In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, een Aziatisch restaurant, en de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 een informatiebeschikking afgegeven op basis van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), omdat de inspecteur van mening was dat de administratie van de belanghebbende niet voldeed aan de eisen van de Awr. De belanghebbende had hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was afgegeven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende zich niet aan de administratie- en bewaarplicht heeft gehouden. De inspecteur had geconstateerd dat er gegevens ontbraken in het kassasysteem van het restaurant, waaronder betalingen en bestellingen. De belanghebbende had verklaard dat deze gegevens mogelijk waren verwijderd in verband met de afkoop van drankrekeningen, maar de rechtbank vond deze verklaring onvoldoende onderbouwd. Ook de stelling dat de storingen in het kassasysteem de oorzaak waren van de ontbrekende gegevens werd niet geloofwaardig geacht.
De rechtbank concludeerde dat de administratie van de belanghebbende niet op de juiste wijze was gevoerd, waardoor niet kon worden vastgesteld of de gegevens die relevant zijn voor de heffing van vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting correct waren. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de informatiebeschikking van de inspecteur.