen grondslag meer voor een voorlopige voorziening; de incidentele vordering daartoe zal worden afgewezen.
4.16.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres in conventie] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagden in conventie] tot op heden begroot op:
- salaris advocaat € 579,-- (1 x tarief III, € 579,--)..

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde1] en [gedaagde2] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 30.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 augustus 2010 tot aan de dag der volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde1] en [gedaagde2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres in conventie] begroot op € 9.722,025;
5.3.
veroordeelt [gedaagde1] en [gedaagde2] voorts in de nakosten, begroot op een bedrag van € 131,--, dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, op een bedrag van € 199,--;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde1] en [gedaagde2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres in conventie] begroot op € 5.160,--.
5.8.
veroordeelt [gedaagde1] en [gedaagde2] voorts in de nakosten, begroot op een bedrag van € 131,--, dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, op een bedrag van € 199,--;
in het incident
5.9.
wijst de vordering af;
5.10.
veroordeelt [eiseres in conventie] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagden in conventie] op € 579,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015.