ECLI:NL:RBZWB:2016:1596

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
15_5769
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht afgegeven informatiebeschikking inzake administratieplicht van een Aziatisch restaurant

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, een Aziatisch restaurant, en de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 een informatiebeschikking afgegeven op basis van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), omdat de inspecteur van mening was dat de administratie van de belanghebbende niet voldeed aan de eisen van de Awr. De belanghebbende had hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was afgegeven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende zich niet aan de administratie- en bewaarplicht heeft gehouden. De inspecteur had geconstateerd dat er gegevens ontbraken in het kassasysteem van het restaurant, waaronder betalingen en bestellingen. De belanghebbende had verklaard dat deze gegevens mogelijk waren verwijderd in verband met de afkoop van drankrekeningen, maar de rechtbank vond deze verklaring onvoldoende onderbouwd. Ook de stelling dat de storingen in het kassasysteem de oorzaak waren van de ontbrekende gegevens werd niet geloofwaardig geacht.

De rechtbank concludeerde dat de administratie van de belanghebbende niet op de juiste wijze was gevoerd, waardoor niet kon worden vastgesteld of de gegevens die relevant zijn voor de heffing van vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting correct waren. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de informatiebeschikking van de inspecteur.

Uitspraak

Rechtbank zeeland-west-brabant

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Tilburg
Zaaknummer: BRE 15/5769
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 een informatiebeschikking afgegeven als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) betrekking hebbend op de vennootschapsbelasting, de loonheffing en de omzetbelasting (de informatiebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 juli 2015 de informatiebeschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2015.
Namens belanghebbende zijn verschenen haar gemachtigde, [gemachtigde] , verbonden aan [advocatenkantoor en belastingadviseur] te Groningen, vergezeld van [persoon A] , kantoorgenoot van de gemachtigde en [persoon B] . De inspecteur heeft zich laten vertegenwoordigen door [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende exploiteert in 2012 en 2013 een Aziatisch restaurant en hanteert daarbij het all-you-can-eat concept. Binnen de door belanghebbende gekozen formule kan drank op rekening worden besteld, maar is het ook mogelijk de drankrekening tegen een vast bedrag af te kopen.
2.2.
Naar aanleiding van de namens belanghebbende ingediende aangiften vennootschapsbelasting 2012, loonheffingen 2012 en 2013 en omzetbelasting 2012 en 2013 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Het boekenonderzoek is nog niet afgerond en er is nog geen rapport van dat onderzoek beschikbaar.
2.3.
Op grond van de voorlopige bevindingen bij het boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende zich op onderdelen niet heeft gehouden aan de administratie- en bewaarplicht. Met dagtekening 14 december 2014 is daarom de informatiebeschikking afgegeven.
2.4.
Belanghebbende maakt gebruik van een afrekensysteem CSI POS. In dit kassasysteem worden onder meer bestellingen (Orderlines) en betalingen (Payments) geregistreerd. Foutief ingevoerde bestelregels of betalingen kunnen worden gecorrigeerd. Die correcties worden vermeld in een aparte tabel (Corrections). Bestellingen van voedsel worden in de Orderlines opgenomen, maar daaraan wordt in het systeem geen afzonderlijke prijs gekoppeld. De bestelde drank wordt ook in de Orderlines opgenomen waarbij wel een koppeling wordt gemaakt met de prijs van de consumptie. Aldus wordt voor de desbetreffende tafel de drankrekening opgemaakt. Wanneer gekozen wordt voor afkoop van de drankrekening, wordt deze rekening bij het afrekenen omgezet naar de afkoopsom. Het afrekensysteem biedt daartoe een functionaliteit.
2.5.
In 2012 hebben zich in het kassasysteem diverse storingen voorgedaan. De kassadetailgegevens van de perioden van 1 juni 2012 tot 17 juli 2012, 27 november 2012 tot 30 november 2012 en 13 december 2012 tot 31 december 2012 ontbreken.
In de data van het jaar 2013 ontbreken 1.963 Payments en 56.678 Orderlines in die zin dat sprake is van lege regels. Van deze ontbrekende gegevens komen slechts 55 betalingen terug in de Corrections tabel.
2.6.
Aan het eind van iedere dag wordt een Z-afslag van het kassasysteem gemaakt waarop, onder meer, de totale dagomzet is vermeld (de Z-afslagen).
2.7.
De lonen van het personeel van belanghebbende worden in de hier in geschil zijnde jaren contant uitbetaald. Er wordt niet vastgelegd op welke datum, welke bedragen aan welke werknemer worden uitbetaald. Belanghebbende heeft de werkroosters niet bewaard.

3.Geschil

3.1
In geschil is of de inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft afgegeven. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende voldaan heeft aan de administratie- en bewaarplicht.
3.2.
Belanghebbende stelt primair dat de informatiebeschikking voor zowel 2012 als 2013 ten onrechte is afgegeven. Volgens belanghebbende voldoet haar administratie aan de eisen van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en zijn alle van belang zijnde bescheiden beschikbaar. Subsidiair stelt belanghebbende dat de informatiebeschikking voor 2012 ten onrechte is afgegeven.
3.3.
De inspecteur stelt dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven. Volgens de inspecteur voldoet de administratie van belanghebbende niet aan de eisen van artikel 52 van de Awr. Daartoe voert de inspecteur onder meer aan dat de kasadministratie gebreken vertoont en er gegevens uit het kassasysteem ontbreken, dat het door belanghebbende aangegeven brutowinstpercentage lager is dan op grond van branche-informatie is te verwachten, dat het aantal loonheffingsdagen dat volgt uit de salarisadministratie lager is dan uit verklaringen van belanghebbende over drankgebruik door personeel volgt en dat de eindvoorraad drank ultimo 2013 onwerkelijk hoog is.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Belastingplichtige is administratieplichtige in de zin van artikel 52, tweede lid, van de Awr. Artikel 52, eerste lid van de Awr bepaalt, voor zover hier van belang, dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting verder van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
4.2.
Belanghebbende bestrijdt niet hetgeen is vermeld bij 2.5. Belanghebbende heeft ten aanzien van de bij 2.5. vermelde verdwenen betaalrecords verklaard dat deze regels mogelijk zijn verwijderd in verband met de afkoop van drankrekeningen. Nu de inspecteur onweersproken heeft gesteld dat de daarmee samenhangende facturering en betaling van de afkoopsommen niet voorkomt in het afrekensysteem terwijl het systeem daarvoor wel een functionaliteit heeft, acht de rechtbank deze verklaring onvoldoende. Voor het overige heeft belanghebbende enkel gesteld dat het verdwijnen van regels uit het kassasysteem vermoedelijk verband houdt met een systeemfout in het kassasysteem waardoor ook de andere storingen vermeld bij 2.5. worden veroorzaakt. Wat die storingen of systeemfout precies inhouden heeft belanghebbende echter niet geconcretiseerd. Belanghebbende heeft verder geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een systeemfout of storingen die tot gevolg hebben gehad dat betaal- en bestelregels zijn verdwenen. Ook zijn geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat er weliswaar lege regels in het systeem voorkomen, maar dat daar ook nooit informatie in heeft gestaan. Evenmin heeft belanghebbende, tegenover de stelling van de inspecteur dat de storingen in het kassasysteem in 2013 reeds verholpen waren, aannemelijk gemaakt dat het kassasysteem in 2013 nog altijd te kampen had met storingen. Belanghebbenden heeft voorts haar stelling dat het ontbreken van de kassadetailgegevens in 2012 het gevolg is van de storingen in het kassasysteem, niet met stukken onderbouwd.
4.3.
Belanghebbende heeft verklaard dat zij de door haar aangegeven omzet heeft gebaseerd op de omzet zoals die volgt uit de Z-afslagen. Nu vaststaat dat er betalingen in het afrekensysteem ontbreken, en deze betalingen, zo begrijpt de rechtbank, niet kunnen zijn verwijderd nadat de Z-aanslagen waren uitgedraaid, geven de Z‑afslagen reeds daarom op zichzelf geen getrouw beeld van de gerealiseerde omzet.
4.4.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat in de loonadministratie per werknemer een loonstrook aanwezig is en dat daaruit de loonbetalingen blijken. Volgens haar wordt daarmee voor de loonbelasting voldaan aan de administratieve eisen. Gelet op de omstandigheid dat belanghebbende de lonen contant heeft uitbetaald, is het enkel bijhouden van loonstroken echter onvoldoende omdat aldus niet de juistheid van de afgedragen loonbelasting kan worden gecontroleerd. Er kan immers niet worden vastgesteld dat de gegevens op de loonstroken overeenkomen met wat aan de werknemers is uitbetaald. Evenmin kan aldus worden vastgesteld of voor alle werknemers loonbelasting is afgedragen. De werkroosters vormen in dat kader een essentieel onderdeel van de loonadministratie.
4.5.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de administratie van belanghebbende niet op zodanige wijze is gevoerd dat daaruit de voor de heffing van vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting van belang zijnde gegevens duidelijk blijken. Aan de administratieplicht van artikel 52 van de Awr is dan ook niet voldaan. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over de kwaliteit van de kasadministratie en de wijze waarop de contant ontvangen omzet wordt bepaald, behoeft daarom geen behandeling.
4.6.
Nu belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van overmacht en haar daarom niet verweten kan worden dat haar administratie niet voldoet, is de informatiebeschikking voor de jaren 2012 als 2013 terecht afgegeven en dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Belanghebbende bestrijdt niet dat de bij 2.5. vermelde gegevens ontbreken en niet is gesteld of gebleken dat zij alsnog de desbetreffende gegevens zou kunnen verstrekken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding op de voet van artikel 27e, tweede lid Awr een nieuwe termijn te stellen.
4.7.
Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd over de theoretische omzetberekeningen is niet relevant voor de vraag of de beschikking terecht is afgegeven. Dit kan aan de orde worden gesteld in procedures over aanslagen die zijn gebaseerd op dergelijke berekeningen.

5.Proceskosten

5.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling in tegenwoordigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2016.
griffier rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.