ECLI:NL:RBZWB:2015:994

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
20 februari 2015
Zaaknummer
02/811252-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte als 'de kok' in opleiding bij de productie van amfetamine en hennep

Op 20 februari 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de grootschalige productie van amfetamine en het bezit van hennep. De verdachte, geboren in 1983, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bij alle producties betrokken was, geen recidive had en licht verminderd toerekeningsvatbaar was. De zaak werd behandeld na een schietincident op de rechtbank in Breda, dat geen verband bleek te hebben met de zaak, maar wel leidde tot vertraging van het proces. De rechtbank oordeelde dat de aanhoudingen van de verdachten rechtmatig waren en dat belastende verklaringen van mededaders betrouwbaar waren. De verdachte had geen aandeel in de winst van de drugshandel en was slechts in opleiding als 'kok'. De rechtbank besloot de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, nu het eindoordeel was gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaatsen: Breda en Amsterdam
parketnummer: 02/811252-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]1983 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. L.A. Groenendijk, advocate te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is op 28 en 29 oktober 2013 en 4 november 2013 te Breda inhoudelijk behandeld op de zitting, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], waarbij de officier van justitie, mr. Weijers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ten gevolge van het op de zitting van 4 november 2013 plaatsgevonden schietincident is de behandeling voor onbepaalde tijd geschorst.
De behandeling ter zitting is vervolgens op 4 en 11 december 2014 voortgezet te Amsterdam, waarbij de officier van justitie, mr. Groothuizen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Op 9 februari 2015 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten te Breda, tegelijk met het onderzoek in de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 6], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], en buiten aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 27 augustus 2012 te Roosendaal, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN/OF
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2012 tot en met 30 augustus 2012 te Roosendaal, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
op het perceel [adres 2]
• een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) grondstoffen en/of chemicaliën en/of vaten en/of hardware en/of productiemiddelen/productievoorwerpen en/of
• een (compleet) in werking zijnde laboratorium-opstelling en/of productieplaats
(bedoeld voor de productie van amfetamine en/of MDMA, althans een of meer middelen genoemd op lijst 1 van de Opiumwet)
en/of
in een loods op het perceel aan de [adres 3] gelegen tussen/achter de nrs [nummers]
• een of meer (grote) hoeveelhe(i)d( en) grondstoffen en/of chemicaliën en/of vaten en/of hardware en/of productiemiddelen/productievoorwerpen en/of
• metalen opvangbakken en/of gasbranders en/of
• een verwarmingsmantel en/of
• een of meer rondbodemkol(f)(ven) en/of
• een of meer glazen bolkoelers(s) en/of
• een of meer roestvaststalen koeler(s) en/of
• glaswerk (klemmen en/of afsluiters en/of opzet- en verbindingsstukken en/of
• een elektronische pH meter en/of
• een vacuumsealmachine en/of sealzakken en/of
• ongeveer 28 liter mierenzuur en/of
• ongeveer 200 liter zoutzuur en/of
• ongeveer 12 liter methanol en/of
• ongeveer 126 liter zwavelzuur en/of
• ongeveer 15 kg cafeïne
en/of
in een garagebox aan de [adres 4]
• een of meer (grote) hoeveelhe(i)d( en) grondstoffen en/of chemicaliën en/of vaten
en/of hardware en/of productiemiddelen/productievoorwerpen en/of
• gelaatsmaskers en/of mondkapjes en/of veiligheidsbrillen en/of
• een whiteboard met aantekeningen over internetadressen van chemicaliënbedrijven en/of chemicaliën en/of een/het productieproces van synthetische drugs en/of
• 3 speciekuipen met onder andere caustic soda en/of
• divers laboratorium glaswerk en//of
• een of meer maatbeker(s) en/of trechter(s) en/of maatlepel(s) en/of
• een stijgbuis en/of spiraalkoeler en/of
• 6 thermometers en/of een glazen afscheider en/of
• betonmixers en/of
• 18,3 kg en/of 25 kg calcium waterstof fosfaat
• 106 kg gebonden sodium carbonaat
voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 28 augustus 2012, in elk geval op of omstreeks 28 augustus 2012 te Oudenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 5])) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 320, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN/OF
hij op of omstreeks 28 augustus 2012 te Oudenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 64 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 28 augustus 2012 te Roosendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 280 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie (hierna: OM) een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte door de inzet van bijzondere opsporingsmethoden gedurende vijf maanden voort te zetten en te laten voortduren, terwijl het niets opleverde. Daardoor heeft het OM de belangen van verdachte op grove wijze veronachtzaamd en dient het OM vanwege deze onherstelbare vormfout
niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Allereerst wordt opgemerkt dat [verdachte] pas op 18 juni 2012 als verdachte is aangemerkt (dossier F, pagina 2299 e.v.) en dat daarna is gestart met de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen jegens verdachte. Verdachte is vervolgens aangehouden op 28 augustus 2012. De inzet van de bijzondere opsporings-middelen tegen verdachte heeft derhalve niet vijf maanden geduurd, zoals door de verdediging is aangevoerd, doch ruim twee maanden.
Verder stelt de rechtbank vast dat het standpunt van de raadsvrouw, dat de voortduring van de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen enkel gerechtvaardigd is indien de verdenking jegens verdachte door die inzet van bijzondere opsporingsmiddelen is gegroeid, geen steun vindt in het recht. Overigens is het standpunt van de raadsvrouw ook feitelijk onjuist. De verdenkingen jegens verdachte zijn immers na 19 juni 2012 wel degelijk toegenomen, zoals zal blijken uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen. Van een niet gerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte is derhalve geen sprake.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
3.2
De overige voorvragen.
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn vader[medeverdachte 3] en met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] amfetamine heeft vervaardigd en verhandeld en daartoe voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor zover betreffende het perceel [adres 2] te Roosendaal (feit 1). Voor de betrokkenheid van verdachte bij de voorbereidingshandelingen ter zake van het perceel aan de [adres 3] en de garagebox aan de [adres 4] acht de officier van justitie onvoldoende bewijs aanwezig.
De officier van justitie acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met anderen hennep heeft gekweekt in Oudenbosch vanaf 1 juli 2012 en dat hij op 28 augustus 2012 in Oudenbosch 64 gram hasjiesj voorhanden heeft gehad (feit 2).
Tot slot acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 augustus 2012 280 gram hennep voorhanden had in Roosendaal (feit 3).
De officier van justitie baseert zich daarbij op het navolgende.
Bij feit 1 op grond van de bekennende verklaringen van[medeverdachte 3] en de verklaring van [medeverdachte 6], welke verklaringen steun vinden in de door de politie op de diverse locaties aangetroffen goederen, de camerabeelden, de getapte gesprekken en tekstberichten, en de bevindingen van het LFO en het NFI.
Ten aanzien van feit 2 op grond van de bevindingen van de politie, het aantreffen van verdachte in de loods waar een in werking zijnde hennepkwekerij was ingericht, het aangetroffen tasje waarin de blok hasjiesj zat en de monsternemingen daarvan, alsmede de bekennende verklaring van verdachte hieromtrent. Dat er langer dan 3 à 4 weken zou zijn geteeld waarover verdachte heeft verklaard, volgt volgens de officier van justitie uit de aangetroffen (vervuilde) voorwerpen en uit het dataverkeer met de telefoon van verdachte.
Feit 3 acht de officier van justitie bewezen op grond van de inhoud van de door de politie in de woonwagen van de partner van verdachte aangetroffen boodschappentas en de bekennende verklaring van verdachte. Nu de hennep in de woning van [medeverdachte 6] werd aangetroffen en zij daarvan wetenschap had is dit feit gepleegd door twee personen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat er een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte en dat het OM die inbreuk bewust maandenlang heeft laten voortduren door de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen bewust en tegen beter weten in halsstarrig voort te blijven zetten. Om die reden dient hetgeen bij de uiteindelijke doorzoekingen is aangetroffen, uitgesloten te worden van het bewijs.
De raadsvrouw verzoekt primair om vrijspraak voor de productie van drugs en de voorbereidingshandelingen. Daartoe voert zij aan dat er geen drugslaboratorium is aangetroffen en dat de verklaringen van[medeverdachte 3] - omdat deze niet op eigen waarneming berusten - niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Dit maakt dat de aangetroffen vaten op de [adres 2], de geurherkenning door verbalisant [naam 1], de aanwezigheid van een krachtstroomaansluiting en een waterslang in de zeecontainer en de onderzoeksresultaten van onder meer het NFI, slechts losse aanwijzingen opleveren die enkel vragen oproepen.
De raadsvrouw verzoekt - indien bewezen wordt geacht dat er drugs zijn geproduceerd in de zeecontainer - subsidiair om vrijspraak voor het medeplegen door verdachte, nu het bewijs daarvoor ontbreekt. De verklaringen van [medeverdachte 3] kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd, omdat hij volstrekt alleen staat met zijn verklaringen. Zijn verklaringen zijn zeer warrig, hij denkt dingen te weten, vermoedt dat of interpreteert, maar verklaart niet uit eigen waarneming. Dat geldt ook voor de verklaringen van [medeverdachte 6], die onbetrouwbaar en zelfs leugenachtig zijn, nu zowel het OM als de rechtbank het nodig vonden een proces-verbaal verdenking meineed op te maken. Bovendien zijn haar verklaringen niet bruikbaar nu zij niet op eigen waarneming zijn gebaseerd.
Meer subsidiair verzoekt de raadvrouw om vrijspraak van de productie en voorbereidingshandelingen omdat de tenlastegelegde periode niet bewezen kan worden. Verdachte heeft de hennepkwekerij bekend, zodat de raadsvrouw zich op dat punt refereert aan het oordeel van de rechtbank. Maar de aangetroffen vervuiling en de tapgesprekken rechtvaardigen niet dat er al vóór 23 juli 2012 een kwekerij was opgezet en voorts heeft verdachte de kwekerij alleen opgezet en onderhouden.
Voor wat betreft de aangetroffen plak hasjiesj refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ook met betrekking tot de aangetroffen hennep in de woonwagen aan de [adres 6] te Roosendaal refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte dit feit heeft bekend. Echter, alleen verdachte had de beschikkingsmacht en de wetenschap hierover, zodat [medeverdachte 6] geen medeplegen kan worden verweten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsuitsluitingsverweer (bijzondere opsporingsbevoegdheden)
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat er sprake is van een onherstelbaar verzuim, omdat het OM ten onrechte maanden lang bijzondere opsporingsmethodes heeft ingezet tegen verdachte. Om die reden dient hetgeen bij de uiteindelijke doorzoekingen is aangetroffen, uitgesloten te worden van het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer onder verwijzing naar de overwegingen hiervoor onder 3.1, die als hier herhaald en ingelast beschouwd moeten worden. Er is geen sprake van een verzuim of een vormfout. Van bewijsuitsluiting kan daarom geen sprake zijn.
4.3.2
Bewijsuitsluitingsverweer (betrouwbaarheid verklaringen)
4.3.2.1 De verklaringen van [medeverdachte 3]
Volgens de raadsvrouw kunnen de politieverklaringen van [medeverdachte 3] niet voor het bewijs worden gebruikt omdat de verklaringen warrig zijn en niet gebaseerd op eigen waarneming en hij bovendien ter zitting op die verklaringen is teruggekomen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verklaringen van [medeverdachte 3] bij de politie zijn, anders dan de verdediging stelt, consistent en hij verklaarde gedetailleerd en consequent.
Op verzoek van de verdediging zijn die verhoren woordelijk uitgewerkt en (ook) daaruit blijkt dat [medeverdachte 3] op 19 en 20 september 2012 al verklaarde dat [medeverdachte 2] de container op zijn bedrijventerrein ging inrichten om speed te maken en dat hij [medeverdachte 2] daarvoor geld had voorgeschoten. Later had hij glazen bollen, vaten en kannen in de container zien staan. [medeverdachte 3] had aan een klant een monster gegeven en daarna aan die klant een kilo verkocht voor 2.000 euro. Begin augustus 2012 had hij [medeverdachte 2] gezegd dat alles uit de container moest worden verwijderd.
In zijn verklaring van 16 oktober 2012 zet[medeverdachte 3] uiteen dat [medeverdachte 2] hem had gevraagd of hij aan [medeverdachte 2] 5.000 euro wilde lenen. [medeverdachte 2] zou daarvan B kopen en die B kon hij dan omvormen tot A en daarvan zou [medeverdachte 2] dan pasta maken dat [medeverdachte 3] zou kunnen verkopen. [medeverdachte 2] had formamide gekocht en [medeverdachte 3] had daarvan de helft betaald. Omdat [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] niet vertrouwde had hij zijn zoon [verdachte] gevraagd in het laboratorium mee te gaan helpen en zodoende [medeverdachte 2] te controleren.
In het (wederom woordelijk uitgewerkte) verhoor van 20 oktober 2012 omschrijft [medeverdachte 3] hoe [medeverdachte 2] begon over het opbouwen van een laboratorium in de zeecontainer om speed te gaan maken en die zelf te gaan verkopen.
De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 3] bij de politie op verschillende tijdstippen gedurende een hele maand in zijn eigen bewoordingen steeds gelijkluidende verklaringen heeft afgelegd. Uit die verklaringen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet, zoals van de zijde van de verdediging is gesteld, dat [medeverdachte 3] tijdens die politieverhoren in de war was of dat hij (door anderen dan de politie) onder druk is gezet.
Het is juist dat hij op de zitting van de rechtbank hieromtrent anders heeft verklaard of niet meer heeft willen verklaren. De rechtbank hecht evenwel meer waarde aan de bij de politie afgelegde verklaringen dan aan de enkele verklaring die [medeverdachte 3] een jaar later op de zitting van 28 oktober 2013 heeft afgelegd, in aanwezigheid van de andere verdachten en in het volledige besef van de mogelijke consequenties, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor de andere verdachten. De rechtbank heeft bij de ter zitting afgelegde verklaring van [medeverdachte 3] niet de overtuiging bekomen dat hij toen de waarheid heeft gesproken. De rechtbank is tot dit oordeel gekomen gelet op de zenuwachtige en moeizame wijze waarop [medeverdachte 3] zijn verklaring heeft afgelegd en vragen heeft beantwoord.
De rechtbank acht daarom de bij de politie afgelegde verklaringen van [medeverdachte 3] betrouwbaar en zal deze voor het bewijs bezigen.
4.3.2.2 De verklaringen van [medeverdachte 6]
De verklaringen van [medeverdachte 6] kunnen volgens de raadsvrouw niet als bewijs worden gebruikt, nu deze onbetrouwbaar en aantoonbaar leugenachtig zijn.
De rechtbank volgt de raadsvrouw daarin niet. Deze getuige is op de zitting van 3 oktober 2013 door de rechtbank gehoord en er is toen een proces-verbaal van meineed opgemaakt. Zij heeft vervolgens diezelfde dag nog bij de politie erkend dat zij op die zitting leugenachtig had verklaard. [medeverdachte 6] heeft, toen zij op 10 oktober 2013 wederom als getuige door de rechtbank werd gehoord, bevestigd en uiteengezet waarom zij daartoe gekomen was. Op die laatste zitting kwam de getuige geloofwaardig over op de rechtbank en haar verklaring van 10 oktober 2013 strookte met de verklaringen die ze eerder bij de politie had afgelegd. Om die reden acht de rechtbank de bij de politie afgelegde verklaringen van [medeverdachte 6] en de door haar op de zitting van zitting van 10 oktober 2013 afgelegde verklaring betrouwbaar en zal zij deze verklaringen voor het bewijs bezigen.
4.3.3
De bewijsmiddelen voor feit 1
Op 14 maart 2012 ontvangt de politie een tweetal meldingen van de CIE dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich bezighouden met productie van en handel in synthetische drugs. De informatie wordt aangemerkt als betrouwbaar [1] . De politie start vervolgens onder de naam ‘[naam 2]’ een grootschalig opsporingsonderzoek waarbij een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden worden ingezet zoals stelselmatige observatie, telefoontaps, bakens en camera’s [2] .
Op 28 augustus 2012 zijn er doorzoekingen op 9 locaties en worden verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] gearresteerd.
4.3.3.1 De productie van amfetamine en voorbereidingshandelingen
Locatie terrein en zeecontainer [adres 2] te Roosendaal
Het perceel [adres 2] te Roosendaal is eigendom van [medeverdachte 3] [3] en bestaat uit een groot terrein met daarop een loods, een woonwagen, een zeecontainer en een bouwkeet [4] .
Verbalisant [naam 3], senior LFO-expert, [5] heeft op 28 augustus 2012 het perceel [adres 2] te Roosendaal doorzocht. Hij trof buiten op het terrein een stalen vat aan met daarin ongeveer een liter heldere vloeistof, welke hij heeft bemonsterd.
Hij heeft het monster voorlopig getest en het bleek te gaan om de stof formamide. Het is verbalisant [naam 3] bekend dat formamide een grondstof is voor de productie van amfetamine.
Verbalisant [naam 3], senior LFO-expert [6] heeft op 9 oktober 2012 de zeecontainer onderzocht, die achter de loods op het perceel [adres 2] te Roosendaal stond.
Hij stelt vast dat de container is voorzien van een krachtstroomaansluiting en een waterslang met kraan en afvoerpijp, aangesloten op het openbaar riool. De LFO-expert ziet een aantal gaten in de linkerwand, waarop waarschijnlijk een luchtafvoer aangesloten is geweest. Op het plafond ziet hij opgedroogde schoonmaaksporen en in de afvoerpijp ziet hij zeepresten. Hij neemt veegmonsters van een elektriciteitssnoer en van de achterwand en de zijwand van de container en stelt vast met een hoogwaardige detector (Smiths-detection Sabre) dat deze veegmonsters licht vervuild zijn met sporen van amfetamine. De LFO-expert heeft op grond van deze constateringen en mede gelet op de door collega’s verstrekte informatie dat er in deze zeecontainer een amfetaminelaboratorium gezeten zou moeten hebben, zeer sterk de indruk dat de container is gebruikt voor de productie van amfetamine en na verwijdering van de aanwezige materialen met behulp van een hogedrukreiniger en zeep is schoongemaakt [7] .
Locatie loods aan de [adres 3] ongenummerd (tussen [nummers]) te Roosendaal
[medeverdachte 1] [8] heeft verklaard dat hij deze loods huurde.
Verbalisant [naam 4], senior LFO-expert [9] , heeft de loods aan de [adres 3] tussen de nummers [nummers] te Roosendaal op 28 augustus onderzocht. In de loods zijn aangetroffen en indicatief getest:
- een groot aantal jerrycans met daarin 28 liter mierenzuur, 200 liter zoutzuur, 12 liter
methanol, 126 liter zwavelzuur [10] ;
- groot aantal jerrycans en klemdekselvaten met afval van amfetamineproductie;
- 5 metalen opvangbakken met gasbranders;
- verwarmingsmantel;
- 4 rondbodemkolven;
- 9 spiraalkoelers;
- 1 bolkoeler;
- 2 roestvrijstalen koelers;
- kratjes gevuld met laboratorium benodigdheden, namelijk glaswerk klemmen, glazen
afsluiters, glazen opzet- en verbindingsstukken en een elektronische pH-meter;
- een vacuümsealmachine met sealzakken;
- een Coca-Cola petfles van 1,5 liter, voor ¾ gevuld met waarschijnlijk een BMK-oplossing;
- plastic zakken met 15 kilogram cafeïnepoeder [11] ;
- 440 gr witte pasta in plastic tas, ruikend naar amfetamine;
- 5 plastic zakken van 1 kilogram met opschrift ‘magnesiumstrearaat’;
- een aantal zakken met wit poeder, vermoedelijk talkpoeder;
- 4 zakjes met kleurstoffen;
- gripzak met 1580 gram crèmekleurig poeder en tabletten, mogelijk XTC;
- grote stofzuigerzakken met 4,8 en 4,88 kilogram roze poeder, mogelijk XTC.
Het LFO concludeert dat de aangetroffen productiemiddelen en chemicaliën typisch goederen en chemicaliën zijn welke worden aangetroffen op locaties waar synthetische drugs zoals amfetamine worden vervaardigd.
Gezien het feit dat de productiemiddelen gebruikt en vervuild waren, het aantreffen van jerrycans en vaten met vermoedelijk synthese afval van de vervaardiging van amfetamine en het aantreffen van de precursor BMK en eindproduct amfetamine, zijn deze goederen vermoedelijk gebruikt voor de vervaarding van amfetamine middels de Leuckartmethode met behulp van BMK. De spullen stonden vermoedelijk opgeslagen in de loods voor gebruik op een andere locatie. Talkpoeder, magnesiumstearaat, kleurstoffen zijn stoffen die gebruikt worden bij de vervaardiging van XTC-tabletten. In combinatie met het poeder, de tabletten en de inhoud van de stofzuigerzakken is het aannemelijk dat deze hulpstoffen gebruikt werden bij de illegale vervaardiging van XTC-tabletten met als werkzame stof MDMA [12] .
De LFO-expert [13] heeft monsters genomen.
Het NFI [14] heeft de monsters onderzocht. Aangetroffen zijn lage concentraties apaan (nodig voor de vervaardiging van BMK), BMK, mierenzuur, zoutzuur, zwavelzuur, methanol, tussenproduct (amfetaminebase), eindproduct (amfetaminesulfaat) en amfetamine versneden met coffeïne. Een groot deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan het vervaardigen van amfetamine uit BMK via de Leuckartmethode, aldus het NFI. Daarnaast is er in een aantal materialen magnesiumstearaat en MDMA aangetoond.
In de loods zijn ook aangetroffen en bemonsterd een paar handschoenen en een volgelaatsmasker van het merk North [15] . Op de handschoenen en op de binnenkant van het masker is DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen, matchkans kleiner dan één op een miljard [16] . Op de handschoenen zijn vlekken aangetroffen, die amfetamine, MDMA,
N-formylamfetamine en coffeïne bleken te bevatten, op de buitenkant van het masker is MDMA en amfetamine aangetroffen [17] .
De camerabeelden van de loods aan de [adres 3] ongenummerd (tussen [nummers]) te Roosendaal
De politie heeft in de periode van 15 juni 2012 tot en met 28 augustus 2012 een camera geplaatst met zicht op de loods. Door een bedieningsfout zijn in de periode van 10 juli 2012 tot 25 juli 2012 geen beelden opgenomen [18] .
Verbalisant [naam 5] [19] heeft de camerabeelden bekeken en ziet daarop:
- Op 12 augustus 2012 om 19.11 uur (pagina 641) ziet de verbalisant de grijze bus voor de loods stoppen. [medeverdachte 2] stapt uit als bestuurder, opent de loods en rijdt de bus achteruit deels de loods in. [medeverdachte 2] stapt uit en loopt de loods in. De bus gaat vervolgens omhoog en omlaag, zodat vermoedelijk iets zwaars in of uit de bus wordt geladen.
- Datzelfde gebeurd op 13 augustus 2012 om 14.12 uur (pagina 646) door [medeverdachte 2] en met dezelfde bus.
- Ook op 14 augustus 2012 om 16.50 uur (pagina 651) ziet de verbalisant dit gebeuren.
Locatie garagebox [adres 4] te Roosendaal
[naam 6] [20] heeft verklaard dat hij de eigenaar is van een garagebox aan de [adres 4] te Roosendaal. Hij verhuurt deze sinds 24 oktober 2009 aan [medeverdachte 1].
[medeverdachte 2] [21] heeft verklaard dat hij en zijn vader een sleutel hebben van deze garagebox.
Verbalisant [naam 3], senior LFO-expert, [22] heeft de garagebox aan de [adres 4] te Roosendaal op 28 augustus 2012 doorzocht. In de garagebox zijn aangetroffen en indicatief getest:
- een whiteboard met geschreven tekst [23] ;
- gelaatsmaskers, handschoenen, mondkapje en veiligheidsbrillen;
- 3 speciekuipen met in de witte kuip een lege zak Brenntag caustic soda 25 kilo;
- aanzienlijke hoeveelheid gebruikt laboratoriumglaswerk zoals koppelstukken, glazen afscheiders, spiraal- en bolkoelers;
- 4 maatbekers;
- 4 trechters;
- 2 maatlepels;
- 500 mm stijgbuis;
- 6 thermometers;
- 1 betonmixer en statiefmixer;
- 1 glazen afscheider van 20 liter met kraan;
- een vacuümzak met 960 gram wit poeder;
- 2 aluminium zakken met resp. 18,3 kg en 25 kg wit poeder;
- 8 witte zakken met opschrift Profood kattenvoer met 106 kg kristalachtig materiaal.
De LFO-expert verklaart dat deze materialen gebruikt kunnen worden voor de productie van amfetamine [24] . De LFO-expert heeft monsters genomen.
Het NFI [25] heeft vastgesteld dat de vacuümzak coffeïne bevat (versnijdingsmiddel), de aluminium zakken bevatten calciumwaterstoffosfaathydraat (vulstof voor tabletten) en de 8 witte zakken bevatten soda. Het NFI geeft aan dat een deel van de aantekeningen op het wandbord past bij de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de Leuckartmethode. De vervuiling op de maatlepel en de glazen afscheider past bij de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de Leuckartmethode.
In de garagebox is ook aangetroffen en bemonsterd een halfgelaatsmasker van het merk North [26] . Op de binnenkant van het masker is DNA aangetroffen van[verdachte] (matchkans kleiner dan één op één miljard) [27] . Op de buitenkant van het masker zijn vlekken aangetroffen, die amfetamine bevatten [28] .
Locatie [adres 1] te Roosendaal
Op het terrein aan de [adres 1] te Roosendaal staat een woonwagen met een garage en een washok. Verdachte is de bewoner van dit perceel [29] .
Verbalisant [naam 7], LFO-expert [30] , heeft op 28 augustus 2012 het perceel [adres 1] te Roosendaal doorzocht. Hij trof op het terrein 11 jerrycans en 6 blauwe klemdekselvaten aan. Met uitzondering van 3 lege jerrycans en een witte jerrycan met methanol, zijn alle vaten en jerrycans gevuld met een heldere of licht gele vloeistof met een oranje of bruine drijflaag. Hij concludeert dat het hier gaat om afval van amfetamineproductie.
De LFO-expert heeft monsters [31] genomen.
Het NFI [32] heeft de monsters onderzocht. Aangetroffen zijn zeer lage concentraties apaan en (lage) concentraties
N-formylamfetamine, amfetamine en BMK. Een groot deel van de onderzoeksmaterialen is te relateren aan de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de Leuckartmethode [33] .
De locatie [adres 6] te Roosendaal
[medeverdachte 6] is de bewoner van de woonwagen aan de [adres 6] te Roosendaal. Zij heeft een relatie met verdachte [34] .
In de woonkamer wordt een notitieblokje [35] aangetroffen met daarop de navolgende tekst:
“op 1 liter 0,7 mier en 1,5 for”en
“vase 1: 5 liter B mengen 3,5 l mier, 7,5 l for, laten kooken, als kook dan nog 1.30 uur, dan koelen met water voor schijden”. [36]
De verklaringen van [medeverdachte 3]
[37] heeft verklaard dat hij in maart 2012 [38] contact met [medeverdachte 2] heeft gekregen. [medeverdachte 2] wilde speed gaan maken maar hij had geen plek. [medeverdachte 3] had hem toen gezegd dat hij nog een zeecontainer had en dat hij het daarin mocht maken. [medeverdachte 2] had de container bekeken en zei dat het daarin wel kon. [medeverdachte 3] had 5.000 euro geïnvesteerd, want [medeverdachte 2] had zoutzuur nodig, formamide, caustic-soda en B-olie. Begin april 2012 is [medeverdachte 2] alles op gaan bouwen. [medeverdachte 2] had hem uitgelegd dat als je een liter B hebt en je doet daar een proces op dan wordt het A en die A kun je opkloppen en dan heb je een tandpasta-achtige gel. Van die 5 liter B bleef na het proces 1,6 liter A over en maal 2,2 hield je 3,4 kilogram pure speed over, welke [medeverdachte 2] in doorzichtige plastic zakken deed en vacuüm trok. Op een bepaald moment kreeg hij van [medeverdachte 2] de speed die [medeverdachte 2] hem beloofd had. Hij heeft aan een man 200 tot 300 gram als monster meegegeven en kreeg daar 385 euro voor. De man kwam later terug en toen heeft hij hem een kilo verkocht voor 2.000 euro. De man kwam later terug en toen heeft hij hem 5 kilo verkocht voor 10.000 euro, maar deze bleek niet goed en hij heeft de man zijn geld teruggegeven en de 5 kilo terug aan [medeverdachte 2] gegeven.
Hij merkte dat [medeverdachte 2] hem bedroog omdat [medeverdachte 2] steeds met volle kannen voorbij kwam en had zijn zoon [verdachte] gevraagd voor hem met [medeverdachte 2] in de container samen te gaan werken, omdat hij zelf niet tegen die geur kon.
[medeverdachte 3] [39] heeft verklaard dat hij van [verdachte] hoorde dat [medeverdachte 2] 5 liters wilde achterhouden voor hem.
Hij denkt dat er in totaal 5 keer is geproduceerd is, waarvan 3 of 4 keer met [verdachte]. [medeverdachte 3] heeft later politie op zijn terrein betrapt. [medeverdachte 3] ging kijken in de container achter zijn huis en daar bleek een bom te staan. Hij heeft toen gezegd tegen [medeverdachte 2] dat alles opgeruimd moest worden. Rond augustus was alles eindelijk opgeruimd. Toen de container leeg was, heeft [medeverdachte 3] deze met een hogedrukspuit grondig schoongemaakt.
Leden van het observatieteam zijn in de nacht van 8 op 9 augustus 2012 aangesproken door [medeverdachte 3] in de directe nabijheid van het perceel [adres 2] te Roosendaal [40] .
De verklaring van [medeverdachte 6]
[41] heeft op de zitting van 10 oktober 2013 verklaard dat haar vriend [verdachte] werd gebruikt door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] en [verdachte] hadden besproken dat ze geld van [medeverdachte 2] tegoed hadden, maar [medeverdachte 2] betaalde niet. Ze wist dat er iets gaande was met wiet en dat het om synthetische drugs ging. [medeverdachte 3] en [verdachte] hadden aan de keukentafel besproken dat[verdachte] het productieproces van [medeverdachte 2] zou leren. [verdachte] deed wel eens wat klusjes voor [medeverdachte 2]. [verdachte] haalde spullen voor [medeverdachte 2] en bracht een fles naar Breda.
Op een dag vertelde [medeverdachte 2] aan de keukentafel dat hij niet kon betalen omdat hij minder liters had afgedraaid dan hij had verwacht en volgens [medeverdachte 6] ontstond toen een enorme ruzie, omdat [medeverdachte 3] van [medeverdachte 2] 5.000 euro tegoed had en [medeverdachte 2] niet kon betalen door het mindere aantal liters.
[medeverdachte 6] had [verdachte] en [medeverdachte 3] horen praten over het afdraaien van speed en XTC.
Als [verdachte] werd opgehaald door [medeverdachte 2] gingen ze samen naar de [adres 2] en een dag later spraken ze dan over synthetische drugs, aldus de getuige [medeverdachte 6].
De verklaring van [medeverdachte 2]
[42] heeft verklaard dat hij € 30.000,- van [naam 8] had geleend. In februari of maart 2012 wilde[naam 8] het geld terug. Toen [medeverdachte 2] hem niet terug kon betalen, zei [naam 8] dat [medeverdachte 2] maar een plek voor hem moest regelen, een plek om te werken, om spullen te maken, voor drugs. [naam 8] zit in de drugs. [medeverdachte 2] is toen naar [medeverdachte 3] gegaan en [medeverdachte 3] kwam met het voorstel om de container achter zijn loods ter beschikking te stellen. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 3] verteld dat het met drugs te maken had. Op een gegeven moment heeft [medeverdachte 3] ontdekt dat hij geobserveerd werd door de politie. Toen heeft [medeverdachte 2] de container leeggehaald en de spullen weggebracht naar de loods aan de [adres 3] en de garagebox aan de [adres 4]. Dat zijn de spullen die de politie daar op 28 augustus 2012 heeft aangetroffen. [medeverdachte 1] was hiervan niet op de hoogte.
De verklaringen van verdachte
Verdachte [43] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] bij zijn woonwagen vaten heeft weggezet met afval, waarvan hij dacht dat het XTC was. Verdachte had die vaten in een schuurtje gezet en later rook hij een bijtende geur.
Daarna heeft verdachte [44] verklaard dat hij jerrycans met verdovende middelen van de [adres 7] naar De [adres 3] had gebracht en [medeverdachte 2] hem daarna vroeg een colafles met vloeistof naar Breda te brengen. Verdachte dacht dat er harddrugs in zaten.
Nadat de politie hem confronteerde met een bij [medeverdachte 6] aangetroffen briefje [45] heeft verdachte verklaard dat hij dat briefje had geschreven op verzoek van [medeverdachte 2] en dat hij dacht dat het over synthetische drugs ging.
De overwegingen van de rechtbank over feit 1: productie en voorbereidingshandelingen
De rechtbank acht, voorgaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en tijdsverband gezien, wettig en overtuigend bewezen dat er in de tenlastegelegde periode amfetamine is geproduceerd in de zeecontainer aan de [adres 2] te Roosendaal.
De rechtbank baseert haar oordeel op de rapporten van het LFO en het NFI waaruit blijkt dat de zeecontainer is voorzien (geweest) van water, elektriciteit en afvoer van water en lucht en dat er in die container sporen zijn gevonden van amfetamine. Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij de container heeft leeggehaald, nadat [medeverdachte 3] had ontdekt dat hij werd geobserveerd door de politie. De spullen die in de loods aan de [adres 3] en de garagebox in de [adres 4] zijn aangetroffen door de politie, zijn volgens [medeverdachte 2] afkomstig uit de zeecontainer. Uit de rapporten van het LFO en het NFI blijkt vervolgens dat de chemicaliën en productiemiddelen uit die loods en die garagebox én het chemische afval in de garage aan de [adres 1] zijn te relateren aan de productie van amfetamine uit BMK via de Leuckartmethode. [medeverdachte 3] heeft het productielaboratorium ook gezien, het leek volgens hem wel een bom.
Ten aanzien van de betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij de productie van synthetische drugs in de zeecontainer aan de [adres 2] overweegt de rechtbank het volgende.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de zeecontainer aan [medeverdachte 2] ter beschikking heeft gesteld voor de productie van speed. [medeverdachte 2] heeft toen het productielaboratorium ingericht en er is in totaal 5 keer geproduceerd. [medeverdachte 3] zag [medeverdachte 2] af en aan lopen met volle jerrycans en heeft ook van [medeverdachte 2] ruim 6 kilo speed gekregen om te verkopen en zijn investering terug te verdienen. [medeverdachte 2] heeft hem ook het productieproces uitgelegd en zijn zoon[verdachte] heeft [medeverdachte 2] 3 of 4 keer geholpen bij de productie van amfetamine.
Deze verklaring van [medeverdachte 3] wordt bevestigd door [medeverdachte 6], die heeft gehoord dat [medeverdachte 3] en [verdachte] er over spraken dat[verdachte] het productieproces zou leren van [medeverdachte 2].
Steunbewijs voor de verklaring van [medeverdachte 3] ziet de rechtbank ook in het halfgelaatsmasker dat is aangetroffen in de garagebox aan de [adres 4], met daarop aan de binnenkant het DNA van verdachte en aan de buitenkant amfetamine, en het volgelaatsmasker en de handschoenen, die zijn aangetroffen in de loods aan de [adres 3], met daarop aan de binnenkant het DNA van [medeverdachte 2] en aan de buitenkant amfetamine. Steunbewijs voor de verklaring van[medeverdachte 6] ziet de rechtbank in de aantekeningen op het notitieblokje, dat is aangetroffen in haar woonwagen aan de [adres 6] te Roosendaal, waarover verdachte heeft verklaard dat hij die aantekeningen heeft opgeschreven en dat het volgens hem gaat over synthetische drugs.
[medeverdachte 2] heeft tenslotte verklaard dat hij naar [medeverdachte 3] is gegaan om een plek te regelen om drugs te kunnen maken. Hij heeft bovendien bevestigd dat hij de zeecontainer heeft leeggehaald en de spullen heeft weggebracht naar de loods aan de [adres 3] en de garagebox aan de [adres 4].
Ten aanzien van de betrokkenheid van [medeverdachte 3] bij de productie van synthetische drugs in de zeecontainer aan de [adres 2] overweegt de rechtbank het volgende.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de zeecontainer aan [medeverdachte 2] ter beschikking heeft gesteld voor de productie van speed. [medeverdachte 2] heeft toen het productielaboratorium ingericht en er is in totaal 5 keer geproduceerd. [medeverdachte 3] zelf heeft 5000 euro geïnvesteerd voor de aankoop van grondstoffen. In ruil hiervoor heeft [medeverdachte 3] van [medeverdachte 2] ruim 6 kilo speed gekregen om te verkopen. Omdat [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] niet vertrouwde, heeft hij zijn zoon [verdachte] de opdracht gegeven om met [medeverdachte 2] in de container samen te gaan werken en dat is feitelijk ook een paar keer zo gebeurd. [medeverdachte 3] heeft ook een einde gemaakt aan het productielaboratorium in de zeecontainer door [medeverdachte 2] opdracht te geven om alles op te ruimen. Hij heeft zelf de container schoongemaakt met een hoge drukreiniger.
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft aangegeven, is er steunbewijs voor de verklaringen van [medeverdachte 3] te vinden in de verklaringen van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2], maar bijvoorbeeld ook in het LFO-rapport waarin de LFO-expert bevestigd dat de zeecontainer met een hogedrukreiniger en zeep is schoongemaakt.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de productie van synthetische drugs in de zeecontainer aan de [adres 2] overweegt de rechtbank het volgende.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte] [medeverdachte 2] 3 à 4 keer heeft geholpen bij de productie van speed in de zeecontainer aan de [adres 2]. Het was de bedoeling dat[verdachte] [medeverdachte 2] in de gaten hield, omdat [medeverdachte 3] dacht dat [medeverdachte 2] hem belazerde.
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat het de bedoeling was dat [verdachte] van [medeverdachte 2] zou leren hoe speed gemaakt moet worden en in haar woonwagen zijn aantekeningen gevonden over het productieproces, waarover [verdachte] heeft verklaard dat hij die aantekeningen heeft geschreven in opdracht van [medeverdachte 2] en dat deze aantekeningen gaan over synthetische drugs.
Steunbewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de productie van amfetamine ziet de rechtbank ook in het halfgelaatsmasker dat is aangetroffen in de garagebox aan de [adres 4], met daarop aan de binnenkant het DNA van verdachte en aan de buitenkant amfetamine. Verdachte heeft geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor de aangetroffen sporen en het gebruik van een dergelijk masker. Daarnaast zijn op het terrein [adres 8], waar de woonwagen van verdachte staat, 7 jerrycans en 6 klemdekselvaten aangetroffen met daarin afval van amfetamineproductie.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank overigens onvoldoende bewijs dat [medeverdachte 1] was betrokken bij de productie van amfetamine in de zeecontainer aan de [adres 2] te Roosendaal.
Gelet op deze verklaringen en bevindingen, in onderlinge samenhang en tijdsverband gezien, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de tenlastegelegde periode amfetamine heeft bereid in de zeecontainer aan de [adres 2] te Roosendaal.
[medeverdachte 2] is de initiatiefnemer, de organisator van de productiemiddelen en de grondstoffen en de ‘kok’ die weet hoe amfetamine bereid moet worden. [medeverdachte 3] heeft de zeecontainer beschikbaar gesteld in de wetenschap dat daar speed geproduceerd ging worden, een groot bedrag aan geld geïnvesteerd en zijn zoon [verdachte] ingeschakeld om [medeverdachte 2] te helpen en te controleren. Verdachte heeft hand- en spandiensten verleend bij het productieproces, met de bedoeling om te leren hoe synthetische drugs wordt vervaardigd en op zijn terrein is een deel van het afval opgeslagen.
Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat in een periode van een half jaar een productielaboratorium is opgebouwd in de container en de benodigde materialen en grondstoffen zijn aangeschaft, 5 keer amfetamine is geproduceerd en alles weer is ontmanteld en afgevoerd. De samenwerking is derhalve intensief geweest. Ook heeft de rechtbank gewicht toegekend aan de familiebanden die bestaan tussen de verdachten: [medeverdachte 2] heeft een relatie met [naam 9], de dochter van [medeverdachte 3] en de zus van verdachte.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen amfetamine heeft geproduceerd in de zeecontainer aan de[adres 2].
Niet gebleken is dat er tevens MDMA is geproduceerd door verdachte. Daarvan zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
De voorgaande overwegingen impliceren naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de tenlastegelegde periode ook tezamen en in vereniging voorbereidingshandelingen hebben gepleegd omdat zij in de zeecontainer aan de [adres 2] te Roosendaal een complete laboratoriumopstelling en productieplaats voor amfetamine voorhanden hebben gehad, inclusief productiemiddelen en chemicaliën, met de bedoeling om amfetamine te produceren. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben immers het laboratorium daadwerkelijk gebruikt voor de productie van amfetamine; [medeverdachte 2] heeft daarnaast het laboratorium ingericht, bevoorraad en weer ontmanteld. [medeverdachte 3] heeft welbewust de zeecontainer ter beschikking gesteld, een deel van de materialen gefinancierd en beschikkingsmacht getoond toen hij [medeverdachte 2] de opdracht gaf om het laboratorium te ontmantelen. Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking, zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld.
Ten aanzien van de locatie [adres 2] is overigens niet gebleken dat er voorbereidingshandelingen zijn gepleegd ten behoeve van de productie van MDMA.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte betrokken is bij de opslag van grondstoffen en materialen ten behoeve van de productie van synthetische drugs in de loods aan de [adres 3] en/of de garagebox aan de [adres 4].
4.3.3.2 De handel in amfetamine
[medeverdachte 4] verklaart [46] dat speed hem 2-3 euro inkoopprijs kost, dat hij altijd wel wat in huis had maar nooit meer dan 10 tot 15 gram. Soms komen vrienden langs die vragen of hij wat over heeft en die geeft hij dan wat speed en dan krijgt hij ook geld van hen. Soms geven zij wat meer dan 3-4 euro. Als hij er wat aan over kan houden, dan doet hij dat. Sommigen geven 5 euro. [medeverdachte 4] verklaart ook dat [verdachte] en [medeverdachte 2] hem voorzien van drugs, hij weet niet zeker of het van [medeverdachte 2] afkomt, maar wel van [verdachte].
Deze verklaring van [medeverdachte 4] wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door getapte telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 4]. Op 14 juli 2012 [47] belt verdachte naar [medeverdachte 4] en zegt: “
Kunnen we elkaar straks even zien”. [medeverdachte 4] antwoordt: “
ja maar ik heb helemaal niks meer jongen”Verdachte zegt dan
: “Heb je niks meer”.[medeverdachte 4] zegt:
“nee dat wordt pas maandag weer”. Verdachte zegt vervolgens:
”je hoort toch wel wie ik ben”. [medeverdachte 4] zegt:
“Ohw shit”. Verdachte antwoordt:
“Ik ben het”. [medeverdachte 4] zegt:
”ja, ik heb bij mijn oma liggen weetjewel maar die is met vakantie jongen, ik heb hier helemaal niks liggen zo, ik zie da nummer niet dus ik zeg eh, ik ben niet voor iedereen bereikbaar snap je”Even daarna zegt verdachte: “
En dan moet je nieuwe hebben, moet je nieuwe hebben dan?”[medeverdachte 4] antwoordt dan:
“Eh ja maar ik…i mocht van Rie, van dinge niks aan jou geven maat, zee ie”.Weer verderop zegt verdachte: ”
oke, maar als je nieuwe moet hebben dan eh.. dan gooi ik het af snap je, je moet gewoon blijven draaien”. [medeverdachte 4] antwoord dan: ”
ja zeker ja, ik heb net ook al een paar keer nee moeten zeggen weet je wel maar.. mar ik heb maar een klein bietje thuis liggen zeg maar, nie genoeg zeg maar voor een hele avond (..)”. Verdachte zegt
: ”ja, daarom juist, daarom ik zeg…nou eh…ik bel jou zo eventjes dan eh pak ik wel eventjes wat op … spreken we wel af maat.”
Twee dagen later op 16 juli 2012 [48] belt verdachte met [medeverdachte 4]. Hij zegt: ”
neem gelijk da geld mee he maat, anders moet ik met jou naar binnen snap je”.[medeverdachte 4] antwoordt
: ”komt goed maat”.
Verdachte zelf [49] verklaarde dat [medeverdachte 4] in drugs handelde.
Gelet op de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 4], wordt naar het oordeel van de rechtbank in de hiervoor genoemde tapgesprekken door verdachte en [medeverdachte 4] in versluierd taalgebruik gesproken over de verkoop en levering van amfetamine door verdachte aan[medeverdachte 4] én door [medeverdachte 4] aan derden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode amfetamine heeft verkocht, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4].
De rechtbank ziet onvoldoende bewijs in het dossier voor de stelling dat verdachte bij de verkoop van amfetamine zou hebben gehandeld tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3].
Niet gebleken is dat er tevens in MDMA zou zijn gehandeld. Daarvan zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
4.3.4
De bewijsmiddelen voor feit 2: hennepkwekerij en hasjiesj
Verbalisanten [naam 10] en[naam 11] [50] troffen op 28 augustus 2012 in een afgezonderd deel van een loods aan de [adres 5] te Oudenbosch een hennepkwekerij aan, bestaande uit 320 planten van 30 tot 40 centimeter hoog. Verbalisant [naam 12] [51] heeft monsters uit die hennepkwekerij getest met MMC-Cannabis testbuisjes en deze testen gaven een positieve reactie, indicatief voor marihuana of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj.
Verdachte [52] heeft verklaard dat hij de kwekerij heeft gebouwd en de planten heeft gezet. De kwekerij draaide 3 à 4 weken. De planten zouden in oktober 2012 geoogst kunnen worden. Zijn vader [medeverdachte 3] wist van de wietkwekerij af [53] .
De loods werd sinds 1 februari 2012 gehuurd door [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij de hennepkwekerij met zijn zoon heeft opgezet [54] . Verder heeft hij [55] verklaard dat hij in de loods aan de [adres 5]te Oudenbosch zelf het hok heeft gebouwd. Later hoorde hij in dat hok afzuigers en toen wist hij wel voor 90 procent wat er aan de hand was.
Op 22 augustus 2012 belt verdachte naar [medeverdachte 3], die op dat moment (blijkt uit dat telefoongesprek) in Oudenbosch is [56] . Verdachte zegt tegen [medeverdachte 3] dat hij ‘
lauw water’ moet geven.
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een hennepkwekerij heeft gehad in de loods aan de [adres 5]te Oudenbosch. De rechtbank heeft in het dossier geen bewijsmiddelen aangetroffen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er al eerder een oogst was geweest. Het ping-bericht van verdachte van 23 juni 2012 over
‘top ami zonder gruis’(dossier E, pagina 1705) vindt de rechtbank onvoldoende als bewijsmiddel dat reeds eerder een oogst heeft plaatsgevonden in de kwekerij aan de [adres 5]. Daarom zal de rechtbank de bewezenverklaring beperken tot de periode 1 augustus 2012 tot en met 28 augustus 2012.
Ten aanzien van de betrokkenheid van [medeverdachte 3] bij deze hennepkwekerij overweegt de rechtbank het volgende. Uit de omstandigheid dat [medeverdachte 3] huurder van de loods was, dat hij het hok waarin de hennepkwekerij is aangetroffen heeft opgebouwd en dat hij, zoals volgt uit de verklaring van hemzelf, verdachte en de tapgesprekken, wist dat er een hennepkwekerij in de loods was en de hennepplanten in die hennepkwekerij heeft verzorgd, leidt de rechtbank af dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met verdachte gericht op het telen van hennep in de loods aan de [adres 5].
De rechtbank acht overigens de verklaring van verdachte op de zitting van 29 oktober 2013, dat [medeverdachte 3] de plantjes bij [medeverdachte 6] water moest gaan geven, niet aannemelijk en ongeloofwaardig, nu [medeverdachte 3] zich op het moment van het telefoongesprek over het geven van lauw water in Oudenbosch bevond en er in dat gesprek ook helemaal niet gesproken werd over planten in de woning van [medeverdachte 6].
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 3] hennep heeft gekweekt.
Dat verdachte op 28 augustus 2012 een plak hasjiesj voorhanden heeft gehad acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de kennisgeving inbeslagneming [57] ;
- de indicatieve test [58] ;
- de bekennende verklaring van verdachte [59] .
De rechtbank acht onvoldoende aangetoond dat verdachte die hasjiesj tezamen en in vereniging met een ander voorhanden heeft gehad. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank hem dan ook vrijspreken.
4.3.5
De bewijsmiddelen voor feit 3: hennep
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 augustus 2012 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 6] 280 gram hennep aanwezig heeft gehad, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte [60] ;
- het aantreffen van een plastic tas “Schoenenreus” met hennep (1F), een bekertje hennep
(7F) en twee zakjes hennep (21F en 22F) [61] ;
- de processen-verbaal indicatieve drugstesten d.d. 13 september 2012 [62] ;
- de verklaring van [medeverdachte 6] [63] dat [verdachte] in haar woonwagen hennep
bewaarde voor eigen gebruik en dat zij een dag voor de inval de schoenenreuszak zag liggen en dat wel erg veel hennep vond.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank dat de hennep is aangetroffen in de woonwagen van[medeverdachte 6] aan de [adres 6] te Roosendaal en zich daarom bevond in haar machtssfeer. Uit haar verklaring blijkt ook dat [medeverdachte 6] wist dat verdachte de hennep daar had neergelegd, maar dat zij hem niet had gevraagd om de hennep weg te halen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 juni 2012 tot en met 27 augustus 2012 te Roosendaal,
althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk heeft bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/ofamfetamine, zijnde
MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/ofamfetamine
(telkens)een middel
(en)als vermeld op lijst I bij de Opiumwet
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN
hij op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 juni 2012 tot en met 27 augustus 2012 te Roosendaal,
althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/ofamfetamine, zijnde
MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/ofamfetamine
(telkens)een middel
(en)als vermeld op lijst I bij de Opiumwet;
EN
/OF
hij op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 juni 2012 tot en met 28 augustus 2012 te Roosendaal,
althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het
(telkens)opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren
en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/ofamfetamine,
althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine,zijnde
MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/ofamfetamine
(een)middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet,voor te bereiden
en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en
/of vervoermiddelen en/ofstoffen
en/of gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden
heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s) wisten
of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd
was/waren tot het plegen van
het/die delicten,
immers,
heeft/hebben hij, verdachte en
/of (een of meer van)zijn mededaders op voornoemde tijdstippen in voornoemde pleegplaats
op het perceel [adres 2]
• een
of meer(grote) hoeveelheid
(en)grondstoffen en/of chemicaliën
en/of vaten en/of hardware en/of productiemiddelen/productievoorwerpenen
/of
• een
(compleet)in werking zijnde laboratorium-opstelling en/of productieplaats
(bedoeld voor de productie van amfetamine
en/of MDMA althans een of meer middelen genoemd op lijst 1 van de Opiumwet)
voorhanden gehad, waarvan verdachte en
/ofzijn mededaders wisten
of ernstige redenen had(den) te vermoeden,dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van
dat/die feiten;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
1 augustus 20121 april 2012tot en met 28 augustus 2012,
in elk geval op of omstreeks 28 augustus 2012te Oudenbosch,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 5]) een hoeveelheid van
(in totaal) ongeveer320
althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN
/OF
hijop
of omstreeks28 augustus 2012 te Oudenbosch,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 64 gram
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hijop
of omstreeks28 augustus 2012 te Roosendaal,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 280 gram hennep,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Zij vordert voorts de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Voorts heeft verdachte de schorsing van de voorlopige hechtenis aangepakt om hulp te zoeken en wordt hij nu behandeld. Daarnaast heeft hij zijn computerdiploma gehaald en is hij aan het solliciteren. Al deze trajecten zouden worden verstoord als verdachte terug de gevangenis in zou moeten.
Voorts wijst de raadsvrouw op de ondergeschikte rol van verdachte bij de amfetamineproductie. Daarnaast dient strafvermindering plaats te vinden omdat de redelijke termijn is overschreden buiten toedoen van verdachte en is het schietincident bij verdachte heel zwaar gevallen en is hij daar enorm van geschrokken.
Om al die redenen heeft de raadsvrouw bepleit te volstaan met een langdurige voorwaardelijke straf en zo nodig een taakstraf.
Wijzend op het feit dat verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat zijn persoonlijk belang bij een schorsing van de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig is heeft de verdediging verzocht de schorsing niet op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft met anderen in een drugslaboratorium op grote schaal amfetamine (speed) geproduceerd en hij heeft deze ook op kleine schaal verhandeld. Het gebruik van synthetische drugs brengt gezondheidsrisico's mee zoals de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs nog ander gevaar. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen en op het ontploffingsgevaar dat bij de productie aanwezig is. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Voorts heeft verdachte met een ander hennep geteeld en bleek hij bij zijn aanhouding 64 gram hasjiesj en 280 gram hennep voorhanden te hebben. Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als hier sprake van is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Ook het bezit van dergelijke partijen hennep en hasjiesj zijn strafbaar. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor druggerelateerde feiten.
De rechtbank houdt voorts rekening met het rapport van deskundige F. van Nunen, psycholoog van 10 april 2013 en het rapport van de reclassering van 13 augustus 2013. De psycholoog komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een lichte persoonlijkheidsstoornis NAO, een aanpassingsstoornis met gemengde angstige en depressieve stemming, ADHD en een beperkte intelligentie. Verdachte is in zijn jeugd affectief en pedagogisch tekort gekomen door de langdurige heroïneverslaving van zijn vader en de beperkte psychische spankracht van zijn moeder. De psycholoog adviseert om hem licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De reclassering meldt dat verdachte onder bewind is gesteld en tijdens zijn voorarrest de TRA en de VCA training heeft gedaan. Verdachte kan niet goed lezen en schrijven. De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich moet melden bij de reclassering en zich ambulant moet laten behandelen door het GGz of een soortgelijke instelling.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 4 jaar onvoorwaardelijk gevorderd. De rechtbank ziet aanleiding om aanzienlijk van de eis van de officier van justitie af te wijken. Verdachte was immers niet de initiator van de productie van amfetamine. Hij was nog in de leer als ‘kok’ bij [medeverdachte 2] en hij was niet betrokken bij de opbouw van het drugslaboratorium, de eerste twee productierondes en de ontmanteling van het drugslaboratorium. Ook is niet gebleken dat verdachte meedeelde in de opbrengst van de productierondes. De bewezenverklaarde handel in amfetamine betreft immers slechts het kleinschalige dealen met medeverdachte [medeverdachte 4]. De rechtbank heeft ook meegewogen dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en niet eerder is veroordeeld voor een drugsdelict. Bovendien heeft het strafproces tegen verdachte ten gevolge van het schietincident ruim een jaar vertraging opgelopen, hetgeen niet aan verdachte was te wijten. De behandeling van de strafzaak van verdachte is destijds opgeschort om de politie een onderzoek te laten instellen naar het schietincident, dat plaatsvond op 4 november 2013. Het einddossier met betrekking tot dat onderzoek is aan het dossier toegevoegd. Het onderzoek heeft geen aanknopingspunt opgeleverd waaruit zou kunnen blijken dat het incident in enige relatie stond tot de strafzaak van verdachte dan wel van zijn medeverdachten. De rechtbank ziet daarom in het schietincident zelf geen reden tot matiging van de straf.
Dit alles tegen elkaar afwegend, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat in dit geval een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden, naast de gebruikelijke algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden verbonden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 2, 3, 10, 13 en 14 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
.feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en medeplegen van een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij
weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod, en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel
3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van
de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 dagen na afloop van de gevangenisstraf zal melden bij de Reclassering Breda op het volgende adres: Langendijk 34 te Breda / Peter Vineloolaan 12-16 te Bergen op Zoom. Hierna moet verdachte zich gedurende de proeftijd blijven melden, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd voor zijn psychische problematiek onder ambulante behandeling zal stellen van de GGz of soortgelijke ambulante forensisch zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Atteveld, voorzitter, mr. Hertsig en mr. Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 20 februari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal, onderzoeksnummer 205A11023, genaamd [naam 2], bestaande uit 25 ordners en 4 nagekomen ordners, van de politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en per zaak doorgenummerd.
2.Het proces-verbaal betreffende het aanwenden van bijzondere opsporingsbevoegdheden, ordner 13, dossier F, pagina 6 tot en met 23.
3.Het proces-verbaal van het eerste verhoor van [medeverdachte 3] van 29 augustus 2012, ordner 21, dossier H, pagina 436.
4.Een tekening van het perceel [adres 2] te Roosendaal, gemaakt door [medeverdachte 3], ordner 21, dossier H, pagina 462.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 329 e.v..
6.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 352 e.v..
7.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 353.
8.Het proces-verbaal het eerste verhoor van [medeverdachte 1] ordner 20, dossier H, pagina 23.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 397 e.v..
10.Het aantal liters blijkt uit de kennisgeving inbeslagname, nummers 8 E en 35 E (mierenzuur), 34 E (zoutzuur), 12 E methanol en 74 E en 75 E (zwavelzuur), ordner 5, dossier D, pagina 834 - 843.
11.Het gewicht blijkt uit de kennisgeving inbeslagname, nummers 28 E, 84 E en 99 E, ordner 5, dossier D, pagina 834 - 843.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 401.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 424 - 427.
14.Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 31 oktober 2012, ordner 7, dossier E, pagina 432 e.v..
15.De goederenbijlage: SIN AAFC2352NL en AAFC2350NL, ordner 7, dossier E, pagina 451 en 455.
16.Het rapport van het NFI d.d. 19 oktober 2012, ordner 7, dossier E, pagina 473 en 478.
17.Het rapport van het NFI d.d. 21 november 2012, ordner 7, dossier E, pagina 457.
18.Het resumé-proces-verbaal van 25 januari 2013, ordner 7, dossier E, pagina 39.
19.De processen-verbaal van bevindingen, ordner 25, dossier K, pagina 416A e.v..
20.Het proces-verbaal verhoor getuige, ordner 20, dossier G, pagina 41 e.v..
21.Het proces-verbaal verhoor verdachte, ordner 20, dossier H, pagina 248.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 534 e.v..
23.De kennisgeving van inbeslagneming van 29 augustus 2012, ordner 6, dossier D, pagina 938.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 8, dossier E, pagina 536.
25.Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 16 april 2013, los in het dossier.
26.De goederenbijlage: SIN AAFC2364NL, ordner 7, dossier E, pagina 451 en 456.
27.Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 19 oktober 2012, ordner 7, dossier E, pagina 473 en 478.
28.Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 21 november 2012, order 7, dossier E, pagina 456.
29.Het proces-verbaal van het eerste verhoor van[verdachte], ordner 21, dossier H, pagina 608.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 495 e.v..
31.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 7, dossier E, pagina 496.
32.Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 15 oktober 2012, ordner 7, dossier E, pagina 511.
33.Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 22 januari 2013, ordner 7, dossier E, pagina 525.
34.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 20, dossier H, pagina 306.
35.De lijst inbeslagneming bij doorzoeking van locatie F, ordner 5, dossier D, pagina 870.
36.Het geschrift, zijnde een foto van een notitie, ordner 21, dossier H, pagina 651.
37.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 21, dossier H, pagina 464 e.v..
38.Het proces-verbaal van verhoord, ordner 21, dossier H, pagina 459.
39.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 21, dossier H, pagina 459 en 460.
40.Het resumé proces-verbaal van 25 januari 2013, ordner 7, dossier E, pagina 44.
41.De getuigenverklaring, afgelegd op de zitting van 10 oktober 2013.
42.Het proces-verbaal van het 7e verhoor van [medeverdachte 2] van 17 september 2013, los in het dossier.
43.Het proces-verbaal van het 1e verhoor van 29 augustus 2012, ordner 21, dossier H, pagina 611.
44.Het proces-verbaal van het 3e verhoor van 30 augustus 2012, ordner 21, dossier H, pagina 629.
45.Zie hiervoor voetnoot 38.
46.Proces-verbaal van verhoor, ordner 10, dossier E, pagina 1622 t/m 1633.
47.Tapgesprek 14-07-2012, 19.53.08 uur, ordner 10, dossier E, pagina 1601 t/m 1602 alsmede het proces-verbaal stemherkenning en identificatie [medeverdachte 4], ordner 10, dossier E, pagina 1583 tot en met 1599.
48.Tapgesprek 16-07-2012, 18.10.36 uur, ordner 10, dossier E, pagina 1603.
49.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 21, dossier H, pagina 634.
50.Proces-verbaal van bevindingen, ordner 12, dossier E, pagina 2830 t/m 2832.
51.Proces-verbaal van bevindingen, ordner 12, dossier E, pagina 2889.
52.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 21, dossier H, pagina 609.
53.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 21, dossier H, pagina 644.
54.Het uitgewerkt verhoor van [medeverdachte 3], 19 september 2012, pagina’s 4 en 17.
55.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 12, dossier E, pagina 2970.
56.De samenvatting tapgesprekken, ordner 12, dossier E, pagina 2804 e.v. (gespreksnummer 320).
57.De kennisgeving inbeslagneming, ordner 6, dossier D, pagina 1040.
58.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 12, dossier E, pagina 2891.
59.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 12, dossier E, pagina 3027.
60.Het proces-verbaal van verhoor, ordner 10, dossier E, pagina 1731;
61.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 5, dossier d, pagina 870;
62.De processen-verbaal van indicatieve drugstesten, ordner 10, dossier E, pagina 1695 t/m 1702.
63.Proces-verbaal van verhoor, ordner 10, dossier E, pagina 1714.