Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van een bestuurder, Blh, voor onbetaald gebleven loonbelastingschulden van een failliete vennootschap, A BV. Blh was als bestuurder ingeschreven in het handelsregister en had zich feitelijk beziggehouden met het beleid van de vennootschap. Na het faillissement van A BV werd Blh aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 128.559 aan naheffingsaanslagen loonbelasting, omdat hij niet had voldaan aan de meldingsplicht van betalingsonmacht. De rechtbank oordeelde dat Blh niet aannemelijk had gemaakt dat het niet voldoen aan deze meldingsplicht niet aan hem te wijten was. De rechtbank concludeerde dat Blh terecht aansprakelijk was gesteld voor de belastingschulden van de vennootschap, omdat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen als bestuurder volgens artikel 36 van de Invorderingswet 1990. De rechtbank verklaarde het beroep van Blh ongegrond en bevestigde de aansprakelijkstelling door de ontvanger van de Belastingdienst.