ECLI:NL:RBZWB:2015:9018

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
4560425 AZ VERZ 15-156
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en afwijzing transitievergoeding wegens niet ernstig verwijtbaar handelen werkgever

In deze zaak verzoekt de werknemer, [verzoeker], de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de werkgever, [verweerster], te ontbinden. De werknemer is sinds 4 januari 1993 in dienst bij [verweerster] als montagemedewerker, maar is sinds 26 augustus 2013 arbeidsongeschikt door ernstige gezondheidsklachten. Na twee jaar ziekte ontvangt hij een WIA-uitkering van het UWV. De werknemer stelt dat het in stand houden van zijn dienstverband door [verweerster] een truc is om onder de betaling van een transitievergoeding uit te komen. Hij verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

De werkgever, [verweerster], refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter en voert aan dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter oordeelt dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden toegewezen, omdat er geen bijzondere opzegverboden van toepassing zijn en het recht van arbeidskeuze van de werknemer in beginsel moet worden gerespecteerd. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 februari 2016.

Echter, de kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer om een transitievergoeding en een billijke vergoeding af. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, aangezien er geen ontslagplicht bestaat en de werkgever heeft geprobeerd de werknemer te re-integreren. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. Zander op 22 december 2015.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Breda
zaak/rolnr.: 4560425 AZ VERZ 15-156
beschikking d.d. 22 december 2015
[verzoeker] ,
wonende te Ede,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. T.P. Boer, advocaat te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap [verweerster] ,
gevestigd te ( [postcode] ) Breda, [straatnaam + nummer] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A. Verstraten, advocaat te Zoetermeer.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” respectievelijk “ [verweerster] ”.

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken;
a. het verzoekschrift dat op 29 oktober 2015 ter griffie is ontvangen met producties;
b. het verweerschrift met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2015. Ter zitting waren aanwezig [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. T.B. Boer voornoemd, alsmede namens [verweerster] de heer [directeur] (functie: directeur), bijgestaan door mr. [naam] voornoemd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt

2.Het geschil

2.1
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerster] primair te ontbinden wegens verwijtbaar handelen dan wel nalaten van [verweerster] ex artikel 7:673 BW, onder toekenning van een transitievergoeding en subsidiair de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een vergoeding naar billijkheid, ex artikel 7:671c BW, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.
Typ: LdJ
2.2
[verweerster] voert verweer ten aanzien van de door [verzoeker] gevraagde transitievergoeding en refereert zich voor wat betreft de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan het oordeel van de kantonrechter.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- Op 4 januari 1993 is [verzoeker] , geboren op 13 november 1953, bij [verweerster] in dienst getreden in de functie van montagemedewerker tegen een loon van laatstelijk € 2.901,-- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
- Op 26 augustus 2013 is [verzoeker] uitgevallen met ernstige gezondheidsklachten en is thans nog steeds arbeidsongeschikt.
- Na twee jaar arbeidsongeschiktheid ontvangt [verzoeker] van het UWV een WIA-uitkering.
- Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] in verband met de WIA-uitkering vastgesteld op 65,85%.
- Bij brief van 21 augustus 2015 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerster] medegedeeld dat zij het dienstverband niet kan aanhouden, terwijl [verzoeker] wel van de loonlijst wordt afgevoerd, en dat [verweerster] een transitievergoeding verschuldigd is van € 46.474,--.
- [verweerster] heeft als reactie aangegeven dat zij niet van plan is de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te beëindigen, zij [verzoeker] zal oproepen zodra hij weer geschikt om werk te verrichten en zij daarom geen transitievergoeding verschuldigd is.
3.2
[verzoeker] legt aan zijn verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag.
[verzoeker] kan niet meer aan het werk bij [verweerster] en het ontstaan van een slapend dienstverband is een trucje om onder betaling van de transitievergoeding uit te komen. In juni 2015 werd [verzoeker] medegedeeld dat [verweerster] hem in dienst zou houden na 24 augustus 2015, maar wel van de loonlijst zou afvoeren. Tot 8 december 2015 heeft [verzoeker] niets van [verweerster] vernomen. Hij valt na de duur van de vervolguitkering in een gat (tussen uitkering en pensioen) wat hem in een bijstandssituatie zal brengen. De handelswijze van [verweerster] is primair ernstig nalatig en verwijtbaar ten opzichte van [verzoeker] als trouwe werknemer. Door de handelswijze van [verweerster] is er tevens sprake van misbruik van recht en strijd met goed werkgeverschap. Subsidiair handelt [verweerster] in strijd met de billijkheidsnormen omdat de arbeidsovereenkomst door de insteek van [verweerster] inhoudsloos is geworden. Nu de arbeidsovereenkomst op deze wijze niet kan voortduren verzoekt [verzoeker] de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen dan wel nalaten, onder toekenning van de transitievergoeding, althans een vergoeding naar billijkheid.
3.3
[verweerster] voert als verweer – samengevat – het volgende aan.
[verweerster] wil [verzoeker] de kans bieden om de werkzaamheden te hervatten zodra hij daartoe geschikt is. [verzoeker] is niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt verklaard, zodat de arbeidsovereenkomst geen dode letter is geworden. Er is geen ontslagplicht in Nederland en de wetgever heeft die ook niet willen introduceren met de WWZ. [verweerster] heeft met haar re-integratieactiviteiten alles gedaan om [verzoeker] aan de slag te houden of elders aan de slag te krijgen. Zij heeft gedurende de twee jaar ziekte van [verzoeker] ook al een bedrag van ongeveer € 90.000,-- aan loon betaald. Van misbruik van recht of slecht werkgeverschap is geen sprake. De keuze om niet te ontslaan is geen slecht werkgeverschap. De ernstige verwijtbaarheid in de zin van artikel 7:673 lid 2 BW is voorbehouden aan uitzonderlijke situaties, die zich hier niet voordoet, zodat [verweerster] geen transitievergoeding of billijke vergoeding verschuldigd is, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
3.4
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.5
Artikel 7:671c lid 1 BW bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst kan ontbinden op grond van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3.6
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden toegewezen. Aan dat oordeel heeft meegewogen het feit dat het hier om een werknemersverzoek gaat waarbij bijzondere opzegverboden niet aan de orde zijn. Verder is van belang het (grond)recht van arbeidskeuze waardoor een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de werknemer in beginsel gehonoreerd dient te worden. Hoewel [verweerster] aanvoert dat er voor haar geen noodzaak is tot beëindiging van het dienstverband, heeft zij heeft zich ten aanzien van de ontbinding gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Gelet op de voormelde omstandigheden is er naar het oordeel van de kantonrechter grond om de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst te laten eindigen. De arbeidsovereenkomst zal dan ook worden ontbonden per 1 februari 2016.
3.7
Vervolgens dient te worden beoordeeld of in deze zaak aanleiding is voor toekenning van de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673 lid 1 onder b en/of de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:671c lid 2 onder b BW. Voor toekenning van deze vergoedingen dient sprake te zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als de werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat, waarbij te denken valt aan een situatie waarin de werkgever zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd en de situatie waarin een werknemer arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van verwijtbaar onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
3.8
[verzoeker] stelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] en stelt daartoe dat het in stand houden van de arbeidsovereenkomst door [verweerster] een truc is om onder betaling van de transitievergoeding uit te komen. [verweerster] betwist dat er sprake is van een truc alsook dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door haar. De kantonrechter overweegt over het gestelde ernstig verwijtbare handelen als volgt.
3.9
Vast staat dat [verzoeker] na twee jaar ziekte nog steeds arbeidsongeschikt is en ter zitting is gebleken dat er bij [verweerster] thans geen werkzaamheden voorhanden zijn die voor hem geschikt zijn. Op basis van het over en weer gestelde is de kantonrechter het met [verzoeker] eens dat er thans ook geen vooruitzicht is voor [verzoeker] om aangepast werk bij [verweerster] te verrichten. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat op een werkgever geen verplichting rust om de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte te beëindigen. Er geldt in Nederland geen ontslagplicht voor de werkgever. De stelling van [verzoeker] dat hij van de loonlijst is afgevoerd is geen omstandigheid die duidt op slecht werkgeverschap. De loonlijst ziet veelal op de werknemers die betaald worden en voor [verzoeker] geldt na twee jaar ziekte geen loondoorbetalingsverplichting meer. Het in stand laten van de arbeidsovereenkomst is weliswaar als onfatsoenlijk te beschouwen, maar gelet op het voorgaande kan niet geconcludeerd worden dat [verweerster] door het thans in stand houden van de arbeidsovereenkomst misbruik maakt van recht of dat zij in strijd handelt met goed werkgeverschap. Het handelen van [verweerster] is derhalve thans niet te kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen. Of dit ook voor het toekomstig handelen van [verweerster] als werkgever zal gelden, valt vanzelfsprekend thans niet te beoordelen. De stelling van [verzoeker] dat hij niet is uitgenodigd voor een kerstborrel en er een periode van ruim drie maanden geen contact geweest tussen partijen betreffen geen omstandigheden die thans tot een andere conclusie moeten leiden.
3.1
Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde transitievergoeding en de gevorderde billijke vergoeding zullen worden afgewezen.
3.11
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:686a lid 7 BW zal [verzoeker] in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken als bedoeld in artikel 7:686a lid 6 BW binnen de hierna te noemen termijn.
3.12
Gelet op de uitkomst van de zaak ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Indien [verzoeker] het ontbindingsverzoek intrekt, zal hij de proceskosten van [verweerster] moeten betalen. De proceskosten van [verweerster] zullen in dat geval worden vastgesteld op een bedrag van € 400,-- voor salaris van de gemachtigde van [verweerster] .

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1
stelt partijen in kennis van het voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden;
4.2
stelt [verzoeker] in de gelegenheid zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
uiterlijk op 20 januari 2016in te trekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan (de gemachtigde van) [naam] ;
Voor het geval [verzoeker] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
4.3
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2016;
4.4
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
Voor het geval [verzoeker] het verzoek binnen die termijn intrekt:
4.5.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] tot en met vandaag vaststelt op € 400,--, aan salaris voor de gemachtigde van [verweerster] ;
4.6
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zander kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.